(1) Zij heeft/had een relatie met (Niet openbaar).
Kind(eren):
(2) Zij had een relatie met ??.
Kind(eren):
(3) Zij had een relatie met ??.
Kind(eren):
(4) Zij heeft/had een relatie met (Niet openbaar).
Kind(eren):
(5) Zij heeft/had een relatie met (Niet openbaar).
Kind(eren):
(6) Zij heeft/had een relatie met (Niet openbaar).
Kind(eren):
(7) Zij heeft/had een relatie met (Niet openbaar).
Kind(eren):
(8) Zij heeft/had een relatie met (Niet openbaar).
Kind(eren):
(9) Zij had een relatie met ??.
Kind(eren):
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen