(1) Hij heeft/had een relatie met Aleijd NN.
BHIC: Jaarrekeningen van de leden van het illustre Lieve Vrouwe Broederschap,
's-Hertogenbosch, 1329-1620, Aleit Coenrart van Maren uxor, jaar
1504,intredegeld, idem jaar 1505 Alit Coens van Maren uxor in de Ortenstraet,
achterstallige doodschuld betaald na de dood
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Marie Goyaertsdr. van Zeelst.
BHIC: Jaarrekeningen van Leden van het illustre Lieve Vrouwe Broederschap,
's-Hertogenbosch, 1329-1620, jaar 1521, Marie huysvrouw Coenraet van Maren,
achterstallige doodschuld betaald na de dood
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
B. P. 1300-22v. d.d. 16-11-1523. Coenraad zoon van wijlen Johan van Maren
belooft aan Johannes zoon wijlen Arnold zoon wijlen Johannes Michielsz 55 gld.
BP. 1330-169: Mercelis en Florens gebroeders zonen van wijlen Stefanus
Mercelisz. uit zijn huwelijk en Johanna dochter van wijlen Peter de Bruyn en
Sophia dochter van wijlen genoemde Stefanus en wijlen Johanna, weduwe van wijlen
Johannes van Zeelst Jansz. voor zich zelf en de kinderen zich sterk makende met
hun voogd 2/4 deel in een erfenis van 70 korolusguldens chijns Jacobus zoon
wijlen Herman zoon wijlen Theodorus van Spoordonk beloofde aan Peter de Bruyn,
zoon van wijlen Peter Cornelisz. en Adriaan gebroeders, kinderen van genoemde
Stefanus Mercelisz. en Johanna met als voogd van genoemde Peter uit een huis met
een bakhuis in de Bosch in Orthen tussen Coenraad van Maren en Cornelia, weduwe
van Herman van Spoordonk en haar kinderen, welke cijns van 70 karolusguldens
genoemde Mercelis, Franciscus en Florens, gebroeders, kinderen van genoemde
wijlen Stefanus en Johannes van Zeelst als man van Dorothea zijn vrouw onderling
hebben verdeeld en dragen die over aan Franciscus zoon van wijlen Stefanus
Cornelisz. 11 april 1539. B. P. 1332-238: Johannes en Deliana zijn zuster
kinderen van wijlen Aelbertus zoon van wijlen Johannes Aelberts, bakker, uit het
huwelijk van Aelbert en wijlen Jaspara zijn vrouw, dochter van wijlen Coenraad
zoon wijlen Johannes van Maren, slager, samen verwekt, Henricus zoon wijlen
Jordan Henricksz. als man en voogd van Katharina zijn vrouw en Theodorus zoon
wijlen Peter die Borggreve als man en voogd van Anne zijn vrouw, dochter van
wijlen Coenraad zoon wijlen Johannes van Maren voornoemd. BP 1842-395: Henrick
Jordensz als man en momber van Katharijne zijn huisvrouw dochter van wijlen
Coenraad van Maren, de vleeshouwer, van dezelfde Coenraad en wijlen Aleijd, zijn
huisvrouw samen verwekt, Jan en Delyana, wettige kinderen van wijlen Aelbert
zoon van wijlen Jan Aelberts, van dezelven wijlen Aelbert en wijlen Jasparken
zijn huisvrouw, dochter van wijlen Coenraad en Aleijd voornoemd tesamen verwekt,
en Dirck zoon van wijlen Peter die Borchgrave als man en voogd van Anne zijn
huisvrouw, dochter van wijlen Coenraad Jansz van Maren voornoemd, van dezelfde
Coenraad en wijlen Marie zijn nahuisvrouw, dochter van wijlen Goyaert van Zeelst
tesamen verwekt hebben openbaarlijk bekend met elkaar een erfdeling gedaan en
gemaakt hebben van de navolgende goederen hen bij de dood van Coenraad en zijn
twee huisvrouwen voornoemd aangekomen en gedevolueert, zoals zij zeiden: In de
marge: een exemplaar voor Henric Jordensz en het andere voor de kinderen van
Aelbert. Mits welke deling een erfpacht van twintig lopen rogge der maten van
den Bosch alle jaar op St. Andriesdag Apostel te betalen uit zeven gerden Land
gelegen in de parochie van Waalwijk tussen het erf geheten dat Olylant aan een
zijde en het erf van Berijs Arntsz aan de andere zijde, welke pacht Frans van
Langel, dochter van Rutger van Kessel,/tegen Henrick Loyen, zoon van wijlen
Gerit als man en momber van Ariken zijn huisvrouw, dochter van wijlen Jan Floris
Gielissen verkregen had gelijk in schepenbrieven daar op gemaakt volkomen is
begrepen en welke pacht Jonkvrouwe Geertruida van Kessel in haar testament onder
meer daarin begrepen aan de voornoemde Coenraad vermaakt had zoals hij zei in
een openbaar instrument daarvan zijnde volkomen begrepen te zijn. Item een huis
erf en hof met zijn rechten en toebehoren staande in 'sHertogenbosch in een
straatje geheten die Volcestraat tussen het erf van Gerit Boene aan de ene zijde
en het erf van Peter de Man aan de andere zijde, welk huis erf en hof voornoemd
zijn 395v: toebehoren voornoemd de eerdergenoemde Coenraad Jans van Maren had
verkregen tesamen met de lasten tot zes en een half pond payement en een
braspenning belopende uit het voornoemde huis en erf jaarlijks te betalen zoals
zij zeiden, zijn ten deel gevallen aan Henrick Jordenss voornoemd als man en
voogd van Katherijne voornoemd gelijk die voornoemde Jan en Delyaen en Dirck dat
lopenbaarlijk bekenden, op welke pacht huis erf en hof en hun toebehoren
voornoemd die voornoemde Jan, Delyaen en Dirck en op het volledig recht van hen
daarin en waarvan in schepenbrieven sprake is. Hen waarop zij recht hebben,
hebben wettelijk en erfelijk daarvan afgezien ten behoeve van Henric Jordensz.
geheel in manieren zoals gewoonlijk is, gelovende Jan, Deliaen en Dirck
voornoemd met de voogden van de voornoemde Deliaen, daartoe verkoren door haar
en haar door de rechter toegewezen als schuldenaar pricipaal onder verband van
al hun goederen hebbende en verkrijgende uit hun deel en het deel van Anne. En
bij deze erfdeling de helft van twee mud rogge bossche maat erfpacht van een
erfpacht van zestien mud rogge van dezelfde maat, welke pacht van XVI mud rogge
Riijcolt Arntsz/Arnt zoon van Rijcolt voornoemd, Herman geheten de Smit van
Uden, Jan zoon van Herman Colen en Herman zoon van Willem Hermanssz. beloofd
hadden te geven en te betalen aan Bernden Sceijndel, zoon van wijlen Goyaert
Scheijndel jaarlijks op Kerstmis in den Bosch te leveren uit een hoeve gelegen
in de parochie van Herpen op Scadewijk tussen het erf van Herman die Smit aan de
ene zijde en de gemene weg aan de andere zijde, tesamen ook uit de toebehoren
van dezelfde hoeve waar dan ook gelegen. Item ook uit een tiende van Gaal
behorende
behorende bij die hoeve en welke twee mud rogge voornoemd Daniel zoon van
Henrick van Baerle indertijd had opgedragen aan Erken dochter van wijlen Wouter
van Beugen Jacobsz en welke pacht van twee mud rogge voornoemd Coenraad van
Maren, zoon van wijlen Jan van Maren de Vleeshouwer en Jan zoon van wijlen
Ghijsbert Olijslager, verkregen had van 396: Adriaen zoon van wijlen Anthonis
Goetheijns van dezelven Anthonis en wijlen Cornelisken geheten Colen, zijn
huisvrouw, dochter van wijlen Willem Colen en wijlen Erkendochter van wijlen
Wouter geheten van Buegen, bedgenoten toen zij leefden samen verwekt met haar
mede-erfgenamen. Item nog de helft van een erfpacht van een halve mud rogge der
maten van den Bosch te betalen alle jaren op Lichtmis en te leveren in den Bosch
te betalen uit een hofstad gelegen in de parochie van Dinther erf van Jan Hagen
aan de ene zijde en tussen het erf van Jan van Hulsdonck aan de andere zijde,
welke pacht Daniel zoon van wijlen Henrick van Baerle indertijd opgedragen had
aan Aerken dochter van wijlen Wouter van Buegen Jacopsz en welke pacht Coenraad
van Maren zoon van wijlen Jan van Maren de vleeshouwer, en Jan zoon van wijlen
Ghijsbert Olijslager verkregen had van Adriaen zoon van wijlen Anthonis
Goetheijn voornoemd samen met zijn mede-erfgenamen, zoals dat in verschillende
schepenbrieven van den Bosch, daarvan gemaakt, volkomen is beschreven. Item nog
de helft van een Vleesbank staande in het Vleeshuis van de stad van
sHertogenbosch aan de zijde van het Klooster van de Minderbroeders en aan het
einde van het Raadhuis van de voornoemde stad, welke helft van de voornoemde
vleesbank. Roelof geheten van Maren zoon van Matthijs verkregen had van Heer Jan
zoon Goessijn Aelbertsz [van Maren] de vleeshouwer, gelijk in de schepenbrieven
daarvan gemaakt staat beschreven, welke ten deel zijn gevallen aan Jan en
Deliaen voornoemd, kinderen van wijlen Aelbert en Jasparken voornoemd, zoals
Henrick en Dirck voornoemd dat openbaar bekend hebben, op welke helft van twee
mud rogge van de halve mud rogge en van de halve voornoemde Vleesbank de
voornoemde Jan en Deliaen ten deel gevallen is, terwijl de voornoemde Henric en
Dirck afgezien hebben van het recht dat zij hierin hadden ten behoeve van de
voornoemde Jan en Deliaen, op de wijze zoals gewoonlijk het geval is als
schuldenaar privipaal onder verband van al hun goederen hebbende en verkrijgende
uit hun deel en uit het deel van genoemde Katherine en anne hun huisvrouwen.
396v: En zij deze erfdeling een jaarlijkse en erfelijke pacht van twaalf zester
Rogge Bossche maat van een erfpacht van twee mud rogge van dezelfde maat, welke
voornoemde pacht Peter zoon van wijlen Bolleken Snijder beloofd had te geven en
te betalen aan Ghijben de zoon van Jan van Vranckenvoert erfelijk op Lichtmis
gelijk in schepenbrieven van den Bosch daarvan gemaakt beschreven staat en welke
pacht daarna de voorgenoemde Coenraad verkregen had van Heer Dirck priester,
zoon van wijlen Dirck van de Morselair, zoals in schepenbrieven van de stad
sHertogenbosch beschreven staat. Item twee huizen en erven onder een dak met de
hof en toebehoren staande en gelegen in de parochie van Vught St. Lambert buiten
de Piekenpoort van de stad van den Bosch voorbij de Vranckenhofstad bij de
Lazerie (= Leprozenhuis) aldaar, strekkende van de Steenweg aldaar tot de
Maygraaf toe, welke twee huizen de voornoemde Coenraad Jansz van Maren verkregen
van Jan Arntsz zoals men zei in schepenbrieven van den Bosch beschreven tesamen
met de last van drie en twintig stuivers jaarlijks uit de twee voornoemde huizen
zoals men zei te vergelden en te betalen aan de stad sHertogenbosch welke ten
deel zijn gevallen aan Dirck Petersz die Borchgreve als man en voogd van Anna,
zijn huisvrouw voornoemd, zoals Henric, Jan en Delijaen dat openbaar hebben
toegegeven, van welke pacht van 12 zester rogge en twee huizen en erven
voornoemd de voornoemde Dirck ten deel gevallen, de voornoemde Henrick, Jan en
delijaen afgezien hebben van alle rechten hierop competerende, ten behoeve van
de voornoemde Dirck, zoals gewoonlijk het geval is, gelovende de voornoemde
Henrick, Jan en Delijaen als schuldenaar pricipaal onder verband van al hun
goederen hebben de en verkrijgende uit hun deel van Katherine. 397: En op de
voorwaarden hier beschreven, dat onder deze porties te gelijken, die voornoemde
Dirck hebbende die derde portie voornoemd geven en betalen zal Henrick Jordensz
voornoemd hebbende de eerste portie voornoemd tien gulden van 20 stuivers het
stuk eens gereed in de hand, en eensgelijks zal Dirck voornoemd geven te betalen
aan de voornoemde Jan en deliaen, die de tweede portie hebben, tien gelijke
guldens in eens, en ook nog is overeengekomen dat dat elk van de erfgenamen
voornoemd, de lasten in zijn aandeel genoemd en begrepen zal schuldig blijven en
betalen, zodat de ene van de andere daarvan geen schade zal ondervinden in de
toekomende tijden, en dat ooit of enige van de erfgenamen van zijn erfdeel zal
worden uitgewonnen van wege het recht, of dat de onderpanden van de voornoemde
pachten wegens wanbetaling worden uitgewonnen, dat zij gezamenlijk de schade
daarvan gezamenlijk zullen dragen, te weten Henric Jordens voor een derde
gedeelte, zoals de erfgenamen openbaar hebben beleden als schuldenaar pricipaal
op hun en haere goederen, hebbende en verkrijgende elkaar over en weer
belovende. Getuigen: Brchgreve en gerards, datum 4 september 1533.
BHIC: Jaarrekeningen van de leden van het illustre Lieve Vrouwe Broederschap,
's-Hertogenbosch, 1329-1620, jaar 1531 Coenrart Janss. van Maren, vleeshouwer,
achterstallige doodschuld betaald na de dood
Coenraad Jansz. van Maren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aleijd NN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.