Hij is getrouwd met Maria Roskam.
Zij zijn getrouwd op 26 september 1890 te Barneveld , hij was toen 35 jaar oud.Bron 2
Kind(eren):
Firma W. Koudijs, De Barneveldsche Kip, pluimveevoeder
---------
Het oude familiebedrijf Koudijs.
Bron Barneveldse krant 2008.
"Veel Nederlandse steden en dorpen kennen ze: die straten waarvan je als bezoeker gewoon kunt proeven dat hier vroeger de kern of het centrum begon. De Barneveldse Schoutenstraat behoort er toe en ook het laatste gedeelte van de Langstraat, vroeger als het Moleneinde of tegenwoordig - wat schamper - als het “Zure end” aangeduid. Vaak trof je er wat uitspanningen en smederijen aan, vooral als zo’n plaats een marktfunctie had en dat was bij Barneveld vanaf 1851 zeker het geval. Er stonden, aan wat toen nog het Schouteneinde werd genoemd, enkele winkels, een café (“De Zwaan”), de woning van de gemeente arts en een groot huis “Duinkerken” geheten waarin gedurende enkele eeuwen de Barneveldse schouten hebben gewoond. Ook herberg “De Roskam” en de smederij van Van de Mheen kon men er vinden. Verder was er groen, veel groen want bomen in het centrum waren vroeger veel van zelfsprekender dan vandaag de dag.
Een van die hiervoor al genoemde winkels was de kleine, wat onbeduidende schoenmakerij van de familie Koudijs. Deze oefende het ambacht daar al vanaf 1799 uit. Achtereenvolgens waren dit Jacob, Willem en Hendrikus Koudijs. De schoenmakerij stond op de plek waar nu de Groen van Prinstererlaan uitmondt op de Schoutenstraat. In het huis links daarvan begon de op 5 november 1854 in Barneveld geboren Willem Koudijs, zoon van Hendrikus Koudijs en Disje Roskam, in 1890 een kruidenierszaak, annex handel in steenkolen. De activiteiten werd in 1905 uitgebreid met een handel in granen en meel en groeide uit tot een veevoederfabriek en handel in diervoeders. Na verloop van tijd bleek de vraag naar pluimveevoer sterk te stijgen. Dat had alles te maken met de centrumfunctie die Barneveld op het gebied van de pluimveehouderij begon in te nemen. Veel boeren hielden kippen maar het aantal dieren per bedrijf was gering, maximaal zo’n honderd. Die verbleven ‘s nachts op ‘tikken’, vaak boven de kooien op de hilt. Vooruitstrevende boeren hielden ze in speciale hokken en bij de wat primitievere landbouwers zaten de kippen ‘s nachts gewoon op de takken van de bomen rond het erf.
De groei van de pluimveehouderij nam in de tweede helft van de 19e eeuw in de omgeving van Barneveld duidelijk toe. Pioniers op dit gebied waren B.H. Bertels van “De Biezen” en H..M. Hartog van “Dennenbroek”. Bertels begon in 1897 met de aanleg van een nuthoenderpark “op zeer groote schaal”. Het plan bestond om maar liefst meer dan 5.000 kippen te gaan houden. Met de in zijn hoenderpark gehouden tomen kippen nam Bertels uitgebreide voederproeven en de uitkomsten hiervan werden in een nummer van “De Telegraaf” uit 1899 uiteengezet en toegelicht. In dit door de Barneveldsche Courant van 9 maart 1899 geciteerde artikel gaf hij verslag van de door hem genomen proefnemingen met tomen kippen die gedurende een jaar met verschillende soorten voer werden opgefokt. Het is niet ondenkbaar dat een deel van dat voer betrokken werd van de firma Koudijs.
Toch was de vraag er naar in Barneveld en omgeving dermate gering dat de fabricage ervan in groter verband nog geen optie was. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog leidde er toe dat veel grondstoffen onderworpen werden aan strenge distributiemaatregelen. Veel ging ‘op de bon’ en daarbij kwam nog dat de import van granen vanuit de Verenigde Staten vrijwel onmogelijk werd. Dat leidde ertoe dat de handel in allerlei afvalproducten sterk toenam en de kwaliteit van veevoer dus achteruit ging. Dat was voor Willem Koudijs dan ook reden om zijn handel in veevoeder (tijdelijk) stop te zetten om zo zijn goede naam als veevoederfabrikant in stand te kunnen houden.
In 1920 namen zijn twee zonen: Hendrikus, geboren 13 februari 1892 en Dirk, geboren 12 juli 1896 de zaak van hun vader over en bouwden deze verder uit. Dat zou tenslotte leiden tot het ontstaan van een bedrijf van nationale, zelfs internationale betekenis. Eind 1920 maakte Koudijs NV door middel van een paginagrote advertentie de lezers van de Barneveldsche Courant bekend dat men agent voor Barneveld en omstreken was geworden van de Oliefabriek Delft (kokosmeel, grondnotenmeel, spoeling enz.) en de in de Engelse stad Liverpool gevestigde J. Bibby & Sons te Liverpool (Bibby koek en meel).
Op 15 maart 1921 presenteerde de firma W. Koudijs zich als: Graan- en Pluimveevoederhandel “De Barneveldsche Kip” en verkochten de gebroeders grondnotenkoek, grondnotenmeel “Delfia” en kokosmeel. De afkorting “B.K.” zou dus ‘Barneveldse kip’ kunnen betekenen. Volgens de oud-Barnevelder Van Meerveld betekende BK echter Bart Koudijs. In zijn opschrift gestelde herinneringen aan het dorp schreef de toen in Frankrijk woonachtige Van Meerveld in wat hakkelend Nederlands: “BK-voeders stonden hoog aangeschreven door zijn kwaliteiten, de opgang der pluimveehouders te Barneveld en omstreken, de grootste markt van eieren en pluimvee van Europa, Hendrik een ouderwets boertje met zijn hooge zijde petje op, was de uitgezogte man van Bart, en liet volgens het postuur van Hendrik een reclame-advertentie maken, met boertje met twee manden aan zijn armen “ook eieren in den winter”. Bart en Hendrik kwamen samen overeen om een grootscheepse kippenfilm te bouwen, een kippenfilm welke nog heden op de televisie een gezellige avond kan verschaffen, en neemt twee uuren in beslag, en afgedraaid van 1926 - 1950 door geheel Nederland, een film welke de toon aangaf van het ouderwetse naar de laatste uitvinding, zelfs over uitgestrekte grenzen. Hij maakte de kippenfilm op de boerderij van mijn ouders in het Zwartebroek, “Overhoef””. Bezoekers van het bankgebouw van de Spaarbank 1845 in de Langstraat kunnen zich de Koudijs-reclame wellicht nog wel herinneren.
De firma Koudijs verhuisde in 1928 naar de Maashaven Rotterdam hetgeen een groot voordeel opleverde bij de verwerking van per schip aangevoerde granen en andere grondstoffen. Later werd er ook in fabriek in de Duitse stad Kleef gebouwd. De verhuizing en de uitbreidingen van het bedrijf gingen aan Barneveld voorbij. Dat leverde een aantal ontslagen op want er werkte inmiddels nogal wat Barnevelders bij de firma Koudijs.
Wat bleef was het proefbedrijf dat achter het bedrijf aan de Schoutenstraat gevestigd was. Thans vindt men daar het woonwijkje “Duinkerken”. De op 17 maart 1920 als menger in dienst getreden Cornelis van den Brink werd daar bedrijfsleider van. Hij verhuisde in 1928 mee naar Rotterdam en bleef daar tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werkzaam. In 1948 vertrok Van den Brink naar het toen in ‘s-Hertogenbosch gevestigde moederbedrijf.
In 1954 kon je nog spreken van een echt familiebedrijf dat door de toen drie gebroeders Koudijs werd geleid. Na de oorlog had Dirk Koudijs de leiding over de vestigingen in Den Bosch en Rotterdam gekregen. Hij zou op 3 juli 1957 in het Utrechtse Diaconessenhuis overlijden. Bedrijfsleider in Barneveld in 1954 was G. Dam en in Den Bosch was H. van den Hoorn procuratiehouder. De firma stond inmiddels bekend als NV Koudijs Voederfabriek B.K.
Op 9 januari 1968 overleed Hendrikus Koudijs; twee jaar voor de viering van het gouden jubileum van de firma Koudijs. Deze vond plaats op zaterdag 6 juni 1970. Voor kasteel “De Schaffelaar” werd een grote feesttent neergezet om in elk geval een deel van de ruim 6.000 gasten te kunnen herbergen. Het jubileum werd gedeeltelijk bijgewoond door de toenmalige minister van Landbouw, ir. P.J. Lardinois. In dat jaar bestond in Barneveld nog slechts een proefbedrijf. Ter gelegenheid van het jubileum bood de firma Koudijs het dorp Barneveld een kunstwerk aan. Het werd een bronzenkip die op het pleintje aan het begin van de Jan van Schaffelaarstraat werd geplaatst.
De firma Koudijs fuseerde later met het van oorsprong Friese bedrijf Wouda; Koudijs-Wouda was geboren. Die combinatie werd later uitgebreid met de inmiddels ontstane combinatie Brokking-De Heus waardoor het grootste particuliere veevoederbedrijf in ons land werd geboren. Door die fusie werd Koudijs weer eventjes Barnevelds maar inmiddels staat het hoofdkantoor van dit internationaal opererende bedrijf in Ede. Welke bedrijven er nog meer onder de vleugels van De Heus meeliften is ten dele bekend.
De relatie met kip en ei heeft onze gemeente geen windeieren gelegd. Daar heeft niet alleen het hoen haar steentje toe bijgedragen maar ook al die bedrijven die een graantje probeerden mee te pikken. Daardoor telde Barneveld een aanzienlijk aantal diervoederfabrieken. In Barneveld waren dat H. de Heus, A.J. de Heus, Knottenbelt (meelfabriek “Gelre”), Koudijs, Versteeg (daarvoor Van Essen) en de Coöperatie. Daarnaast kwamen er ook bedrijven die zich bezig hielden met de verpakking van eieren zoals de NV Barneveldsche Houtwolfabriek, Kartonnagefabriek Gelria N.V., Kistenfabriek E.J. Bos kippen- en eierkisten en kartonnages S.N. Buddingh Jz. en firma’s die zich bezig hielden met de fabricage van artikelen die met huisvesting van pluimvee te maken hadden zoals de Barnevelder Metaalwarenfabriek van J.H. Deijlius (drinkbakjes en voedermanden).
Verder telde Barneveld en omgeving veel grote pluimveehouderijen. “De Hokken” van H.A. Bremer, “De Hoop” van J. Schimmel (tevens eigenaar van de grootste broedcentrale in ons dorp), hoenderpark “De Harselaar”, noem maar op. We hebben het dan nog niet eens gehad over al die bedrijven die zich met de eindproducten bezighielden zoals de slachterijen Van Breugel, Bekebrede en het Stroese bedrijf van Jan van Ee. Met de eierhandelaren: Van Zeggelaar, EVA-dag, de veilingen, de producent van eiersorteermachines Moba (J.H. Mosterd) en wat al niet meer. Terecht dat Barneveld zich graag tot het gebied van de Food Valley rekent want we hebben er recht op. Kip en ei; wat er nu precies eerder was is voor ons dan ook allang al niet meer interessant."