In Noord-Scharwoude wordt in de periode 1597-1600 Meester E(e)vert (Jansz) Smit door verschillende eisers gedaagd om betaling van schulden, doorgaans met succes. Op 3 januari 1600 doet Evert Smit op verzoek van Wyert Pietersz (wonende te Alkmaar) aanwijzing van 4 rode koeien, een zwarte hokkeling met een rode, om tussen nu en een maand de geëiste somme daarmee te mogen verhalen, met zo nodig executie, met ook nog als onderpand zijn andere mobiele en immobiele goederen. Op 4 maart 1600 wordt Evert Jansz Smit gecondemneerd in de eis van Wyert Pietersz. Blijkbaar wordt de uitvoering uitgesteld tot na Paasmarkt, mits Mr Evert op Paasmarkt 50 gld betaalt. Op 10 april wordt Mr Evert Smit gecondemneerd tot een boete van 2 pomd groot omdat hij in gebreke gebleven is. 733
Op 30 juli 1601 maken verschillende schuldeisers aanspraak op preferentie op de geabandonnerde boedel van Eevert Jansz Smit, fugitief, concessionant/concessionaris, i.h.b. door Johan Colterman, rentmeester-generaal van Kennemerland en Westfriesland (er is sprake van een jaarlijkse losrente van 31 gld 10 st, losbaar met 450 gld, volgens een constitutiebrief van 14 januari 1595). Deze daagt herhaaldelijk de andere schuldeisers. 734
In Noord-Scharwoude eisen in 1610 Cornelis Teewis c.s., kerkmeesters van 't verleden jaar, van het huisgezin of de erfgenamen van Evert Smit betaling van 69 gld [of 68 gld?] uit zake van verschenen huurwaar. Op dezelfde zitting is Cornelis Tewis ook eiser contra Smits Kees om betaling van 68 gld uit zake van verschenen huurwaar
Kind(eren):