Elders 26.02.1853 Ermelo.
Index BS Ermelo Geb. 1811-1880 akte nr. 9.
Zij is getrouwd met Kornelis Mouw.
Zij zijn getrouwd op 8 augustus 1873 te Ermelo , zij was toen 19 jaar oud.
Via Genlias: Ermelo huw. 1873 akte nr. 13. Voogd bruid Beert Koster, toeziend voogd bruid Jan de Weerd, grootouders ook vermeld.
Kind(eren):
Aaltje de Weerd (1854) is niet te vinden in de overlijdensregisters. Het zou kunnen dat ze naar USA is gegaan na 1899. In 1899 zit moeder Aaltje nl. nog in Rijkswerkinrichting (vermoedelijk openbare dronkenschap en/of bedelarij). Mogelijk dat de kerkenraadsnotulen of lidmaatregister iets kunnen ophelderen. Uitzoeken!
Op 13.11.1899 verschenen voor notaris J.A.F. Coebergh te Leiden: Aaltje de Weerd, weduwe van Kornelis Mouw, zonder beroep, verpleegde in de Rijkswerkinrichting te Leiden en wonende aldaar. Verleent toestemming voor huwelijk dochter Maria met Jan Stoffer, .....
---------------------------
Op 22 februari 1879 werd onder verantwoordelijkheid van de Drentse minister mr. H.J. Smidt bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend tot vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht ter vervanging van de Code Penal. Nadat een groot aantal wijzigingen was aangebracht, werd de inwerkingtreding van het Wetboek bepaald op 1 september 1886. Werden voor de invoering van het Wetboek de strafbare feiten verdeeld in misdaden, wanbedrijven en overtredingen, nu werd de verdeling in misdrijven en overtredingen ingevoerd. Art. 9 van het Wetboek maakt onderscheid tussen hoofdstraffen en bijkomende straffen. Onder de laatste categorie viel o.a. de plaatsing in een rijkswerkinrichting. Art. 432 bepaalt dat openbare bedelarij gestraft wordt met maximaal twaalf dagen hechtenis, in gemeenschap met drie of meer personen wordt dat ten hoogste 3 maanden. Bij herhaling binnen een jaar kan deze straf met een derde verhoogd worden. Als bijkomende straf kon dan maximaal 3 jaar plaatsing in een rijkswerkinrichting worden opgelegd. Personen opgebracht wegens dronkenschap konden tot plaatsing in een rijkswerkinrichting veroordeeld worden voor maximaal 1 jaar (art. 433). Voor landloperij, beschouwd als "leven zonder middel van bestaan", golden dezelfde straffen als voor bedelarij.
De Wet van 3 januari 1884, de zgn. Gestichtenwet, zorgde voor de aanwijzing van de gestichten waar gevangenisstraf, hechtenis en verblijf in een rijkswerkinrichting dienden te worden ondergaan. Als rijkswerkinrichtingen voor mannen werden aangewezen Veenhuizen II en III en het gesticht te Hoorn, voor vrouwen Veenhuizen I. De Wet van 1886 maakte ook een eind aan de zgn. vrije opname in rijkswerkinrichtingen. Bij de Wet van 18 maart 1888 werd het gesticht Ommerschans tot 31 december 1889 bestemd als rijkswerkinrichting voor mannen. Na 1914 werden de gestichten gebruikt voor uiteenlopende categorieen veroordeelden:
1. verpleegden: bedelaars, landlopers, drankwetovertreders, souteneurs; en
2. gevangenen, verdeeld in 2 groepen, nl. de zgn. openluchtgevangenen en de gedetineerden in de hulpgevangenis * .
Hierbij komt tevens de term "verpleegden" naar voren. Dit dient niet in de gebruikelijke betekenis van het woord te worden opgevat. Verpleegden waren veroordeelden wegens overtredingen, dit in tegenstelling tot de gevangenen, die veroordeeld waren wegens misdrijven.
----------------------------------
Nummer archiefinventaris: 3.05.06
Inventaris van het archief van de Rijkswerkinrichting
Leiden
5 Register voor de bevolking, vrouwen, januari 1899 - 18 september 1934.
m.b.t. openbare dronkenschap.
Aaltje de Weerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1873 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kornelis Mouw |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.