Folpert II Heer van de Lecke, Ridder (1233), heer van de Leck (1219-1247).
Heer van de Lek 1219-1247, ridder; krijgt in 1228 de pacht van de tol te Smitshuizen van het kapittel van St. Marie en sluit daarover een verdrag, geeft in 1241 tolvrijheid aan de Duitse Orde en met zijn zoon Hendrik schenkt hij hun 50 pond.
Eerste huwelijk: ca 1218 Othilde van Smitshuisen, 1233.
Geboorte van kind: ca. 1220 # Hendrik I van der Leck, < 3 november 1271.
Tweede huwelijk 17-10-1236 met Margaretha van Cuijk, geb 1207, Dochter van Albert van Cuijck en Hadewig van Merum.
Geboorte van Kind; Ermgaert van der Leck, geb ca.1237 - ovl 1306, getrouwd ca.1260 met Hendrik I Heer van Naaldwijk.
(1) Hij is getrouwd met Othilde van Smitshuisen.
Zij zijn getrouwd rond 1215.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Margaretha van Cuijck.
Zij zijn getrouwd op 17 oktober 1236.
Kind(eren):
Van der Lecke (tot 1342)
De eerste heren van de Lek waren leden van de familie Van der Lecke. De eerste vermelding van een leenman van deze familie betreft ene Folpert van der Leck[e] in 1167 en 1168. Na hem zouden nog vijf leden van deze familie het bestuur over de heerlijkheid voeren. Na het overlijden van Hendrik van der Leck in 1342 komt er een eind aan het tijdperk Van der Leck. De heerlijkheid viel toe aan Willem IV graaf van Holland.
Van Polanen (1342-1403)
In 1342 verkocht Willem IV de heerlijkheid van de Lek aan Jan II van Polanen" sindsdien heer van der Leck en van Breda. Vanwege zijn partijkeuze voor de Hoeken tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd hij verbannen en kreeg de heerlijkheid in 1351 een andere heer, Jan van Culemborg (1351-1377).
Na zijn verbanning keerde Jan van Polanen terug en verkreeg in 1356 ook weer de heerlijkheid van der Lek in zijn bezit. Het tijdperk van de Van Polanens duurde relatief kort. Na het huwelijk van zijn kleindochter Johanna van Polanen in 1403 met Engelbrecht van Nassau kwam de heerlijkheid in handen van leden van de familie Van Nassau. De sporen van de Van Polanens zijn echter bewaard gebleven in de gemeentewapens van Krimpen aan den IJssel, Krimpen aan de Lek, Lekkerkerk en Ouderkerk aan den IJssel: drie zwarte halve manen op een zilveren schild.
Nassau en Van Nassau la Lecq (1403-1722).
Na Engelbert van Nassau zouden nog tien leden van dit geslacht de heerlijkheid Van der Lek bezitten. In de loop van de 16e eeuw kwam de heerlijkheid via René van Chalon, prins van Oranje, in het bezit van Willem I, prins van Oranje. Zijn zoon prins Maurits schonk de heerlijkheid aan zijn natuurlijke zoon Willem, voortgekomen uit Maurits' relatie met Margaretha van Mechelen.
In de periode van de Nassaus was er sprake van een scheiding van rechten. Engelbrecht van Nassau verkocht het vruchtgebruik en de lage jurisdictie aan Albrecht van Naaldwijk.
De hoge jurisdictie bleef wel in handen van de Nassaus. In de loop van de 16 en de 17e eeuw kochten de Nassaus deze rechten weer terug. In 1613 werd Krimpen aan den IJssel als laatste weer teruggekocht door prins Maurits. De heerlijkheid van der Lek was weer een geheel, maar omvatte nu uitsluitend het gebied in de Krimpenerwaard en een strook land ter weerszijden van de Lek. De vroegere delen van de heerlijkheid in de Alblasserwaard behoorden niet meer tot de heerlijkheid.
De laatste Nassau als heer van de Lek, Maurits Lodewijk van Nassau, een achterkleinzoon van prins Maurits, kwam in grote financiële problemen. Hij was gedwongen diverse van zijn bezittingen te verkopen, ook de heerlijkheid van de Lek. In 1722 vond er een executoriale verkoop plaats en werd de heerlijkheid opgesplitst in diverse delen.
Folpert II Heer van der Lecke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) ± 1215 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Othilde van Smitshuisen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1236 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Margaretha van Cuijck |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.