Wezemaal-Heverlee-Redingen-Wilre-van der Tommen-Absolons-Crabbé
De vroegst vermelde heer van dit deel van Oplinter was Arnold II van Wezemaal, wanneer hij in februari 1246 verklaarde de schenker te zijn van de gronden waarop het Maagdendaalklooster te Oplinter gegrond was.[28] Aangezien dit klooster alleszins gesticht werd vóór 25 maart 1219, liet deze vroege datum volgens Van Ermen vermoeden dat hun goederen reeds in het bezit waren van de familie onder Arnold I van Wezemaal, de vader van Arnold II (en wellicht ook onder de verder onbekende vader van Arnold I).[29]
Na het overlijden van Arnold II op 4 mei 1264 werd het familiebezit van de Wezemaals verdeeld, waarbij Oplinter toekwam aan zijn oudste zoon Arnold III van Wezemaal. Deze Arnold III trad op het einde van zijn leven in bij de orde der Tempeliers (1269-1270), en daar hij bij zijn dood geen nakomelingen had, erfde zijn broer Godfried van Wezemaal, die ondermeer reeds heer van Perk[30] was, dit deel der heerlijkheid Oplinter. De bezittingen van de Wezemaals te Oplinter verdwenen na de dood van Godfried uit de familie, doordat ze als erfenis (of bruidschat) aan diens dochter Margareta van Wezemaal werden gegeven, samen met de heerlijkheid Perk. Margaretha huwde tweemaal: een eerste keer met de heer van Heverlee, Jan II van Heverlee, waarvan zij een zoon verkreeg, die zijn vader als Jan III te Heverlee opvolgde. Uit haar tweede huwelijk, ditmaal met Hendrik IV van Boutersem, kreeg ze drie kinderen: Leon, Hendrik en Gerard. Haar eerste zoon stierf in 1285, en Margaretha zelf overleed alleszins na 1301. Haar tweede zoon, Hendrik V van Boutersem, sneuvelde in 1302 tijdens de Guldensporenslag te Kortrijk, op het slagveld aan de Groeningebeek.
Hendrik V had meerdere kinderen, waaronder een zekere Hendrik VI van Boutersem, genoemd van Linter. Hij werd als heer van Heverlee in 1288 te Woeringen ridder geslagen, en stond in 1312 nog vermeld als leenman van de hertog van Brabant, waarbij zijn leen uit de helft van Oplinter bestond en de helft van de heerlijkheid Perk. Getrouwd met Catherine Gronsveld, is hij zeker vóór 1333 gestorven.
Het is zijn dochter Margaretha van Heverlee die we ontmoetten als opvolgster, aangezien het leen in haar naam verheven werd door Gerard van Coeckelbergh, echtgenoot van haar zus Elisabeth van Heverlee. Zij was weduwe van Olivier van Binkom, van wie ze twee zonen had, Hendrik en Gerard. Uit een tweede huwelijk, ditmaal met Jan II Berthout van Berlaar, werden twee dochtersgeboren: Maria en Elisabeth.
Na de dood van Margaretha (vóór 1372) kwam het leen in handen van haar oudste dochter Maria Berthout van Berlaar, vrouwe van Oplinter. Zij was eveneens tweemaal gehuwd: een eerste maal met Gerard Berthout van Duffel (gestorven 1349), en vervolgens met Wauter de Ponte of Van den Bruggen (gestorven 1370). In 1355 was ze in het bezit gekomen van de goederen van haar zuster, aangezien Elisabeth, vrouwe van Heverlee, zonder erfgenamen gestorven was. Hierdoor werden beide heerlijkheden Oplinter en Heverlee verenigd; later viel ook de heerlijkheid Bertem haar ten deel. Uit haar tweede huwelijk waren twee zonen voortgekomen, Jan en Hendrik. Hendrik I van der Bruggen deed in 1383 het verhef van Oplinter en Heverlee; hij was de laatste heer van Heverlee te Oplinter, en stierf in 1430. Zijn vrouw, Jacobina of Jacqueline Rym, alias van Baasrode, had hem geen nakomelingen geschonken. In 1397 verkocht deze dame haar heerlijkheid Kraainem; ook van de heerlijkheid Gooik deed ze afstand, in 1430. Oplinter kwam uiteindelijk terecht in handen van een andere familie, maar Jacobina behield wel nog het vruchtgebruik ervan, tot aan haar dood in 1440.
Hij is getrouwd met Clementine van Montferrat.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1201 te Wesemaele, Brabant, hij was toen 35 jaar oud.Bron 2
Kind(eren):
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Arnold I van Wesemaele-Westerlo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1201 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Clementine van Montferrat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||