Kind(eren):
Taco Ludigman was een figuur uit een sage betreffende de geschiedenis van Friesland. Voor zijnwaarachtige historiciteit bestaan geen contemporaine bronnen, noch zijn er munten of andere
archeologische bewijzen.
De sage omvat de volgende onderdelen:
Ludigman (gekozen ongeveer 830) zou de tweede potestaat van Friesland zijn geweest. Taco of Focko
Ludigman was potestaat van Friesland in de laatste periode van de regering Lorraine van Lodewijk
de Vrome. Tijdens het Lotharingsch opperbestuur is hij opgevolgd door Adelbrik Adelen, van
Sexbierum.
Het is mogelijk, dat Hayo en Taco de zoons van Gosse zijn i.p.v. zijn broeders.
Kort na het begin van de regering van Lodewijk de Vrome werden de Deense vorsten, zonen van Godfrid, zó machtig dat ze Harald uit zijn rijk konden verdrijven. Van Lodewijk verkreeg Harald later steun en een gebied als leenman nabij de Deense grens. Samen met Lodewijk's benden, Saxers, Aboriten en Friezen kon hij nu zijn vijanden bestoken. De Noormannen namen wraak door met hun roofschepen ook de kusten van Vlaanderen en Aquitanïe te plunderen. Maar Harald verkreeg een nóg grotere steun van Lodewijk door te kennen te geven, dat hij zich tot het Christendom wilde bekeren. Begeleid door een honderdtal schepen voer hij de Rijn op om zich, samen met zijn vrouw Thora, twee broers Erik en Hemming, twee zonen Godfridc en Rodulf, plus vierhonderd van zijn landgenoten, te Mentz te laten dopen.
Het jaar 820 was voor Friesland een rampjaar door een natte zomer en langdurige, zware regens in de herfst waardoor de gewassen op het veld bedierven. Er ontstond een grote hongersnood, er kwamen vele kwaadaardige, besmettelijke ziekten onder mens en dier. Er stierven veel mensen, maar de sterfte onderhet vee was desastreus in het hele land. Ook zorgden de overstromende rivieren voor grote overlast en ellende.
Anno 526. Omstreeks 826 werd de Friese edelman, Fokko Ludigman , aangesteld als de tweede Potestaat over Friesland. Erik, een zoon van Harald, werd Stadhouder van Wijk bij Duurstede met grote landgoederen in leen. Hemming, de andere zoon van Harald, verkreeg gezag over Walcheren.
Harald zelf beheerstte het grootste deel vanaf de Wezer tot mogelijk de Vliestroom. Daarop sloten aan de lenen van Erik vanaf Kennemerland. En daarop sloten weer aan de gebieden van Hemming op de Zeeuwse eilanden en aan de Hollandse kusten. De hoofdreden van de belening van al deze kustgebieden was voor Lodewijk om deze gebieden beter te kunnen laten verdedigen tegen de roofzuchtige Vikingen. Maar later werd Lodewijk sterk bekritiseerd voor deze bezetting van het land der Friezen door de Denen.
Na het overlijden van Fokko Ludigman, werd Adelbrik van Adelen de derde Postestaat van Friesland. Al snel na zijn aanstelling voerde hij een leger Friezen aan tegen een inval van Gustaaf Lappon, die met ruim achthonderd ingehuurde Zweden en Gothen de Lauwers waren opgevaren om zich daar te vestigen. Bij het huidige Kollum werden de rovers verslagen.
Maar ook de Denen lieten Friesland niet met rust. Met dertien schepen stroopten ze de Friese kusten weer af. De Rijn werd opgevaren en Wijk-bij-Duurstede werd geplunderd en deels in de as gelegd. Met een nóg grotere vloot richtten de rovers in 835 grote verwoestingen aan op de kusten van Vlaanderen, langs de Maas, de Schelde en de Rijn. Friesland werd zwaar gebrandschat, Antwerpen, de handelsplaats Wilta en Wijk-bij-Duurstede werden geplunderd.
Anno 836. Lodewijk had in eigen gebied en aan het hof zoveel te stellen, dat hij geen behoorlijke voorzorgen kon nemen tegen de invallen van de woeste Noormannen.
In het voorjaar werden de kusten van Friesland wel met wat Frankische soldaten versterkt, maar dit belette de Denen niet6 om het jaar daarop terug te komen. Alleen het Friese gebied van Erik, een broer van Harald, kon goed worden bewaakt en verdedigd. Maar het slecht bezette Walcheren werd nogmaals geplunderd. Eginhard, Graaf van Walcheren, en Hemming, beide broers van Harald, sneuvelden daar in een gevecht tegen de Denen. Ten derde male voeren de Deense rovers de Rijn op en beroofden Wijk-bij-Duurstede.
Een bewerkt brokje uit: Algemeene Geschiedenis van Friesland (Steensma, 1845)
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.