(bestuurster van een vrouwenabdij)
De Stichtse adellijke familie Taets van Amerongen was al omstreeks 1500 nauw betrokken bij de adellijke cisterciënzer vrouwenabdij Sint Servaes te Utrecht. Maria van Amerongen (gest. 1505), een oudtante van Sybilla, was eveneens abdis van Sint Servaes (NNBW), en ook Sybillas moeder werd in deze abdij begraven. Haar vader hertrouwde in 1546 of 1547 met Agnes van Wijk (gest. 1582). Sybilla Taets moet in een groot gezin zijn opgegroeid: volgens een laat achttiende-eeuwse beschrijving van een gebedsportret van de familie stonden daar de ouders afgebeeld met vijf zoons en vier dochters. Het gezin bracht meer geestelijken voort. Haar broer Willem Taets van Amerongen werd deken van het kapittel van Oudmunster in Utrecht en vicaris van de bisschop, haar zuster Wilhelmina werd priores van Mariëndaal, ook een adellijk vrouwenklooster.
Sybilla Taets van Amerongen werd op 17 mei 1564 door koning Filips II benoemd tot abdis. In deze hoedanigheid maakte zij alle stormachtige kerkelijke ontwikkelingen van haar tijd mee. Toen de kerken en kloosters na de kerkelijke herindeling van de Nederlanden officieel gevisiteerd moesten worden, was Sint Servaes in april 1570 aan de beurt. De visitator wilde een zeer strenge kloosterregel met clausuur invoeren, maar daartegen tekende Taets uit naam van alle medezusters bezwaar aan. In 1574 en 1580 zag zij zich genoopt een deel van het kloosterbezit te gelde maken. In 1580 en 1586 werd het klooster vernield en geplunderd. In 1580 werd de roomse godsdienst in Utrecht verboden. De vijf adellijke vrouwenkloosters in de stad bleven bestaan, maar de zusters kregen in plaats van een biechtvader een predikant en moesten kanunnikessen naar de gereformeerde religie worden. Vanuit de Utrechtse Staten kreeg de Ridderschap, waarin ook de familie Taets zitting had, het beheer over de kloosters opgedragen. Vanaf 1598 benoemden zij rentmeesters die het resterende kloostergoed van de vijf ridderschapsconventen bestierden. Maar toen de Staten dus niet de Ridderschap een overzicht van het goed van Sint Servaes verlangden, antwoordde abdis Taets trots dat dit nu noch in de eeuwigheid zou geschieden (Samara, 26). De adellijke zusters mochten in Sint Servaes blijven wonen, maar voerden geen gezamenlijke huishouding meer. Wel kregen zij van de Ridderschap een klein jaargeld. In februari 1602 liet Taets enkele relieken uit het klooster in veiligheid brengen bij de jezuïeten in Emmerik. Kort daarop overleed zij na een abbatiaat van 37 jaar.
(Bronvermelding: Kuiken Kees, Taets van Amerongen, Sybilla, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.)
Sibille Taets |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.