Plaats: Mayor of Oosterhout
(1) Hij is getrouwd met Barbara Sebrecht Adriaens.
Zij zijn getrouwd
Opvallend is, dat de kinderen uit Jans
tweede huwelijk Sebrechts of Zeben genoemd worden naar hun
moeder, Barbara Sebrechts. Maar uiteindelijk, ongeveer in het
midden van de zeventiende eeuw, noemen alle nazaten van Jan
Peter Adriaen Martens zich Weterings. Dit in tegenstelling tot de
nakomelingen van zijn broers, die blijven zich Martens noemen.
"Louis Weterings, "De Brabantse Leeuw", y. 39, ed. 2"
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Lijnken Allart Adriaen Dircks.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1563.Bron 1
Kind(eren):
ALIA /Watringhs/
Schepen van oosterhout van 1584 tot 1588
Burgemeester in 1589
Schepen van 1590 tot 1591
samen met Lijnken Allart Adriaen Dircks kocht hij van de erfgenamen van Johanna Jan Nijs een stede aan de Houtse Heuvel. Daar woonde Jan tot in 1578: dat jaar verkocht hij de stede aan Jan Aert Andriessen en kocht hij van dezelfde
een huis, tuin, schuur en erf ten Hout bij de kapel, de Houtse Heuvel west.
Zijn oude stede was belast met een viertel rogge erfpacht aan de begijnen te Geertruidenberg. Maar in de roerige periode van de Tachtigjarige Oorlog is deze niet altijd voldaan.
Vermoedelijk is door de bezetting van Geertruidenberg door de Staatse troepen in 1573 het begijnen onmogelijk geweest hun belangen in en om Oosterhout te behartigen. Later is de situatie voor de 'roomsen' weer wat verbeterd, zodat de vordering weer kon plaatsvinden:
De erfgenamen van Jan Peter Adriaen Martens werden in 1606 door Aert Jan Aert Andriessen gesommeerd om de niet betaalde cijns te voldoen. Aert werd namelijk als erfgenaam
en bewoner van de stede die zijn vader van Jan had gekocht door de rechthebbenden onder druk gezet. Het object wordt bijgelegenheid als volgt omschreven:
"een huis met hof en erven tot de stede behorende, groot drie lopenzaad, gestaan en gelegen ten
Hout aan de Heuvel bij de Weijtering, Adam de Smidt west, de Heuvel noord."
De benaming 'Weijtering' behoeft enige toelichting. Sinds mensenheugenis liggen er op de Houtse Heuvel enkele wat wij nu noemen 'brandkuilen'. Een daarvan treffen we thans nog aan:
hij ligt tegenover het huidige kerkhof, dat is gelegen op de plaatswaar vroeger de oude capelle ten Hout heeft gestaan. Navraagbij enkele zeer bejaarde inwoners van de Hout leert, dat deze zogenaamde
brandkuilen in het begin van de 20° eeuw nog door hun ouders "de Weijtering" genoemd werden. Bovendien lag aan de zuidzijde van de Heuvel tegenover de oude jongensschool nog zo'n
'Weijtering', maar die is thans verdwenen, ofschoon de plaats nog zichtbaar is. Het waterpijl ten opzichte van honderd jaar geleden ter plaatse ongeveer twee meter gedaald.
Jan Peter Adriaen Mertens heeft dus op twee plaatsen gewoond met een wetering voor de deur.
Het ontstaan van de naam Weterings via Watringhs, Weitringhs en Weeterings is hiermee
wel verklaarbaar: namelijk de plaats van vestiging.
Verder zijner nog een paar bijkomstigheden. De naam Martens blijft veelvuldig voorkomen. De kinderen van Jans broers hadden dezelfde voornamen, wellicht daarom noemde Jans oudste zoon zich al
vlug Peter Jan Watringhs.
Opvallend is, dat de kinderen uit Jans tweede huwelijk Sebrechts of Zeben genoemd worden naar hun
moeder, Barbara Sebrechts. Maar uiteindelijk, ongeveer in het midden van de zeventiende eeuw, noemen alle nazaten van Jan Peter Adriaen Martens zich Weterings. Dit in tegenstelling tot de
nakomelingen van zijn broers: die blijven zich Martens noemen.
(Louis weterings, "De Brabantse Leeuw, jg; 39, ed, 2)
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Courtesy Mr. Coolen Henk, http://users.telenet.be/henk.coolen