Burggraaf van Gent
Kind(eren):
Vermeld 1114 -1122. Burggraaf van Gent vanaf 1120. Volgens de Kronieken van de St.Baafsabdij bestond reeds in 940 een 'castrum', een kasteel op een eiland in de Leie, een zijstroom van de Schelde bij Gent. Het is daar waarschijnlijk gestichtom de aanvallen van de Noormannen te keren. Dit kasteel beheerste nagenoeg de gehele 'pagus Gandensis', het gebied van Gent en wijde omgeving. Tot dat gebied behoorden het Land van Waas en de streken van Aalst en Dendermonde. Ook de Vier Ambachtenmet hun hoofdplaatsen Assenede, Boechoute, Axel en Hulst. Deze vruchtbare kleistreken, aangewassen tegen het Land van Waas, maakten deel uit van de 'pagus Gandensis'. De Gentse kasteelheer, kastelein of burggraaf, zoals hij in de vroegste documentenreeds genoemd wordt, had aanvankelijk veel gezag. Hij werd daarom ook wel als 'vicecomes' (ondergraaf) omschreven. Onder zijn bevel stond de hele krijgsmacht van het Gentse gebied. Hij was ook 'opperbaljuw', de opperste eiser in strafzaken. Detolheffing op openbare wegen en bevaarbare wateren was hem toevertrouwd. Hij legde belastingen in allerlei vorm op. Op zijn order werden door de ingezetenen 'herendiensten' verricht, gedwongen arbeid, vaak aan wallen en torens van burchten en versterkingen.Ondermeer door de bouw van het Gravensteen te Gent ca. 1180, trachtte de toenmalige graaf van Vlaanderen, Philips van de Elzas, de macht van de Gentse burggraaf te overvleugelen. De Gentse stadswijk, omgeven door de grachten die eenshet oudeverdwenen kasteel omringden, heet na 1180 'Oudenburg'.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.