Genealogische data Golse Genen » Adam van Lockhorst (± 1165-± 1203)

Persoonlijke gegevens Adam van Lockhorst 

  • Hij is geboren rond 1165.
  • Hij is overleden rond 1203 in utrecht.
  • Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 10 januari 2011.

Gezin van Adam van Lockhorst


Kind(eren):

  1. Jan van Lockhorst  ± 1195-± 1223 


Notities over Adam van Lockhorst

Achternaam ook bekend als VAN LOCHORST.

Overlijdensdatum gebaseerd op Lockhorst drieluik in kasteel Heimbach. Stond oorspronkelijk in de Geertekerk te Utrecht.

Tussen deze Adam en de volgende voorouder moeten enige (wellicht twee) andere voorouders zitten, gezien de sterfdatum van de allereerst bekende Van Lockhort, ook genaamd Adam. Van hem weten we het volgende:

Adam van Lochorst nader wert genaempt defenseur van St Ansfriedus clooster op den Heijligenberg bij Amersfort, ware van de gront den geslagte van Lochorst eertijts behoorde; hij gestroven sijnde aldaer begraven wesen in de kercke en de a 1047 met het clooster binnen Utregt getransporteert. Leijt in het choor van S. Paulus kerck binnen Utregt een langwerpig asgrauwe sarcksteen daer op gehouden staet een gewapent man metten schilt van Lochorst, hier meentmen dat desen heer Adam soude begraven leggen, ende desen steen vanden Heijligenberg voort gebragt. (RAU inv. Huis Zuilen 76-1588, div. genealogieën Lockhorst, handschrift van Buchel 1636). Tekening van het graf naast in de inv. stukken ook in de Momenta van Buchel (RAU).

Er is in Utrecht slechts één mannenabdij geweest. Deze werd door bisschop Bernold omstreeks het jaar 1040 hierheen gehaald en aan de heilige Paulus gewijd. Aanvankelijk was de abdij door Ansfreid, eveneens bisschop, op de Heiligenberg, bijna 40 jaren eerder, gesticht ter ere van de heilige maagd Maria. De plaats van dit klooster werd Hohorst genoemd, volgens sommigen een eigen goed van het geslacht van Lockhorst (bron: RAU, Momenta van Buchel, pag. 131).

Toen bisschop Boudewijn van Utrecht gestorven was heeft de Duitse koning aan Ansfried die bisschopszetel aangeboden. Deze stribbelde eerst tegen door aan te voeren dat hij al oud was en zijn gehele leven had gewijd aan de krijgsdienst en dat het hem geen pas gaf om nu een geestelijk ambt te aanvaarden. De koning bleef echter aandringen en na overleg met zijn vazallen stemde hij toe en werd hij de 18e bisschop van Utrecht.

Voor de plechtige wijding tot bisschop in de Munsterkerk te Aken in 995, deed hij zijn zwaard af en legde het op het altaar van Maria en sprak: "Tot nu toe heb ik hiermee aardse roem verworven; nu wijd ik het voortaan aan mijn gebiedster Maria, om door deze vrome daad eer en heil voor mijn ziel te verwerven." Bij deze woorden barsten alle aanwezigen in tranen uit. Nadat hij aldus symbolisch afstand had gedaan van zijn wereldlijke waardigheid, werden hem de tekenen van de bisschoppelijke waardigheid verleend. Aanvankelijk droeg Bisschop Ansfried het kostbare kanunnikengewaad omdat het in die tijd de gewoonte was, later verruilde hij dit gewaad voor een eenvoudig monnikenhabijt. Een kanunnik in deze context is Domheer. Een wereldlijke geestelijke, die deel uitmaakt van het kapittel van een kathedrale kerk. Rond het jaar 1000 koos bisschop Ansfried de heuvel Hohorst uit als retraite-oord. De berg behoorde oorspronkelijk toe aan Adam van Lockhorst, die de grond voor het klooster schonk aan Ansfried. (Kerkplein Amersfoort).

Er is meer bekend over de gebouwen op en rond de Heiligenberg, die eens Lockhorst heette. Ook nu nog ligt er een boerderij Lockhorts, juist ten zuiden van de Heiligenberg, tussen Leusden en Amersfoort.

Lockhorst is een landgoed net ten westen van Leusden.

De grond waar later het kasteel op werd gebouwd, maakte in de Karolingische tijd deel uit van de koninklijke domeinen, waartoe toen een groot gedeelte van Eemland behoorde. In 777 schonk Karel de Grote dit grondgebied aan de kerk van St. Maarten te Utrecht. In de loop der tijden werden veel van deze domeinen door de bisschop in leen uitgegeven of weggeschonken. Lockhorst kwam op deze manier in het bezit van de St. Paulusabdij te Utrecht. Deze Benedictijner abdij werd in 998 door bisschop Ansfried op de Heiligenberg gesticht, maar werd al in 1054 naar Utrecht verplaatst.

Lockhorst wordt voor het eerst genoemd in 1254, als 'curtis' (=hof). Het was toen zoals gezegd eigendom van de St. Paulusabdij te Utrecht en werd samen met het dagelijks gerecht in leen gehouden door Adam van Lockhorst. Behalve de hof en heerlijkheid Lockhorst bezaten de Van Lockhorsten goederen te Leusden, de tienden in Eemnes, Eembrugge en het Woud (een deel van Woudenberg), en de lagere jurisdictie te Soest, Hees, Emmeklaar en Scherpenzeel. Door huwelijk kreeg de familie Van Lockhorst in de 14e eeuw de heerlijkheid Sliedrecht in haar bezit. De familie verhuisde in de tweede helft van de 15e eeuw naar Leiden, waar ze het kapitale huis Lockhorst bewoonde en een prominente rol in de stadspolitiek speelde. In 1511 verkreeg de familie bovendien door erfenis het kasteel Oud-Teilingen bij Warmond. Op dit kasteel, dat later de naam Lockhorst kreeg, zou de familie zich vestigen. Daarnaast bezat ze vanaf 1578 de ridderhofstad Lievendaal in Amerongen. Nadat de familie Van Lockhorst met de dood van de Spaansgezinde Vincent van Lockhorst in 1595 in mannelijke lijn was uitgestorven, vererfde Lockhorst respectievelijk op de Hollandse adellijke families Van Arkel, Van Mathenesse en vervolgens op Van Beyeren Schagen.

In 1702 werd het goed voor de eerste keer verkocht, en wel aan jonker Johan Adolph van Renesse, die het huis met omtrent 40 morgen land kocht voor 11.000 gulden en door het bezit daarvan in 1709 in de Ridderschap van Utrecht werd beschreven. Het is aannemelijk dat het kasteel toen allang niet meer bestond en dat Van Renesse's interesse slechts uitging naar de daaraan verbonden rechten.

Door erfenis kwam het goed in 1767 in het bezit van Gijsbert Jan baron van Hardenbroek, heer van Bergestein. Aangezien, zoals we zullen zien, op Lockhorst nog slechts een boerderij met herekamer stond, is het niet verwonderlijk dat hij rond 1770 het naastgelegen huis Heiligenberg kocht. Na Gijsberts dood ging het over op zijn broer Johan Adolph, heer van Hardenbroek. Lockhorst bleef tot 1927 in bezit van de familie Van Hardenbroek, die haar domicilie had op Rijnhuizen. In laatstgenoemd jaar werd het 128 ha. grote landgoed verkocht aan Elisabeth Bicker, echtgenote van Catharinus Pels Rijcken, die in 1928 een nieuw huis liet bouwen, terwijl het Lockhorster bos werd aangekocht door de Stichting Het Utrechtsch Landschap.

Het middeleeuwse versterkte huis Lockhorst zal men moeten situeren op een rond eiland met een middellijn van bijna 40 m op de rechteroever van de Heiligerberger- of Lunterse Beek en direct ten noordoosten van het tegenwoordige landhuis.
Het verhoogde terrein wordt omgeven door een sterk verlande gracht, die werd gevoed door de Heiligenbergerbeek. Op de kadastrale minuut van omstreeks 1832 is dit eiland duidelijk weergegeven. Opmerkelijk is de westelijke begrenzing van het direct ten zuidoosten daarvan gelegen erf van de boerderij Lockhorst, die een aanwijzing voor een verdwenen omgrachting zou kunnen zijn. Het is aan te nemen dat het erf als voorburcht heeft gediend.

In 1507 verpachtte Herman van Lockhorst, deken van de kerk van Oudmunster, 'syn erve ende bouwynge tot Lochorst' voor 16 jaar aan Aelbert Wouters. Aelbert zou terzijde worden gestaan door een tuinman, die moest zorgen voor de 'willigen, pappelioenen (populieren), eyken, eeschen, elsen, appelen, peren, prumen ofte kersen' op het terrein. Hieruit kunnen we afleiden dat de Van Lockhorsten niet meer op Lockhorst resideerden. De aanwezigheid van een tuinman wijst er daarentegen wel op dat het goed niet geheel in de agrarische sfeer was opgegaan en dat met een tijdelijk verblijf door de familie rekening werd gehouden.
Om die reden zal Lockhorst in 1536 toch kunnen hebben behoord tot de eerste groep huizen die door de Staten van Utrecht als ridderhofstad werden erkend. Het heeft schijnbaar nog aan alle voorwaarden voor erkenning voldaan.

Blijkens een schatting uit 1641 werd de ridderhofstad in dat jaar getaxeerd op 5.000 gulden, terwijl de landerijen op 10.500 gulden werden getaxeerd. Verder behoorde tot het goed nog ongeveer 125 morgen heetveld (heide), gelegen rondom Lockhorst. Dat Lockhorst slechts op een bedrag van 5.000 gulden werd getaxeerd, is ongetwijfeld een aanwijzing dat op dat moment waarschijnlijk het huis allang was verdwenen. Roghman, de anonieme auteur van het Ridderhofstedenboek en Specht hebben het niet meer afgebeeld.

Hoewel bij de verkoop in 1702 het goed werd omschreven als 'de Ridderhofstad en huijsinge genaemt Lockhorst met omtrent veertich morgen landts daer toe behorende, oock sijne vordere timmeringen, bepotingen en beplantingen daerop staende', hoeven we ons bij de 'huisinge' niet veel meer voor te stellen. Meer conform de werkelijkheid zal zijn geweest de omschrijving bij de verhuring in 1710 van 'het Erf Lockhorst met alle sijne Landerijen, Schaapsdriften ende alle 't geene daar aenbehoord', uitgezonderd de opkamer van de boerderij, de boomgaard achter de schaapskooi en een perceel bos. In de huurakte wordt gesproken van 'de huijsinge en hofstede', maar dit slaat op de boerderij, en niet op het kasteel zelf. Een paar jaar later, in 1717, stonden op het terrein een boerderij (huis) met hooiberg, schuur, schaapskooi en bakhuis. Cornelis Pronk, omstreeks 1730 op zoek naar de ridderhofstad, legde bij gebrek aan een landhuis genoemde boerderij met de tekenstift vast. Deze krukhuisboerderij met aan de linkerzijde een aangebouwde heerschapskamer boven een kelder zal, naar deze en latere tekeningen geoordeeld, in de eerste helft van de 17e eeuw zijn gebouwd. De heerschapskamer zal door de eigenaren als verblijf hebben gediend, wanneer ze op Lockhorst waren voor de jacht en dergelijke.

In de vorige eeuw werd deze boerderij gebruikt als uitspanning. Rond 1885 verrees een nieuw herenhuis, dat in 1909 omschreven werd als: 'Het heerenhuis Lockhorst met stal en garage, met centrale verwarming, benevens koepel, schuitenhuis, schuttingen, perzikenbomen, bakken, bosschen, tuin en bouwlanden'. Stal en garage bleven gespaard. Het landhuis zelf werd in 1928 afgebroken en vervolgens werd door de architect Klijnstra uit Amersfoort het tegenwoordige landhuis gebouwd in de voor de jaren dertig van de 20e eeuw typerende landhuisstijl.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Adam van Lockhorst?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Voorouders (en nakomelingen) van Adam van Lockhorst

Adam van Lockhorst
± 1165-± 1203



Onbekend

Jan van Lockhorst
± 1195-± 1223

Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Over de familienaam Van Lockhorst


De publicatie Genealogische data Golse Genen is opgesteld door J. Eijsermans.neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
J. Eijsermans, "Genealogische data Golse Genen", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogische-data-golse-genen/I614811.php : benaderd 7 mei 2024), "Adam van Lockhorst (± 1165-± 1203)".