Gereformeerd
Geloof: Gereformeerd
Hij is getrouwd met Aafje Cornelis Bakker.
Zij zijn getrouwd op 9 april 1826, hij was toen 24 jaar oud.
Kind(eren):
Deze Jacob is de stamvader van een groot aantal de Beurs(en) in Den Helder, waaronder velen van beroep "spekslager". Verder genoemd de "Helderse groep de Beurs".
Bewijs van goed gedrag afgegeven door burgemeester van Zijpe en Hazepolder gedateerd "Zijpe de derden april 1800 zesentwintig" en gerigistreerd te Schagen 5 april tegen betaling van "Eene gulden Eenecent".
De tekst luidde: "De Burgemeester der Gemeente Zijpe en Hazepolder binnen de Provincie Noord Holland, certificeert bij deze de Jacob de Beurs van beroep Slagter, woonachtig in de Zijpe, zich gedurende zijne inwoning binnen gemelde Gemeente, als een Stil, geschikt en eerlijk Ingezetenen heeft gedragen, waarvan dit bewijs aan .....(onleesbaar) is uitgereikt, om hem te kunnen dienen en gelden, daar en zoo het behoort".
Verder is bekend dat Jacob, geloot hebbende voor opkomst in militaire dienst, door betaling van 300,00 in de plaats stelde een vervanger.
Van beroep Slagter zijnde, en dit beroep ook in Den Helder uitoefende, heeft tot gevolg gehad dat er vele "spekslagers" in Den Helder gevestigd geweest zijn geweest. Zeker 6 tegelijkertijd en zo was er in het oude Den Helder een straat genoemd Beurssteeg, afgeleid van de slagerijen de Beurs.
Vanuit Den Helder zijn o.a. slagersfamilies de Beurs uitgezwermd naar Ymuidenen en Amsterdam. Uiteraard zijn nadien ook andere beroepen gekozen en zijn van de talrijke nakomelingen van Jacob's afstammelingen in andere plaatsen zich gaan vestigen.
Niettemin heeft deze merkwaardigheid het onderzoek naar de familie de Beurs in deze groep vereenvoudigd. Vrij snel kon van de thans nog in leven zijnde familie de herkomst teruggevoerd worden naar Jacob.
Nog een merkwaardigheid heeft zich voorgedaan met betrekking tot het geloof. Van oorsprong Hervormd, is een Rooms-Katholieke tak ontstaan, die heel duidelijk is. Maar daarover later meer bij de betreffende stamvader.
SPEKSLAGERIJEN DE BEURS
Na het gereedkomen van het Groot Noordhollands Kanaal in 1824, besloot Den
Helder tot het aanleggen van het Helderse Kanaal, zodat hierlangs pakhuizen, kantoren en riante woningen konden worden gebouwd.
En aangetrokken door de verwachte welvaart besloten ook neringdoenden hier hun zaak te vestigen. Onder hen ook de Haringhuizer Jacob de Beurs (1801-1845), zoon van Johannes de Beurs en Antje Cornelia Grin. Het is niet helemaal duidelijk waarom dit gezin naar Den Helder verhuisde, mogelijk omdat hier meer mogelijkheden voor middenstanders waren dan in Haringhuizen.
Bij de immigratie naar Nieuwediep was wel een bewijs van 'goed gedrag' nodig, omdat Den Helder als vestingstad onbetrouwbare lieden en zwervers weerde. Toen het gezin de Beurs de vestigingsvergunning bezat, startte ook de kleurrijke geschiedenis van de spekslagerijen De Beurs. Het aan de Kanaalweg wonende gezin kreeg acht kinderen, waarvan de vier zonen hetzelfde beroep kozen als hun vader.
De oudste zoon Johannes Jacobus (1826-1911) droeg op zijn beurt de slagerij over aan zijn kleinzoon Jan (1857-1900). Rond 1900 ging het bedrijf over op de achterkleinzoon Pieter (1887-1958).
In die dagen was het vrij normaal dat melkslijters, bakkers of groentehandelaren
met hun koopwaar langs de deuren gingen, de slager weliswaar niet met een handkar. Die nam eerst de bestelling op, waarna de bezorging de volgende dag plaats vond. Pieter de Beurs vertrok 's morgens voor een lange tippel, voorzien van de slagersmand aan zijn arm of op schouder, naar gelang het gewicht.
Pieter liep altijd via de Hoofdgracht, Buitenhaven, Binnenhaven naar de Visbuurt, waar hij bestellingen opnam of het bestelde afleverde dat door de meesterknecht klaar was gemaakt. Hierna tippelde hij naar de Oude Helder, ondertussen werden dan de genoteerde bestellingen van zijn eerste route klaar gemaakt en bij thuiskomst maakte Pieter de andere bestellingen klaar voor bezorging.
Zijn beroepskeuze was geen makkelijke beslissing geweest. Op 14 jarige leeftijd wilde hij liever een blauwe werkkiel dan een witte dragen, maar bij gebrek aan een opvolger wilde hij zijn moeder niet in de verlegenheid brengen.
Oom Gerrit de Beurs, die aan de Bassingracht zat en enkele boerderijen aan de Doggersvaart bezat, wist gelukkig raad. Hij maakte voor Pieter een afspraak met bedrijfsboer Zwaag en hier kon Pieter meteen aan de slag.
Waarschijnlijk had Pieter zich het boerenleven romantischer voorgesteld. De nacht bracht hij door in een zogeheten 'koets', één van de bedsteden in de stal waar ook het melkvee stond. Deze omgeving was heel wat minder comfortabel dan hij gewend was aan de Kanaalweg. Als gevolg van de 'koedamp' plakten zowel de lakens als de dekens vast aan de buitenkant van de bedstee, die ook nog eens besmeurd was met rondspattende uitwerpselen van de op stal staande dieren. In de tweede bedstee sliep de meid en als 's avonds het zware werk erop zat moesten de schapen nog worden geteld. Dat was geen sinecure, want het tellen van de in beweging zijnde kudde van zo'n 80 schapen, was zeker voor een beginneling niet makkelijk. 's Morgens omstreeks 04.00 uur moest Pieter alweer uit bed om de koeien te melken. Al na twee weken zware arbeid keerde Pieter terug naar zijn ouderlijk huis.
Mede om te voorkomen dat er in een bedrijf vleesoverschotten zouden ontstaan, men had nog geen elektrische koeling. Zo werd 's winters het ijs uit sloten gehaald, 's zomers kwamen schepen uit Noorwegen beladen met ijsbrokken hier naar toe. Het door Pieter de Beurs geleverde spek vond gretig aftrek in Wieringen, Breezand en omgeving. Zeker in de oogsttijd, wanneer onder andere inwoners van Gelderland naar de Anna Paulownapolder trokken en in de schuur zelf hun potje moesten koken. Voor deze arbeiders werd het bestelde spek per beurtvaart verzonden. Als de beurtschipper arriveerde blies hij op een hoorn waarna Jaap van Otteren de Mosterdbrug open kon draaien. Ook in de slagerij keek men altijd uit naar de komst van dit schip. Als de schipper zijn hand omhoog stak betekende dit, dat er voor De Beurs een bestelling bij zat. Pieter de Beurs werd opgevolgd door de bet-achterkleinzoon van Jan de Beurs, die zat in de slagerij tot 1944. In dat jaar moesten op last van de bezetter alle hebouwen in de kusstrook worden gesloopt. De slagerij was zowel tijdelijk in de Koningstraat als in de slagerij van de gebroeders Van Berkum aan de Spoorstraat gevestigd waarna Jan de Beurs in 1950 een zaak aan de Sluisdijkstraat kon openen. Bij gebrek aan opvolging werd de slagerij in 1960 voortgezet door D. Kater. De tweede zoon van oprichter Jacob de Beurs, Pieter de Beurs (1833-1907), had een vervoersbedrijf aan de Middenstraat. Maar toen het Noordzeekanaal in 1876 werd geopend, was er minder vrachtverkeer dat
Den Helder aandeed, de bedrijvigheid liep terug en vandaar dat het gezin De Beurs besloot naar IJmuiden te verhuizen. De derde zoon van Jan de Beurs, Gerrit de Beurs (1838-1907) probeerde aan de Bassingracht een slagerij draaiende te houden. Gerrit de Beurs werd opgevolgd door Gijsbert (1869-1894) en na diens overlijden kwam zwager Arie Govers in de zaak. Kleinzoon Gerrit de Beurs (1899-1978) verkocht het pand aan slager Peter Koning. Van de vierde zoon van Jacob de Beurs, Johannes Hendrikus (1840-1927) is bekend dat hij nooit zelfstandig slager is geweest, wel heeft hij met zijn oudste zoon Jacob (1868-1927) een slagerij gehad aan de Jan in 't Veltstraat. Jacob de Beurs is nooit getrouwd en verkocht de slagerij aan Lucas Jacobs. Later was in deze slagerij Tom Wittenberg actief. De twee zonen van Johannes Jacobus (1826-1911), te weten Jacob (1851-??) en Cornelis (1863-1931) hebben elk een slagerij gehad.
Jacob de Beurs had in de jaren 1880-1898 zijn slagerij aan het einde van de Spoorstraat-hoek Vlamingstraat. In dit pand heeft later A. de Graauw, tot en met 1981, zijn behang- en feestartikelenwinkel gehad. Cornelis de Beurs liet een slagerij bouwen naast het Algemeen Militair Tehuis, kreeg in de slagerij assistentie van zijn zoon Johannes Jacobus (1890-1973) die daarnaast ook eieren verkocht. Hij leverde ijs aan zowel het marine- als burger hospitaal aan de Buitenhaven en verkocht aan de burgerij allerlei loten. Deze slagerij werd vanaf 25 maart 1926 voortgezet als een zaak in dames- en kinderhoeden. De zusters Pietertje de Beurs (1891-1979) en Johanna Hendrika de Beurs (1897-1981) hadden hier de leiding.
Jacob de Beurs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1826 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aafje Cornelis Bakker |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.