ARIJ DE GRAUW
Birth: 01 JAN 1753 Moerdijk, Noord Brabant, Netherlands
Father: MATTHEUS DE GRAUW
Mother: MARIA CATHARINA DE BEER
Source Information:
Batch Number: 7728518
Sheet: 84
Source Call No.: 1126134
Type: Film
----------------------
Arno: Jaartal geboorte moet 1757 zijn, zie doopakte in bezit
---------------
Plaats Zevenbergen
Bron NH Dopen 1661-1775 (deel 6)
Datum 02-01-1757
Soort registratie doopakte
Kind Arij de Grau
Vader Mattheus de Grau
Moeder Catharina de Beer
in Leimuiden
1800: Akten van indemniteit van Bodegraven
Bron Burgerlijke stand - Overlijden
Archieflocatie Rijnlands Midden
Algemeen Gemeente: Leimuiden
Soort akte: Overlijdensakte
Aktenummer: 25
Aangiftedatum: 05-09-1828
Overledene Arie de Grauw
Geslacht: Mannelijk
Overlijdensdatum: 04-09-1828
Leeftijd: 73
Overlijdensplaats: Leimuiden
Vader Mattheus de Grauw
Moeder Maria Catharina de Beer
Partner Hijltje Groenendijk
Relatie: Weduwnaar
(1) Hij is getrouwd met 1e vrouw van Arij de Grauw N. N..
Zij zijn getrouwd rond 1787.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Heiltje Groenendijk.
Zij zijn getrouwd op 17 december 1799 te Nieuwkoop, hij was toen 42 jaar oud.Bron 8
HEILTJE GROENENDIJK
Spouse: ARY DE GRAAUW
Marriage: 17 DEC 1799 Nieuwkoop, Zuid Holland, Netherlands
Source Information:
Batch Number: 7722910
Sheet: 36
Source Call No.: 1059338 Type: Film
Kind(eren):
Arij de Grauw en Heiltje Groenendijk, gepubliceerd door Arine Nienhuis-Snaterse in maart 2009 op www.vergetenlevens.nl, met als bronvermelding o.a. www.de-grauw.nl.
In het doopregister van Zevenbergen staat geschreven: ‘2 Januarij 1757, een kind gedoopt van Mattheüs De Graú en Catharina De Beer, met name Arij, zijnde ten doop gehouden door den Vroedvrouw Maaiken Van der Put, die van wegens den Moeder van het kind op het formulier heeft geantwoord, mits de Vader van den Roomsche Religie is’. Later wordt Mattheüs lid van de Gereformeerde Kerk.
Arij’s ouders krijgen acht kinderen, van hen sterven drie op jonge leeftijd. Vóór hun ondertrouw in maart 1756 heeft Catharina al een zoon ter wereld gebracht, Willem, die erkend wordt door Mattheüs.
Van Arij’s jeugd weten we alleen dat zijn vader postmeester was in Moerdijk, een klein plaatsje zonder eigen kerk. Onderwijs aan de kinderen werd er wel gegeven. In die tijd was er bij Moerdijk een veerverbinding over het Hollandsch Diep, op de route van Antwerpen naar Rotterdam, waar alle post tussen Vlaanderen, Brabant en Holland moest worden overgevaren, een belangrijk knooppunt dus. De Brabantsche Posterij was in Zevenbergen gevestigd, mogelijk was dat Mattheüs’ werkgever.
Het werk van een postmeester.
In de laatste helft van de achttiende eeuw was een postmeester een door de, meestal, plaatselijke overheid benoemde en betaalde beambte. Zijn huis was een distributiepunt, waar postiljons te paard de brieven uit andere steden afleverden en een vrachtje voor de terugweg ophaalden. Hij zag er op toe dat de poststukken door de bodes werden bezorgd (en afgerekend, de ontvanger betaalde) of met de juiste zending werden doorgestuurd en hij voerde de daarbij behorende administratie. Uitsluitend inwoners van grotere plaatsen konden post versturen of ontvangen, het platteland was te dunbevolkt.
Het posthuis van Mattheüs was hoogstwaarschijnlijk ook een veerhuis, waar op de boot wachtende reizigers konden eten en drinken. Er was ongetwijfeld een grote stal bij voor de paarden van de postiljons en die van de gasten. Het feit dat in ieder geval twee van zijn vier zonen later een herberg met een stalhouderij hadden, lijkt me niet toevallig. Ze moeten in hun jeugd het vak hebben geleerd.
Het volgende waarin we iets over Arij kunnen lezen is zijn huwelijksakte in het schepenboek van Nieuwkoop, gedateerd 17 december 1799. Hij is dan bijna 43 jaar. ‘Arij de Graauw, Jongeman, geboren aan de Moerdijk onder de Clundert, woonende te Zwammerdam’. Dat ‘jongeman’ betekent dat hij niet eerder getrouwd is geweest.
In mei 1800 stuurt de kerkenraad van Klundert een borgbrief naar de gemeente Nieuwkoop. Daarin verklaren ze dat zij Arij de Grauw zullen onderhouden, mocht hij daar ‘tot behoeftige omstandigheden komen te vervallen, wat God genadiglijk verhoede’.
Deze borgstelling voor Arij was louter een formaliteit. Hij woonde vóór en na zijn huwelijk in Zwammerdam, niet in Nieuwkoop, en hij had klaarblijkelijk geld genoeg om zich vrij te kunnen vestigen, anders had hij een dergelijk document al bij zijn komst in Zwammerdam moeten hebben. Het kan zijn dat hij pas bij zijn ondertrouw heeft gehoord dat zo’n brief afgeven in zijn geval verplicht was bij het sluiten van een huwelijk en toen beloofd dat hij het wel een keer zou regelen. Een berichtje sturen naar zijn broer Willem, ‘klapzweepende voerman’ in Moerdijk, was vermoedelijk voldoende om dat te doen.
Wanneer Arij naar Zwammerdam ging kon ik niet achterhalen. Sinds 1785 woonden zijn broers Hendrik en Cornelis daar, ze hadden er een stalhouderij met rijtuig- en paardenverhuur. Waarom zij uit de omgeving van Moerdijk vertrokken weet ik niet. Hendrik kocht in 1789 in Zwammerdam een herberg aan de dijk, met een grote stal en een overdekte kolfbaan, ‘alwaar is uithangende de Prins van Orange’. Koopsom f 4000,-, een niet gering bedrag in die dagen. Deze herberg was eveneens rechthuis, de schepenen hielden daar dus zitting. Vanaf 1796 was Hendrik ook nog beurtschipper op Den Haag. Ging Arij bij hem werken?
De jongere broer van Hendrik, Cornelis, trouwde in 1797 met een weduwe, die een boerderij in Aarlanderveen had. Naderhand kocht Cornelis grond en een duur huis. Had hij zijn aandeel uit de herberg gehaald en kwam Arij met een buidel geld naar Zwammerdam om zijn plaats in te nemen? Helaas is er van Arij tussen zijn geboorte en zijn huwelijk niets te vinden in de annalen. Het enige dat ik aantrof was zijn naam in het lidmatenboek van de kerk van Zevenbergen uit die jaren, met als aanduiding: ‘woonende in ‘t land van de Moerdijk’. Zonder datum en bovendien, is hij echt ‘onze’ Arij?
Arij en Heiltje trouwen op 17 december 1799 in Nieuwkoop. Daar woont Heiltje op dat moment. Daarna vertrekken ze naar Zwammerdam, waar vier maanden later hun zoon Mattheüs ter wereld komt. Anderhalf jaar later volgt mijn betovergrootvader, Dirk (30). Na hem krijgen Arij en Heiltje nog drie kinderen, in Bodegraven.
In 1802 of 1803 verhuist Arij met zijn gezin van Zwammerdam naar Bodegraven, wat niet zo heel veel hoeft te betekenen, die gemeente ligt aan de overkant van de Oude Rijn. Daar staat hij als koopman geregistreerd op de patentenlijst van 1809; de gegevens van de jaren daarvóór zijn niet bewaard gebleven. En wat dat ‘koopman’ precies inhoudt is niet bekend. (Patent: belasting om een beroep te mogen uitoefenen, ingevoerd in 1806). Ik geloof nooit dat hij met fournituren of iets dergelijks de boer opging, per slot van rekening hadden de jongens De Grauw geld, getuige het feit dat Hendrik op 29-jarige leeftijd f 4000,- uit te geven had. Met het oog op het latere café en de stalhouderij denk ik dat de kans groot is dat Arij drankleverancier of paardenhandelaar was.
In het schepenboek van Leimuiden staat dat op 15 april 1811 Arij de Grauw, wonende te Leimuiden, koopt: ’een Huijs, Erven en Tuijn met daarnevens een sterke groote Wagenschuur met daar op een sterke Hooy of Kooren Zolder, staande en gelegen in het Dorp van Leijmuiden’. De plaats wordt nauwkeurig beschreven. Het geheel ligt aan de bocht van de Heerenweg en het bij het huis behorende gedeelte daarvan moet Arij onderhouden. De kavel is 117 Rijnlandse roeden, dat is ongeveer 1650 m2. In de akte wordt ook nog vermeld dat Arij de gevraagde f 600,- heeft betaald. De koop was dus vóór 15 april mondeling gesloten, maar bij de overdracht van onroerend goed was men verplicht de overeenkomst te laten bekrachtigen door de overheid. Vandaar dat er staat dat Arij in Leimuiden woonde, hij zat vast al eerder in dat pand.
De herberg van Arij lag in de bocht van de Heerenweg, een stuk van de hoofdweg tussen Rotterdam en Amsterdam. Van de oude bebouwing is niets meer over.
In hetzelfde jaar draagt Arij voor de eerste keer patentbelasting af, om een ‘stalhouderij met paardenverhuur’ en een ‘tappersherberg met kolfbaan’ in bedrijf te mogen hebben. Een tappersherberg is wat we nu een café noemen. Het kolfspel is in die tijd erg populair. Je hebt er een houten stok met een verzwaarde onderkant voor nodig en natuurlijk een bal. Een paal op de baan moet in zo weinig mogelijk slagen worden geraakt. De Heerenweg, die door het dorp Leimuiden loopt, is dan de drukke hoofdweg van Gouda naar Amsterdam. Daar valt wat te verdienen, wie weet stopt de postkoets bij hun huis.
Arij is in 1811 de trotse bezitter van vier koeien, vier paarden en zes schapen en nog twee sjezen (licht, hoog tweewielig rijtuig) en een boerenkar. In sommige akten wordt hij landbouwer (daar vallen ook de veehouders onder), in andere herbergier genoemd. In 1824 heeft hij elf koeien, dertien schapen en vier paarden, zo te zien gaan de zaken vrij goed. Arij is kennelijk redelijk welgesteld, zijn zoon Dirk (30) trouwt met Aaltje Treur (31) en zijn dochter Maria Catharina met Harmen de Rijk, allebei uit de klasse van goed gesitueerde boeren.
Arij de Grauw | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) ± 1787 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1e vrouw van Arij de Grauw N. N. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1799 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heiltje Groenendijk |