in 1915 opgenomen in rijksopvoedingsinstituut in Haarlem, in 1926 en 1938 in strafgevangenis.
oorlogsslachtoffer, gefusilleeerd.
"Plegen van overvallen ten eigen bate" volgens de Rotterdamse Politie. Dit wordt weersproken door familieleden: de Joodse onderduiker Pieter Pligt (18) krijgt op zijn onderduikadres een luidruchtige ruzie met zijn onderduikgeefster, waarop omwonenden Pligt hebben overmeesterd en overgedragen aan politie-agenten in de veronderstelling dat het om een woningoverval gaat. De Rotterdamse Politie heeft Pligt vervolgens aan de SD overgedragen. Na hardhandig verhoor heeft Pligt de onderduikadressen van de twee andere gefusilleerden aan de SD verstrekt. Alle drie gefusilleerden hebben een Joodse achtergrond. Pieter Kraaijeveld (30) en Jacobus Dierijck (49) zijn niet in de woning aanwezig tijdens de vermeende overval. Er zijn geen andere overvallen aan het drietal toegeschreven. Vlak voor de bevrijding zijn de proces-verbalen van de politie[4] aangepast om de toedracht omtrent de overhandiging van een Joodse onderduiker aan de SD te verhullen door de beschuldiging van het plegen van een woningoverval. Ook is het een twijfelachtig verhaal dat de jeudige Pligt zich hierbij uitgegeven zou hebben voor een agent van de Sicherheitspolizei, dit onderdeel van het procesverbaal lijkt te zijn toegevoegd als naoorlogse rechtvaardiging om Pligt over te dragen aan de SD.
Pligt staat bij Yad Vashem geregistreerd als holocaust slachtoffer[5], Kraaijeveld had (deels) Joodse voorouders en ook Dierijck is een Joodse achternaam. De fusillade heeft als mogelijk werkelijk motief dat Joden door de spoorwegstaking niet meer afgevoerd konden worden richting de doorvoerkampen.
Hij is getrouwd met Jacoba van der Kamp.
Zij zijn getrouwd op 17 maart 1920 te Rotterdam , hij was toen 25 jaar oud.
Kind(eren):
Johannes Bernardus Dierijck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1920 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacoba van der Kamp |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.