Kwaliteit: penningmeester van de Schietvereniging "Scherpenzeel" te Scherpenzeel (CRM)
Hij is getrouwd met Jacoba Dirkje van de Essenburg.
Zij zijn getrouwd
Reformatorisch Dagblad, 06-03-1991
https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/2c99bc9928810942109ef5f2a3fbf411
------------
„Er stond een vent met ogen als een tijger"
Jachtopziener J. Koudijs uit Woudenberg:
4 minuten leestijd
WOUDENBERG — „Bosbaas heb ik vroeger nooit willen worden. De mensen hadden een hekel aan een bosbaas. Ze deden weleens dingen die niet door de beugel konden, zoals het weghalen van hout. Dan moest m'n vader ze wegjagen. Nee, dat leek me niks". We praten met oud-bosbaas en jachtopziener J. Koudijs van de Voskuilerdijk in Woudenberg. Zoals het wel vaker gebeurt: Koudijs werd toch bosbaas. De 77-jarige Woudenberger is al meer dan veertig jaar jachtopziener. De laatste twaalf jaar doet hij het wat rustiger aan.
Hoewel zijn vader bosbaas in Scherpenzeel was, groeide Koudijs niet echt op in het vak. Via werk in een boomkwekerij en een rozenkwekerij kwam hij in de tuinaanleg terecht. „Dat heb ik zo'n drie jaar gedaan. Er was echter weinig werk. In Scherpenzeel hadden ze nog een bosbaas nodig. Ze vroegen of ik er zin in had en dan zeg je geen „nee"".
Achteraf was het een keus waar Koudijs geen spijt van gehad heeft. Via dit werk ontmoette hij namelijk zijn latere echtgenote. Zijn schoonvader was bosbaas, koetsier en jachtopziener op het landgoed Voskuilen („Voskuuln" op z'n "Wombargs"). In 1948 volgde Koudijs hem op als bosbaas en jachtopziener.
Het voormalige landgoed Voskuilen ontstond rond 1900. „Baron Van Hardenbroek was kapitein of weet ik wat op zee. Hij voer op Indië. Telkens als hij terugkwam, kocht hij er land bij. Zo is het landgoed ontstaan. Het landgoed was ongeveer 150 hectare groot en lag op Leusdens en Woudenbergs grondgebied.
Ruim twaalf jaar geleden werd het landgoed verkocht. „Ik moest in Den Haag komen en daar kreeg ik te horen dat ze de boel gingen verkopen. Ik schrok geweldig, want je denkt dat er nooit een eind aan komt". Achteraf vindt Koudijs het een begrijpelijke stap. Hij hield namelijk ook een deel van de administratie bij. „Ik wist niet precies wat er elk jaar bij moest".
Fruitteelt
Het landgoed omvatte niet alleen bossen, maar ook drie boomgaarden. '„Ik moest van armoede naar de fruitteeltschool, want toen ik hier kwam, wist ik alleen nog wat een goudreinet en een bellefleur was. Ik heb het slecht gehad die twee jaar. Als ik een schriftelijke repetitie had, sliep ik de hele nacht vrijwel niet".
Koudijs weet het nog precies. Hij wijst naar de beide zijden van zijn borst. „Soms leek het net of ik-een schroef om mijn borst had. Ik piepte als een muis. Van de dokter mocht ik niet meer roken. Op een keer was het weer zo erg. De dokter zei: „Jan, je hebt zeker weer gerookt", maar dat was het niet. Nadat ik het diploma had, was het helemaal over".
Koudijs zorgt de laatste jaren alleen nog voor de organisatie van de drijfjachten. Dit evenement vindt één of twee keer per jaar plaats onder leiding van de oude baron Gevers. De oude jachtopziener vindt dat het er in de loop der jaren niet beter op geworden is met de jacht. „Veel slechter kan ik ook niet zeggen. De jacht zelf wordt nauwelijks minder. Er wordt meer wild doodgereden. En de honden niet te vergeten. Elke boerderij heeft hier wel een hond".
Koudijs heeft geen moeite met het afschieten van wild. „Al doe je het maar met mate. Je kunt er zelf aandacht aan besteden. We zijn vroeger door schooljongens wel eens uitgemaakt voor moordenaars. Later begonnen we gewoon op een andere plek. Het is maar net hoe je erover denkt. De één schiet alles kapot en de ander niet". „In de Bijbel lees je toch ook al over jagers", merkt zijn vrouw vastberaden op.
Koudijs maakte in vroeger jaren weleens rake dingen mee. „Op èen keer werd ik 's nachts om half drie opgebeld. Of ik naar de marechaussee-kazerne in Ede kon komen. Een vent was wat van plan bij die kazerne. Hij had handgranaten bij zich. Een vent met ogen als een tijger. Hij had al twee mensen doodgeschoten in België. Gelukkig kregen we hem te pakken".
„We hebben nooit stropers te pakken gekregen", vertelt hij verder. „Van 15 oktober tot 1 januari waren we vroeger wel hele nachten op sjouw". Toch herinnert Koudijs zich plotseling een bepaalde zondagmorgen: samen met een collega reed hij toen een verdachte auto klem. De vier inzittende stropers hadden de buit achterin de bak: zeventien gestroopte hazen.
De rustende jachtopziener schrijft elke dag het weer op. Deze hobby is als een erfenis uit de fruitteeltperiode overgebleven. Hoewel hij er aanvankelijk mee gestopt was, begon hij er jaren geleden weer mee op aandrang van Wageningse onderzoekers. De onderzoekers waren namelijk geïnteresseerd in de intussen verdwenen bosuilen boven in de schuur achter zijn woning. Voor het onderzoek noteerde Koudijs iedere dag de temperatuur en de windrichting. De uilen zijn verdwenen, maar de hobby bleef.
Jan Koudijs | ||||||||||||||||||
Jacoba Dirkje van de Essenburg |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.