MUNCKERUS (Samuel), zoon van Thomas, werd, na aan de scholen te Utrecht en te Gouda onderwezen te hebben in 1691, in plaats van Caspar Rombergius, rector te Leeuwarden, en in 1697 te Dordrecht, welke laatste betrekking hij in November van dat jaar aanvaardde met een Oratio inauguralis de literarum cum in pace tum in bello necessitate, eene wel gekozene stof, want men was toen in oorlog met Frankrijk, maar onderhandelde te Rijswijk. Zij is, gelijk het bij die gelegenheid door Michael de Man, toen conrector te Vlissingen, vervaardigd Carmen bij J. van Braam te Dordrecht in het licht gegeven. Munckerus werd in dien tijd voor een uitnemend latijnsch en nederduitsch dichter gehouden, Arntzenius, professor en gymnasiarch te Zutphen noemt hem een uitstekend man, en Janus Broekhusius zong:
Aonidum Munckere et Phoebi cura Latini.
Latere letterkundigen gaven een minder gunstig oordeel over zijne poezij, en die de moeite neemt zijn Artis poëticae periculum, trigesimum ante annum aetatis suae factum in libro Elegiarum, Silvarum et Epigrammatum, en Rijmproeve in allerleihande stijl en stoffe, beide in 1688 te Gouda uitgegeven, te doorbladeren zal hem waarlijk niet nevens de Franciussen, Broeckhusiussen, Antonidessen en Hoogstratens stellen. Het jubeljaar 1700 gaf den latijnschen en nederduitschen zangers, ruime stof tot dichten.
Hunne Carmina secularia en Eeuwgetijden vormen een bundel. Ook Munckerus kon niet zwijgen. Den 21 Jan. 1700 schonk hij burgemeesteren, wethouders en curatoren eene mythologische allegorische plaat, waarop de Dordsche Maagd met het Pallasbeeldje op de hand, eene vrij duistere verklaring er van, en een Carmen seculare Coronis met den titel:
Festivitas XVII a Salute parta etc. Cal. Jan. repraesentata a Samuele Munckero Gymnasiarcha. Hierbij behoorde: Onderhoud tusschen Philomusus en Philopragmon over Prent en Gedicht van den geleerden en beroemden heer S.M. op 't jubeljaar 1700, na de Geboorte onzes Heilands, als ook omtrent de stigtingen van d'Aloude Bataviesche Moederstad Dordrecht, opgestelt door Dirk Heringa.
Men heeft ook van hem:
Vreedezang aan de Ed. Groot Achtb. Heeren van Dordrecht eerbiedigd toegeëigend door Sam. Munckerus, op den vierdag zijnde den 6 van Slachtmaand des jaars 1697; te Dordrecht anno 1698.
Hij overleed den 1 Oct. 1700.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.