De adellijke heren van Cuijk hebben zich in Cuijk gevestigd. Zij hebben zich Van Cuijk genoemd naar de door hen in de resten van de Romeinse legerplaats Ceuclum gebouwde burcht te Cuijk. Hun stamgebied was de streek van Malsen en Meteren nabij Geldermalsen. Sommige leden uit dit geslacht Van Cuijk mochten zich, kennelijk met keizerlijke instemming, comes of graaf noemen, een titel die zij niet erfelijk verwierven. Er zijn enkele late notities uit een kroniek, geschreven in de zeventiende en achttiende eeuw, die melding maken van het feit dat er mogelijk reeds in de achtste tot tiende eeuw heren van Cuijk waren. Zo zou in 759 Ida, gravin van Cuijk, geleefd hebben, dochter van Dirk, de tweede graaf van Teisterbant. Een van de vroegste vermeldingen van een heer van Cuijk vinden wij in het jaar 1096. Toen deed gravin Ida van Boulogne een schenking aan het klooster van Affligem. Henricus de Cuck was getuige bij deze gift en staat genoteerd na Gerard, graaf van Gelre en zijn broer Henricus. De heren van Cuijk bezaten in de twaalfde eeuw erfelijk het ambt van comes Trajectensis (burggraaf van Utrecht).
In 1133 trad keizer Lotharius I bestraffend op tegen de gebroeders Godfried en Herman van Cuijk. Dit gebeurde vanwege hun conflict met graaf Dirk VI, broer van Floris de Zwarte van Holland. Er volgde een radicale verwoesting van de Cuijkse woonburcht en enkele jaren verbanning. De heren van Cuijk keerden al snel in hun woongebied terug, waar zij vermoedelijk hun beschadigde woonburcht enigermate hebben hersteld en vermoedelijk rond 1138-1145 in Grave hun nieuwe hoofdvestiging lieten bouwen. De eerste graventitel van een lid van het geslacht Van Cuijk komen wij in 1137 tegen wanneer Godfried van Cuijk met zijn broer Herman getuigt voor de Utrechtse bisschop Andreas Van Cuijk! (in 1128 tot bisschop verheven, zoon van Herman van Cuijk). De heren van Cuijk reeds in 1137 maar na 1220 niet meer met de titel graaf voorkomend, hebben het Land van Cuijk tot 1356 als een rijksleen van het Heilige Roomse Rijk in bezit gehad. Albert I van Cuijk, ook onze voorvader en gestorven in 1233, was zowel heer van Cuijk als heer van Herpen. Dat was ook zijn vader Hendrik II van Cuijk, gestorven in 1204. Twee van Alberts zonen trokken uit de streek weg. Dat waren Godfried, kanunnik in Xanten en Utrecht en Dirk, bekend als burggraaf van Leiden, overleden in 1253. De twee andere zonen bleven in de streek, te weten Rutger I, heer van Herpen (1226-1267) en Hendrik III, heer van Cuijk (ovl. 1254).
(Uit de Nederlands Familienamen Databank)
Herman van Cuijk van Malsen (1040-1080) was de zoon van Unruoch van Kempenland, geboren omstreeks 1010 en kleinzoon van Freterhard von Bliesgau, Graaf in de Betuwe. De graven van Bliesgau kwamen oorspronkelijk uit Duitsland, via de overgrootvader van Freterhard Eberhard I von Bliesgau (890-940) Graaf van Bonnergau en in de Betuwe. Zijn vader was Erenfried von Bliesgau, Graaf van Bliesgau en zijn moeder was Adelgonde van Auxerre en daarmee was het het geslacht van Cuijk ook verwant aan het franse adelsgeslacht van Auxerre en uiteindelijk ook met Karel de Grote.
Het wapen is afgeleid van het wapen van de oude gemeente Cuijk en Sint Agatha, waaraan de kroon is toegevoegd.
De kroon werd ook gebruikt door de heren van Cuijk.
Hij is getrouwd met Alveradis van Hostaden.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1100, hij was toen 30 jaar oud.Bron 2
Kind(eren):
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Hendrik I van Cuyk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1100 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alveradis van Hostaden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
http://vandenberg.se/vandenberg/voorouders.htm
http://home.kabelfoon.nl/~hagenaa/kwartier/kstableau/ks.htm en Reeks_1_Willem_Alexander.htm