Stamboom Bas » Adela van Hamaland (952-1021)

Persoonlijke gegevens Adela van Hamaland 

  • Zij is geboren in het jaar 952.

    Waarschuwing Let op: Was jonger dan 16 jaar (12) toen kind (Diederik van Hamaland) werd geboren (??-??-964).

    Waarschuwing Let op: Was jonger dan 16 jaar (15) toen kind (Azela van Hamaland) werd geboren (??-??-967).

  • (Geschiedenis) .Bron 1
    Adela van Hamaland (door sommigen ook wel Adela van Renkum genoemd) (ca. 950 - Keulen, ca. 1025?) was de oudste dochter van graaf Wichman II van Hamaland en Liutgard van Vlaanderen. Zij verzette zich langdurig en met succes tegen de mate waarin haar vader het Stift Elten met zijn erfgoed had bedacht.

    Adela en haar eerste echtgenoot, Immed, waren de ouders van onder meer bisschop Meinwerk van Paderborn (1009-1016), Glismod en Emma van Lesum. In oktober 1016 had zij de hand in de geruchtmakende moord op de Saksische edelman graaf Wichman van Vreden.

    Adela's moeder was Liutgard, dochter van Arnulf I, graaf van Vlaanderen (regeerde 918-964). Diens moeder Aelftrud was een dochter van de Engelse koning Alfred de Grote van Wessex. Arnulfs grootvader Boudewijn I had in 862 Judith van West-Francië, de dochter van koning Karel de Kale geschaakt en gehuwd. Via haar moeder stamde Adela dus af van Karel de Grote én Alfred de Grote.
    Echtgenoten en kinderen

    Uit het eerste huwelijk met Immed († vóór december 996) werden de volgende kinderen geboren:

    Diederik van Hamaland
    Meinwerk, bisschop van Paderborn (1009-1036), geboren vòòr 979
    Azela, kanonikes te Elten
    Glismod, echtgenote van Adalbert van Oostenrijk
    Emma, gehuwd met de Billunger graaf Liudger (†1011) en bekend als weldoenster van de kerk te Bremen[1]

    Diederik, de enige wereldlijke zoon waarvan we weten, moet haast wel gehuwd zijn geweest met een dochter van graaf Unruoch van Teisterbant en zo dat graafschap hebben verworven. Diederik is overleden op 7 april van 1017 of 1018. Hij liet enkel dochters na. Eén daarvan, Bava, huwde met Gerard Flamens en werd zo een voormoeder van het Gelderse gravenhuis. Haar vermoedelijk oudere zuster Addela of Addila, vernoemd naar Adela 'van Hamaland', huwde met Godfried II hertog van Nederlotharingen (1012-1023). Dat huwelijk bleef kinderloos.

    Adela bracht munten in omloop met 'Adela Comitissa' ('Gravin Adela') erop. Denkbaar is dat zij het grafelijk gezag heeft uitgeoefend tijdens de minderjarigheid van Diederik.

    Haar tweede echtgenoot was Balderik van Duffelgouw. Balderiks oudste gedateerde vermelding als echtgenoot (maritus) van Adela dateert van 18 december 996 [2].

    Volgens Alpertus en de levensbeschrijving van Meinwerk was Balderik niet van dezelfde stand als Adela. Volgens Alpertus had Adela's zuster Liutgard zich heftig verzet tegen het huwelijk, dat pas doorgezet werd na haar overlijden. Balderik was Liutgards vazal geweest en had samen met Godizo van Aspel en Heimbach Adela's burcht platgebrand. Balderik overleed op 5 juni 1021. [3] In een oorkonde van 1025 wordt hij postuum nog als graaf aangeduid. Bij zijn eerste gedateerde optreden, in december 996, was hij dat nog niet, kort daarna, in 1003, al wel. Een oorkonde van 1006 laat hem zien als graaf in Drenthe.
    Stift Elten

    Adela's vader Wichman beschikte over de omstreeks 900 aangelegde ringwalburcht op de Elterberg. De vroegtijdige dood van zijn zoontje, eveneens Wichman geheten, op 1 augustus 965 of 966 leidde tot de ombouw van de burcht Elten tot het latere stift.[4] Hij volgde daarbij het voorbeeld van onder andere de Saksische markgraaf Gero, die in 959 zijn burcht in Gernrode in de Harz tot convent liet verbouwen.[5]

    Keizer Otto I bezegelde op 29 juni 968 in Pistoia een oorkonde waarbij hij goederen, die Wichman tevoren van hem in leen hield, in eigendom overdroeg aan Elten. Het ging daarbij om Urk, goed in Salland, bij Naarden en in Hamaland. Op 3 augustus 970 bevestigde Otto I te Bovino de schenking van zeventien hoven in Elten, Varnem, Voorthuizen, Emmerik, Kleverhamm, De Liemers, Rijnharen, Renkum, Bingerden, Groessen, Hoest, Duiven, Lienden, Leyla, Doornspijk, Thuli en Nestnachelt. Bovendien schonk hij de belastingopbrengst die Wichman tevoren in Noord-Groningen had geïnd. Hiervoor was Wichman IV persoonlijk naar Italië gereisd. Van de gelegenheid maakte hij gebruik om Elten ook onder pauselijke bescherming te stellen. Daarvoor moest het stift jaarlijks een pond zilver aan Rome afdragen.

    Op 14 december 973 ondertekende keizer Otto II in Nijmegen een document, waarin hij Elten dezelfde rechten als de rijksstiften Quedlinburg, Essen en Gandersheim gaf, te weten vrije keuze van abdis en voogd. Elten kwam zo buiten het gezag van de gouwgraaf en onder de bescherming van de keizers te staan. Bij dezelfde gelegenheid schonk Otto III de Katentol aan Elten. Elten verpachtte die tol later aan de stad Deventer.

    In 973 wordt Adela's jongere zus Liutgard als eerste abdis van het convent vermeld. Wichman IV overleed op 20 juni van een jaar ná 974 als lekenbroeder van het klooster Mönchengladbach. Hij werd in Elten begraven. Bij opgravingen op de Elterberg in 1964-1965 is zijn graf niet teruggevonden, omdat het op enige afstand ten zuid-oosten van het koor van de stiftskerk moet liggen, op een plek die de archeologen toen niet hebben aangegraven.
    Erfenisstrijd

    De oorkonde van Otto III van 18 december 996, die te Nijmegen is uitgevaardigd en Balderik als echtgenoot van Adela noemt, laat weten dat nog bij leven van Adela's vader Wichman ruzie is ontstaan omdat Adela zich benadeeld achtte. Otto III slaagde er pas in om die kwestie in 996 uit de wereld te helpen.

    Adela had bij haar huwelijk haar erfdeel, een derde van het familievermogen, als bruidsschat meegekregen. Vader Wichman had vervolgens Elten ook met één-derde van zijn bezit uitgerust én bovendien van de keizer de rijkslenen voor Elten losgekregen, terwijl Immed Wichmans graafschappen kon overnemen. Het laatste derde part had Wichman zelf behouden. Adela heeft zich waarschijnlijk benadeeld gevoeld doordat haar vader álle rijkslenen aan Elten had toegespeeld, waarvan de waarde hoger uitkwam dan de opbrengsten van Wichmans graafschappen die bij Immed belandden. Zij verlangde compensatie. Wichman wilde daar niks van weten. Toen de ruzie goed en wel aan de gang was, gooide Wichman nog eens olie op het vuur door het laatste derde part van zijn vermogen aan zijn dochter Liutgard over te doen, die het prompt aan het stift Elten doorgaf. Zo streek Elten tenslotte twee-derde van het familievermogen op tegenover Adela één-derde -- nog daargelaten de bevoordeling met de rijkslenen. Adela slaagde erin om nog bij leven van Otto II die vermogensverdeling gecorrigeerd te krijgen, van twee-derde om één derde naar half-om-half.

    Maar Adela volhardde ook in haar eis om voor Eltens overbedeling met rijkslenen gecompenseerd te worden. Hiervoor legde ze beslag op goederen die door Otto II aan Elten waren toegewezen. Of dat gebeurd is bij leven van haar zus Liutgard of pas na haar overlijden is niet vaststelbaar. Feit is dat Adela in 996 haar zin kreeg: zij kreeg de compensatie volgens een berekening van een speciale taxatiecommissie. Die compensatie bestond uit de hoven Rijnharen, Helikanbeli, Luithuizen en Reclo. Hierna moest ze wel de in beslag genomen goederen aan Elten teruggeven, volgens de al oudere herverdeling van Otto II: Elten, Arnhem en Voorthuizen bleven helemaal van het sticht, Emmerik, Renkum, Lienden, Rode, Olbergen, Aarlehoeven, Appelrebroec, Ter Honnepe, Eltingen, Delden, Velp, Drie, Arnhem, Putten, Herfeld, Malsme en Brummen werden half-om gedeeld.
    Strijd aan de Nederrijn

    In het Nederrijnse gebied fungeerde een rijksambtenaar met de titel prefect, die belast was met de grensverdediging van het rijk in zijn gebied. Dat gold met name de kustverdediging tegen de Noormannen. Die prefect had ook gezag over de graven in zijn ambtsgebied en stond dus net een stukje hoger in rang dan die graven. Toen de prefect Godfried medio juli 1012[6] stierf, volgde zijn gelijknamige zoon hem op, hoewel hij volgens Alpertus voor het ambt niet geschikt was en volledig afhankelijk was van zijn zwager Wichman van Vreden, gehuwd met de dochter van de oude Godfried.

    Adela had in stilte de prefectuur toegedacht aan haar tweede echtgenoot Balderik, oomzegger van Godfried en volle neef van diens zoon. Waarschijnlijk was dat het 'plan' dat volgens Alpertus van Metz ten grondslag lag aan haar huwelijk met Balderik. Die had in 1006 (of 1009?) zijn oom Godfried al eens vervangen als bevelhebber tegen een invallend Noormannenleger dat Tiel in brand had gestoken. Toen Wichman de opvolging van de oude Godfried door diens zoon in goede banen had geleid, vertrok hij naar Rome op pelgrimstocht. Dat had hij beter niet kunnen doen: Balderik toog op sterke aandrang van Adela naar koning Hendrik II en haalde die over om hem, Balderik, als prefect aan te stellen.

    In 1015 nam Gerhard, een vazal van Balderik die naar Wichman was overgelopen, Balderik gevangen en vroeg een losgeld. Wichman en bisschop Ansfried van Utrecht bemiddelden. De laatste kreeg daarop van Adela goederen in Lienden, Oosterbeek, Hemert en Brummen. Balderik kwam vrij en stichtte uit vreugde daarover in Zyfflich een klooster.

    In oktober 1016 werd Wichman van Vreden vermoord. Hij en Balderik hadden zich eind 1015 verzoend. Toen Balderik een keer bij Wichman had gedineerd, deed Wichman zijn gast uitgeleide tot aan Balderiks burcht Uplade. Balderik noodde hem toen voor een tegenbezoek uit en Wichman stemde toe. Toen hij weer van Uplade vertrok, werd hij overvallen en gedood door een ridder en een vrije boer. Volgens Alpertus en Thietmar van Merseburg zouden deze twee in opdracht van Adela gehandeld hebben.

    Dit was aanleiding voor bisschop Adelbold II van Utrecht, hertog Bernhard II van Saksen en andere magnaten om het beleg voor Uplade te slaan. Balderik was op tijd daaruit weggekomen naar Keulen en Adela verdedigde met haar vrouwen de burcht. Toen ook de keizer zelf arriveerde, wist zij een vrije aftocht te bedingen. De burcht werd daarop met de grond gelijk gemaakt.

    Balderik moest zich in maart/april 1018 op de Rijksdag in Nijmegen verantwoorden en werd daar door de keizer verstoten. Een paar maanden later, in juni 1018, werd hij volgens Thietmar van Merseburg weer met de keizer verzoend. Het kan dan niet anders of hij heeft de keizer weten te overtuigen van zijn onschuld aan de moord, waarvoor hij dan wel de schuld aan Adela heeft moeten toeschuiven. Thietmars aansluitende woorden dat 'de heilige belofte werd vergeten', duidt erop dat Balderik Adela heeft verstoten of misschien wel finaal van haar gescheiden is. Adela's vermogen is geheel of gedeeltelijk geconfisqueerd. Een deel ervan zien we vermoedelijk terug in de schenking die in 1025 door koning Koenraad II aan een zekere Werner werd gedaan. Mogelijk hebben ook de bisschop van Utrecht en de abdij Abdinghof geprofiteerd.

    Volgens de levensbeschrijving van haar zoon Meinwerk zou Adela in Keulen in armoede gestorven zijn. Diezelfde bron beweert dat de Keulenaren bij een geweldig noodweer Adela's gebeente hadden opgegraven en in de Rijn gegooid. Daarop was de rivier uit protest hevig gaan kolken, alsof hij een dergelijke vracht niet wilde dragen.

    Vaststaat dat Balderik en Adela al eerder aartsbisschop Heribert van Keulen aanmerkelijke schenkingen gedaan hadden voor zijn nieuwe klooster in Deutz: hoeven bij Euskirchen, Düren, Rijnwijk (bij Wageningen), Rhenen, Velp en Zetten. Het was ook die aartsbisschop die Balderiks kerk in Zyfflich had gewijd. Heribert was onder keizer Otto III tot grote hoogte gestegen maar zette na diens vroegtijdige dood zijn kaarten op hertog Herman II van Zwaben. Die moest echter de eer aan Hendrik II laten. Dat kostte Heribert zijn invloedrijke positie. Of Balderik en Adela daarvan ook nadelige gevolgen hebben ondervonden, is niet vaststelbaar. Adela's zoon Meinwerk was een persoonlijke vriend van Hendrik, wat de balans misschien weer wat in evenwicht heeft gebracht.
    Walburchten

    De walburcht op de Duno moet evenals de Heimenberg bij de Grebbeberg uit de periode van Adela stammen. Een dergelijke burcht bij het Uddelermeer op de Veluwe, de zogenaamde hunenschans, was wellicht van belang voor de toen belangrijke ijzerwinning op de Veluwe. Op de Montferland vindt men nog een walburcht, die de door Balderik en Godizo veroverde burcht Upladen zou kunnen zijn.
    Kronieken

    Het doen en laten van Adela werd beschreven in de kroniek van Thietmar van Merseburg (bisschop 1008-1018), de levensbeschrijving van Adela's zoon bisschop Meinwerk van Paderborn en het werkje 'Gebeurtenissen van deze tijd' (De diversitate temporum) van Alpertus. Thietmar overleed op 1 december 1018 en was dus een tijdgenoot van Adela. Alpertus schreef zijn werkje hoogstwaarschijnlijk tussen 1021 en 1024 [7] en stond dus nog dicht bij de gebeurtenissen. De levensbeschrijving van Meinwerk is veel later, omstreeks 1160, geschreven door abt Koenraad van het klooster Abdinghof (Paderborn), dat Meinwerk in zijn tijd had gesticht. Die bron staat heel veel verder van de tijd van Adela en Meinwerk af en is niet overal betrouwbaar. Zo heeft die levensbeschrijving van Meinwerk de moord op Wichman van Vreden verhaspeld tot de moord op Adela's zoon Diederik, gepleegd in opdracht van Adela op aanstichten van Balderik. Maar van de moord op Wichman weet de levensbeschrijving niks -- terwijl die door andere, onderling onafhankelijke bronnen buiten kijf staat.

    Geen van de drie is erg lovend over Adela. Met de moord op Wichman van Vreden riep Adela het cliché van 'de slechte vrouw' over zich af. Het beeld van de vrouw in de kerkelijke visie kende twee kleuren, zwart en wit, Eva en Maria, zondares en heilige maagd. Adela kreeg dan ook Bijbelse stereotypen zoals Izebel en Herodias of Medea uit de Griekse mythologie aangesmeerd.

    Thietmar horen we eigenlijk alleen over de moord op Wichman van Vreden. Alpertus vertelt daarentegen ook over Adela's optreden in de Eltense boedelkwestie. Hij doet er van alles aan om haar zo zwart en inhalig mogelijk af te schilderen: ze praatte luid, sloeg wulpse taal uit, was slecht gekleed en had als wellustige weduwe een losbandig leven geleid. Alpertus heeft de oorkonde van 996 in Elten hoogstwaarschijnlijk onder ogen gehad en had dus ook kunnen zien dat Adela haar gelijk toen voluit kreeg. Maar hij laat het liever voorkomen alsof zij en haar tweede echtgenoot Balderik toen bakzeil moesten halen en Elten winnend uit de kwestie is gekomen. Alleen Alpertus maakt melding van geruchten als zou Adela haar zuster hebben vergiftigd. Geen enkele bron, ook niet het Eltense dodenregister, geeft echter bevestiging van Alpertus' gerucht.
  • (Levens event) .Bron 2
    ADELA gravin van HAMALAND (geb. ca. 952 – gest. na 1021), omstreden erfgename van het graafschap Hamaland. Dochter van Wichman II, graaf van Hamaland (reg. 952-kort na 973?), en Liutgard (gest. 962). Adela van Hamaland trouwde (1) met Immed (gest. ca. 983?, voor 996); (2) met Balderik (gest. 1021). Uit huwelijk (1) werden 5 kinderen geboren, huwelijk (2) bleef kinderloos.

    Adela van Hamaland was de oudste dochter van de machtige en rijke graaf Wichman II van Hamaland (De Graafschap en De Liemers). Haar moeder Liutgard was een dochter van graaf Arnulf van Vlaanderen en Adela van Vermandois. Adela – vernoemd naar haar grootmoeder – had een zuster, eveneens Liutgard geheten, en een broer, Wichman III. Deze stierf op jonge leeftijd.

    Adela’s eerste echtgenoot wordt in de Vita Meinwerci (de niet altijd even betrouwbare levensbeschrijving van bisschop Meinwerk van Paderborn, zoon van Adela en Immed) graaf van Renkum en edelman uit het bisdom Utrecht genoemd. Vermoedelijk is Immed echter afkomstig uit het Keulse. Adela en Immed kregen vijf kinderen. Na de dood van Immed zette Adela zijn bewind voort, wat mede blijkt uit het feit dat zij munten liet slaan met het opschrift Adala cometissa. Het is ook mogelijk dat zij in die functie optrad als regentes voor haar zoon Dirk.

    Strijd om de erfenis

    Adela is bekend geworden door haar strijd om de macht in Hamaland. Haar vader begiftigde het op de Elterberg gelegen en door hem gestichte ‘jufferenstift’, de vrouwenabdij Elten, met een groot deel van het familiegoed. Vervolgens stelde hij zijn dochter Liutgard als eerste abdis aan. In 973 stelde de keizer het stift op verzoek van Wichman en Liutgard juridisch gelijk met de rijksstiften te Quedlinburg, Essen en Gandersheim. Zo kwam het direct onder bescherming van de keizer. Bovendien verkreeg Elten immuniteit, die het onttrok aan de rechtspraak van de graven en het beschermde tegen lokale potentaten. Op deze manier werd het behoud van het bezit gewaarborgd. Na de dood van vader Wichman (vermoedelijk kort na 973) schonk Liutgard haar gehele erfdeel aan het stift.

    Over deze erfenis ontstond een strijd tussen Liutgard en Adela. Twee van Liutgards vazallen, Balderik en Godizo, legden een burcht van Adela in de as, volgens Alpertus van Metz (11de eeuw) ‘vanwege het vele onrecht dat Adela haar zuster, vrouwe Liutgard, steeds aandeed’. Toen Liutgard omstreeks 995 gestorven was en Adela, aldus Alpertus, ‘als een furie’ de strijd om Elten begon, kwam het vrij snel tot een huwelijk tussen haar en bovengenoemde Balderik. Deze liet hiermee een fraai staaltje opportunisme zien: aanvankelijk was hij vazal van de ene zus, na haar dood echtgenoot van de andere.

    Nog voordat Adela met Balderik trouwde, had zij zich volgens Alpertus van Metz al meester gemaakt van het erfdeel dat Liutgard aan het stift had geschonken. Op bevel van keizer Otto II moest ze echter weer afstand doen van die goederen. Haar huwelijk met Balderik was duidelijk bedoeld om haar verloren erfdeel terug te krijgen. Vrijwel direct na zijn jawoord bezette Balderik de Elterberg, waarna Otto III tussenbeide kwam. Hij stelde een regeling voor om de geschillen op te lossen: een boedelscheiding tussen Elten enerzijds en Balderik en Adela anderzijds.

    In 996 kwam het inderdaad tot de verdeling van een groot aantal landgoederen. Er wordt gezegd dat het echtpaar de strijd daarna staakte. Dit is echter niet het geval. Direct na de dood van Otto III bezetten Balderik en Adela opnieuw Elten (en moesten zij dit op bevel van de nieuwe keizer Hendrik II weer verlaten). Later blijkt Balderik op te treden als graaf in Hamaland en op de Veluwe. Zijn huwelijk met Adela was daarvoor een absolute maar uiteindelijk toch geen doorslaggevende voorwaarde. In ieder geval heerste het paar over een inmiddels uitgestrekt gebied. In de Vita Meinwerci staat misprijzend beschreven hoe Adela en Balderik, staand op een versterking nabij Renkum, ‘verlekkerd uitkijken over hun bezittingen en zich verkneukelen over hun rijkdommen’.

    In het vervolg van de machtsstrijd in Hamaland kwam het tot de moord op de belangrijkste rivaal van Balderik, Wichman van Vreden. Adela kreeg daarvan de schuld. Zij werd gezien als aanstichtster, terwijl Balderik voor de dader werd gehouden. De bondgenoten van Wichman belegerden de burcht Uplade bij Elten, waaruit Balderik inmiddels was gevlucht maar waar Adela was achtergebleven. De belegerden waren in het nadeel door hun geringe aantal, en hadden volgens Alpertus van Metz ‘zelfs vrouwen met helmen op het hoofd, op de muur opgesteld; zo deden ze het voorkomen alsof die ook strijders waren, in de hoop dat de vijanden bij het zien van het schijnbare aantal gewapenden zouden wanhopen aan de mogelijkheid de vesting in te nemen’. Toen de belegerden zich tenslotte overgaven, kreeg Adela met al haar have en goed een vrije aftocht. De burcht werd in brand gestoken.

    Overlevering

    Het zijn vooral de kroniekschrijvers die Adela in een kwaad daglicht stellen. Alpertus van Metz schilderde Adela in zijn Gebeurtenissen van deze tijd af als een vrouwelijke Kaïn. Toch zag hij ook enig talent: 'Het is overigens hoogst verwonderlijk dat deze gezusters, geboren uit de meest doorluchtige ouders, zozeer van elkaar konden verschillen, dat men evenzoveel deugden in de een kan prijzen als gebreken aanwijzen in de ander […]. We moeten maar stilzwijgend voorbij gaan aan hetgeen men over Adela vertelde: dat ze veel te luid praatte, wulpse taal uitsloeg, even harmonisch gekleed ging als ze van binnen losgeslagen was, en door haar oogopslag haar onevenwichtigheid verried. Wij weten evenwel dat ze met veel talent in allerlei werk bedreven was, dat ze talrijke dienaressen diverse weeftechnieken had bijgebracht, en dat ze in het vervaardigen van kostbare gewaden bijna alle vrouwen in onze streken overtrof. Dat is de enige beschaafde trek die men in haar erkent’.

    In het vervolg van zijn relaas aarzelt Alpertus niet Adela neer te zetten als degene die haar zus zou hebben vergiftigd. De schrijvende monnik was natuurlijk vooringenomen. Bovendien meldt hij dat Adela zich in de ogen van sommigen had verlaagd door te trouwen met een man beneden haar stand. Het is waarschijnlijk dat zij een minder prominente rol speelde dan bijvoorbeeld Alpertus ons wil laten geloven en dat Balderik een aanzienlijker positie innam dan wordt meegedeeld.

    Kortom, Adela verzette zich tegen de beschikkingen van haar vader en wekte daarmee de toorn van de kroniekschrijvers. Thietmar van Merseburg noemt haar een tweede Herodias (de vrouw van Herodes, die haar dochter Salome opstookte om het hoofd van Johannes de Doper te vragen in ruil voor haar dans) en de onbekende biograaf van Adela’s zoon bisschop Meinwerk is al niet milder gestemd. Aan hem is het te danken dat Adela bovendien als moordenares van haar oudste zoon Dirk te boek staat. Dat lijkt ver bezijden de waarheid. Zij is dan ook nooit veroordeeld voor dit vermeende misdrijf.

    Juist de onwaarschijnlijk zwaar aangezette ‘misdaden’ die aan Adela worden toegeschreven en de daaropvolgende – bijna geruisloze – vrijwaringen dienen de nuance. Het meest opvallende is dat geschiedkundigen tot ver in de negentiende eeuw bleven bijdragen aan de negatieve beeldvorming van Adela, bijvoorbeeld door kwalificaties als de ‘lady Macbeth van de Lage Landen’.

    Adela stierf na haar tweede echtgenoot. Ze werd begraven in de Sint-Petruskerk (Dom) in Keulen. Veel later ging het verhaal dat haar stoffelijke resten door onverlaten zouden zijn opgegraven en in de Rijn geworpen toen de stad werd geteisterd door een storm. De storm zou veroorzaakt zijn door Adela, alleen al door de aanwezigheid van haar graf. Ook de rivier protesteerde tegen Adela, door nog dagen te bruisen en te kolken.
  • Zij is overleden in het jaar 1021, zij was toen 69 jaar oud.
  • Een kind van Wichman IV van Hamaland en Liutgard van Vlaanderen
  • Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012.

Gezin van Adela van Hamaland

(1) Zij is getrouwd met Immed IV van Saksen.

Zij zijn getrouwd voor 996.Bron 3


Kind(eren):

  1. Diederik van Hamaland  964-1017 
  2. Azela van Hamaland  967-????
  3. Glismod van Betuwe  975-1040 
  4. Emma van Lesum  975-1038


(2) Zij is getrouwd met Balderik van Duffelgouw.

Zij zijn getrouwd voor 18 december 996.Bron 3

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Adela van Hamaland?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Adela van Hamaland

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Adela van Hamaland


    Toon totale kwartierstaat

    Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

    • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
    • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
    • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



    Visualiseer een andere verwantschap

    Bronnen

    1. http://nl.wikipedia.org/wiki/Adela_van_Hamaland
    2. http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/Adela%20van%20Hamaland
    3. http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/Adela%20van%20Hamaland en http://www.genealogieonline.nl/en/stamboom-i-m-d-de-vries/I9254.php

    Over de familienaam Van Hamaland


    De publicatie Stamboom Bas is opgesteld door .neem contact op
    Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
    Andre Bas, "Stamboom Bas", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-bas/I7469.php : benaderd 29 april 2024), "Adela van Hamaland (952-1021)".