Heden, zeventien Februari negentienhonderd twee en dertig, zijn voor mij Ambtenaar van den burgerlijken stand van Amsterdam verschenen, ten einde een huwelijk aan te gaan:
Samson Vrachtdoender, venter, geboren en wonende alhier, oud twee en twintig jaren, meerderjarige zoon van Alexander Vrachtdoender, oud een en vijftig jaren, havenarbeider en Mietje Schelvis, oud vijf en vijftig jaren, zonder beroep, beiden wonende alhier en
Eva Roodveldt, zonder beroep, geboren en wonende alhier, oud negentien jaren, minderjarige dochter van Jacob Roodveldt, overleden en Rebecca Fransman, oud negen en veertig jaren, zonder beroep, wonende alhier. De ouders des bruidegoms en de moeder der bruid verklaarden, voor mij tegenwoordig, toe te stemmen in dezen echt.
De afkondiging tot dit huwelijk is onverhinderd geschied, alhier den zesden dezer maan.
Ik heb bruidegom en bruid afgevraagd of zij elkander nemen tot echtgenooten en getrouwelijk alle de plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den hwelijken staat verbonden zijn. Nadat deze vragen door hen bevestigend beantwoord werden, heb ik, in naam der wet, uitspraak gedaan, dat zij door het huwelijk aan elkander zijn verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig:
Tobias Coopman, werkman, oud veertig jaren, en Salomon Vrachtdoender, broeder des echtgenoots, venter, oud negen en twintig jaren, beiden wonende alhier. De moeder des echtgenoots verklaarde niet te kunnen naamteekenen, daar zij het schrijven niet heeft geleerd.
Waarvan akte, welke overeenkomstig de wet is voorgelezen.
Bijschrift:
Dit huwelijk is ontbanden door het vonnis der Rechtbankt te Amsterdam van 13 Juli 1936 en de inschrijving te Amsterdam, heden 22 september 1936.