Tijdstip: 07:00
Tijdstip: 10:30
Zij is getrouwd met Arend Hoogeveen.
Zij zijn getrouwd op 7 april 1871 te Hardenberg, zij was toen 23 jaar oud.
Kind(eren):
Het onderstaande verhaal van J.B. Charles (pseudoniem van Willem Nagel, kleinzoon van Jantje Bakker)) is gebaseerd op zijn herinneringen en die zijn niet allemaal even feitelijk. De begrafenis van Jantje Bakker was niet in 1943 maar in 1941 en ze was geen 96, maar 93 jaar bij haar overlijden. Jantje kwam niet uit Friesland, zij is in Lottergreppel geboren. Haar ouders zijn wel in Friesland geboren, maar hun ouders kwamen uit Wanneperveen, respectievelijk Giethoorn. Ook kon zij geen bezoekjes hebben gebracht aan haar grootmoeder, die was n.l. voor de geboorte van Jantje al overleden. Desondanks blijft het een prachtige sfeertekening.
J.B. Charles (Willem Nagel)
Toen stierf mijn grootmoeder. Zij was zesennegentig jaar geworden en wij waren allemaal op de begrafenis, alle neven en nichten, alle nog levende ooms en tantes. Het was 1943. In haar huis op de Markt lag zij opgebaard, noem het maar kaarswit, maar stel je dan wel de kleur van een hele oude kaars voor. Ik vond het jammer dat zij haar neepjesmuts niet droeg, maar ik geloof dat dat moeilijk zal zijn voor een liggende vrouw, omdat de kanten plooien zover naar achteren uitsteken.
lk heb nog nooit iemand gezien die er zo kaarsgeelwit uitzag. Tja, zo was de dood. Zij was voor zover wij het wisten nooit ziek geweest. Wel zei ze een paar dagen voor haar sterven dat ze langzamerhand wat moe werd. Haar gehoor en haar gezicht waren nog goed, maar daar bedenk ik dat ze al wat moeite toonde met het lezen. Lezen, dat deed zij in de bijbel en in godvruchtige traktaten. Haar lippen, bewogen erbij, als je goed luisterde' hoorde je de woorden. Dan vernam je tenminste nog wat, want zij was een vrouw die anders niet meer zei dan nodig was, en zij vond het niet zo gauw nodig iets te zeggen.
Wanneer zij sprak was het vaak in stereotypen, meestal ontleend aan ouderwetse dichters. Waarom zeg ik niet aan oude dichters? Dat weet ik niet. Betekent het spreken in vaste gezegden een beperking of was het de tentoonstelling van een zekere rijkdom? Dat weet ik ook niet. In haar geval zie ik het wel als de uitdrukking van rigiditeit, het was misschien een manier om kortaf te zijn en toch niet onbeleefd. Ik wreef een keer hardnekkig in een jeukend oog. ‘Hebt gij een kwaad of vurig oog, verbindt het met den ellenboog’. Dat betekende: van je oog moet je afblijven. Deze regels heb ik later tenminste terug kunnen vinden bij Jacob Cats, in de Spiegel vanden ouden ende nieuwen tijt. Ik herinner mij dat ik als klein jongetje wel és in een bepaalde stoel klom en zij dan zei: 'Willem, kies een andere stoel voor uw kinderlijke spelen'. Dat vond ik vermakelijk en indrukwekkend. Het was de stoel van opa geweest. Zij zei het niet al te ernstig, ze zei het eigenlijk nergens voor want ik mocht er best zitten, maar ze zei het omdat ze het wilde zeggen, omdat het een speciale betekenis had en die betekenis was niet dat ik daar niet mocht zitten. Welke dan wel? Ook dat weet ik niet. Pas veel later hoorde ik dat de regel die ik nu, noem er een was uit een gedicht van Laurillard, en dat zij er genoegen aan beleefde zich die te herinneren op dezelfde manier waarop Bert bij de jenever altijd een keer moest daveren: ‘maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wettenin de weg…..en praktiese bezwaren!’ viel ons koor aan de bar dan in. Hoe kom ik op Bert hè? Mijn grootmoeder heette ook Bakker en kwam ook uit Friesland. Ik geloofde hardnekkig dat zij familie waren. Langweer ligt niet zo ver van Johannesga, maar mijn grootmoeder dronk alleen koffie. In kleine beetjes. Zij was in elk geval geboren in Friesland, in de buurt van Johannesga, en als kind met de verveners naar Overijssel getrokken. In haar jeugd, dat heeft ze mij wel verteld, mocht zij altijd eens per jaar naar haar grootmoeder in Johannesga of daaromtrent. Daar ging zij lopende naartoe, met een broertje of met haar zuster. Het eerste kopje koffie dronken ze in Meppel. Je moet even nagaan dat Meppel al een afstand was van meer dan twintig kilometer. Na die koffie voelden zij zich gesterkt en aan het eind van de dag kwamen ze in Johannesga aan.
Die wonderlijke grootmoeder leefde buitengewoon sober en at precies zoveel als ze nodig had, hoewel ik mij niet herinner dat wij, logeetjes, karig gevoed werden. Ik ben wel iemand die zich dat herinnerd zou hebben. Zij woog naar mijn schatting — niet, dat ik haar ooit, opgetild heb, maar als ik het zo eens bekijk, heeft zij naar mijn schatting niet meer gewogen dan honderd pond.
Ik zal nooit vergeten hoe het bij mijn grootmoeder in de kelder rook. Je hoefde de deur maar open te doen of daar was een vertrouwde geur van brood was het misschien, al hoewel je geen brood in de kelder zou verwachten. Ik weet niet wat het wèl was, maar het geurde bizonder heerlijk. Ik denk dat wat ik rook de geur van vloerbrood was, omdat het in de bakkerswinkel van Krabbe precies zo rook. Als je daar heen moest om iets te halen, ging eerst die bel op een ongelofelijke manier bescheiden, maar toch ook onbescheiden klingelen. Je deed de deur achter je dicht en je was in de winkel van de bakker waar het precies zo lekker rook als in de kelder van mijn grootmoeder. Als je het mij nu vraagt geloof ik mij te herinneren dat dat vloerbroodeen beetje zurig was. In Holland kom je die geur niet tegen.
Als je er logeerde en es naar de radio ging om die aan te zetten, zei zij vaak: 'Doe maar niet, er is geen radio op dit ogenblik'. Hiervan begreep ik pas na één of twee keer dat er wèl radio was, maar geen NCRV. Als de NCRV er niet was, was er geenradio. Zij luisterde graag naar preken, en met verbazend veel aandacht, maar hoe zij ze vond vernam je niet. Mijn grootmoeder was ongetwijfeld een hele vrome vrouw. Ik heb haar nooit iets ongepast horen zeggen, maar ik geef toe dat dat weinig zegt, want ik heb haar eerlijk gezegd, heel weinig horen spreken. En als zij dan al sprak, dan deed zij een uitspraak. Wat is: een uitspraak doen? Iets zeggen dat niet van jou is, althans niet in de eerste plaats van jou. Het is er al, want het is al eens gezegd, en het wordt nu herhaald.
Ik ga mij in een wagen wagen,
die zal mij naar lijden leiden.
God zal hen met plagen plagen
die in eens anderes weiden weiden.
Misschien was dat 'lijden' wel 'Leiden' geweest, daar ben ik, nooit achter gekomen. In elk geval was het alsof mijn grootmoeder beschikte over enige grotten vol gedichten waarvan ze een regel of een groep regels pakte om haar mening te geven over de dingen van vandaag de dag. Als het dan zo beslist nodig was om er iets over te zeggen. Daarna was het ook weer afgelopen. Ook deze regels zijn ongetwijfeld van de één of andere oude dichter en ik weet nog steeds niet welke.
Nu lag zij daar om door de hele familie begraven te worden. Als je het mij vraagt, waren er wel een zeventig neven en nichten, ooms en tantes. De kist werd in een lange boerenwagen gelegd. In zo'n wagen placht zij, omdat zij ver van de kerk woonde,ook gehaald te worden voor de kerkdienst. Daarom noemden zij dat een kerkewagen. Zij stapte er achter in via een treedje, herinnerde ik mij. In een even lange wagen achter die met de kist zaten de oudere vrouwen, precies als bij de kerkgang, aan twee kanten, met de gezichten naar elkaar toe. Misschien was er nog een wagen, maar dat weet ik niet zeker, als die er geweest is zal die ook gevuld geweest zijn met vrouwen. Alle mannen volgden te voet. Zo gingen we van de markt naar de begraafplaats Achterveld, die helemaal in de buurtschap Noord-Stegeren lag. Ik heb al gezegd dat het oorlog was. In het hart van het dorp waren er mensen die naar je keken en je wist hoe je moest lopen, je kende je rouwgedrag. Je sprak niet. Maar al na vijf minuten werd er hier en daar een woord gewisseld, na tien minuten werd het een gedempt maar niet onopgewekt gesprek dat de lange rij vergezelde, omdat er toch geen diepe smart was. Mijn grootmoeder was 96 geworden op een berustende manier, zij heeft nooit laten weten of zij haar leven lang vond duren, en met dezelfde berusting was zij gestorven. Zó sterven, dat is pas levenskunst. Soms wisselde een man een paar woorden met, iemand die voor af achter hem liep, dan was er een kleine onregelmatigheid, er liepen opeens drie samen en één alleen, maar dat werd weer gauw hersteld, want dat hoorde niet zo. Ik heb later vaak gedacht dat ik die lange rij van mannen in het zwart: achter deze boerenwagens wel es uit de lucht had willen zien. Dierij bleef namelijk nooit helemaal recht. Het kon gebeuren dat de oudere mannen vlak achter de wagens een paar stappen opzij moesten doen om iets wat een paard had laten vallen te ontwijken. Uit de lucht zou je hebben kunnen zien dat alle volgendendezelfde zijpassen moesten nadoen. De groep zijpassen plantte zich in deze rij zwartgeklede mannen voort, zoals een konijn ofzo zichtbaar voortgaat in een grote slang. En toen ik laatst Mohammed Ali weer zag boksen en hij zijn shuffle maakte dachtik opeens weer aan de begrafenis van mijn grootmoeder. De vlak op elkaar volgende segmenten van de volledig gereformeerde stoet maakte op de aanwijzing van een paar saksiese paarden, achterelkaar de Mohammed-Ali-shuffle, wat doorging tot het eindevan de staart alle beweging in het niet oploste.
J. B. Charles, auteur van o.a. 'Volg het spoor terug' en 'Van het kleine koude front', schreef bovenstaand verhaal speciaal voor Vrij Nederland