Genealogie Zwanepol » Gijsbert Mentinck (1565-????)

Persoonlijke gegevens Gijsbert Mentinck 

  • Hij is geboren in het jaar 1565 in .
    Via Internet: Geslacht Mentinck.
  • Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 7 september 2013.

Gezin van Gijsbert Mentinck

Hij is getrouwd met Swaene Herms.

Zij zijn getrouwd in het jaar 1590 te , hij was toen 25 jaar oud.


Kind(eren):

  1. Geertruijt Mentinck  1590-1626


Notities over Gijsbert Mentinck

Ook Gijsebart genoemd.
Hij woont met zijn gezin te Hasselt. Doopgetuige te Hasselt in 1597, 1618 en 1626.

De hoeve Mentinck is gelegen in de oude bewoningskern van Appen, onder de Appense enk. Zij is, evenals de hele oude bewoningskern, gelegen op een hoge zwarte enkeerdgrond met lemig fijn zand (zEZ23). Blijkbaar waren de plaggen gestoken op gronden die dichter bij de beek lagen, zodat er met het meegenomen zand ook een hoger leemgehalte naar de bouwlanden werd vervoerd. Voor deze bouwlanden zijn in dat geval andere plaggen gebruikt dan voor de noordelijker gelegen enk; deze bevat minder leem. De hoeve Mentinck is vermoedelijk zeer oud; door gebrek aan bronnenmateriaal komen we ook haar niet eerder tegen dan in de fragmentrekening van beden van de graaf van Gelre, opgemaakt omstreeks 1326. Daarin wordt een zekere Willem Mentinc genoemd, die horig man was van de abt van Prum. (398) In het tynsboek van de Hertog van 1357 (399) komt hij ook voor: Wilhelmus Mentinc moest toen voor 15 morgen en 5 hont het bedrag van 5 stuivers en 5 mite betalen. In 1448 (400) betaalden Wilhelmus, zoon van Wilhelmus Mentinck samen met zijn vrouw Geertrud het bedrag van 5 stuivers en 5 mite voor 15 morgen en 5 hont, wel oppervlak later veranderd werd in 7 morgen en 2 hont, waarna er nog maar 2 stuivers en 8 denarien betaald hoefden te worden. Kennelijk was er een deel van het goed afgesplitst. Het goed was eerder nog gekocht van de dochter van Regnerus Mentinx. Na 1546 komt het goed "met een even grote tynspost- nog in handen van Mr. Borghard van den Berge, en later Johan Huygen. In 1679 koopt Gerrit Willem Wijgman het goed, die het in 1701 verkoopt aan het Zutphense Bornhoff. Tot 1811 wordt door hen de tyns betaald.Mentinck is vermoedelijk een oud hofhorig goed geweest van de abdij van Prum. Tegelijk met de overige horige goederen van de abdij zal het in 1419 van een horig goed tot een keurmedig goed zijn geworden. Als zodanig komt het in het leenboek van Prum (401) in 1451 voor. Het wordt dan genoemd "Dat guet, geheiten Meyntinck, mit bossch, mit broick, mit heyde, mit weyde, mit riis, mit twiich, mit hoge ende ledich lant ende mit alle synen rechten ende toebehoir". Hertger Beerntss te Beekbergen kreeg oprukking (402) van horig worden naar het goed voor 0 jaren. In 1452 gaf hij samen met zijn vrouw Lummoit (mogelijk de dochter van Regnerus Mentinck, zie de tynsregisters) het erfrecht van het goed aan Geertrude ter Ynden, die het goed samen met haar man Wilhelm Meyntinck, voogd, bezat. In 1453 kregen zij toestemming om het goed te bezwaren met een rente van 9 molders rogge per jaar, ten behoeve van Geertruijt Aelbert Schroedersdr. Als dit bedrag niet in 12 jaar afgelost zou zijn, dan had de abdij van Prum het recht de volle inkomsten uit het goed te beuren, totdat de rente afgelost zou zijn. Vervolgens wordt het een tijdje stil rond Mentinck. Pas in 1485 duikt het goed weer op, het blijkt dan een leengoed van de abdij geworden te zijn. De omschrijving luidt dan "Dat erve ind guet, geheiten Mentynck, myt egge, myt eende, myt hoge, myt leghe, myt allen synen tobehoer ind rechten, soe dat gelegen ys in den kerspel van Voerst, in der buerscapp van Appen". Op 1 februari 1485 bezwaart Herman van Wamel Meyntinck met een rente van 1 molder rogge per jaar ten behoeve van Henrick die Leryck. Na 8 jaar zou de rente alleen aflosbaar worden door de ambtman van de abdij. In de marge wordt dan de opmerking "It. Wychman heet dat gevriet van Henrick dat yerste jaer". Met Wychman wordt de ambtman van de abdij van Prum bedoeld. Alvorens de samenvoeging van Mentynck met Egelinck ter sprake komt, zal de vroegste geschiedenis van Egelinck worden besproken. De tynspost van deze hoeve stond direct boven die van Mentynck, reeds in 1357, wat een topografische nabijheid doet vermoeden. De post in 1357 (403) luidt "Item Egheninc de XVII jug. V hont V st. X d. II mit." Over Egheninc, groot 17 morgen en 5 hont, dus 5 stuivers, 10 denarien en 2 mite worden betaald. In 1448 (404) is de post nog even groot, en wordt deze betaald door Johannes Egelynck. In de marge wordt een "Abba" genoemd, mogelijk wordt hiermee de abt van Prum om wat voor reden ook bedoeld. In 1454 krijgt Gerit Egelinck Heilwigszn. na de dood van zijn moeder oprukking van horig worden naar het goed voor 6 jaar. (405) Beide goederen komen ook "als Prums goed- voor in het inkomstenregister van Van Hengel uit 1405 (406). Beide moesten als een der "bonorum Servilium, teutonice eyghen goede" op de jaarlijkse dag van betaling 30 denarien betalen. Bovendien moest Eghelinc, bewoond door Johannes Eghelinc, nog 2 molder rogge en 6 molder gerst betalen.(407) Op Mentinc rustte niet zo’n verplichting in natura. Johan Eghelinc en Riquyn Myntinc en diens vrouw en 3 kinderen waren horige personen van de abdij.(408) Uit de goederen Eghlinc en Mentinck moest ook nog de smalle tiende aan de abdij worden betaald.(409) Na deze korte onderbreking gaan we weer verder met de beleningen van Mentinck (410). In 1486 droeg Herman van Wamel het over aan Wychman van Eymeren. Deze overleed in 1513, waarna diens zoon Roloff de volgende leenman werd. In de duistere periode hierna zal Mentinck samen zijn gevoegd met Eghelinck. In een akte uit 1545 blijkt dat nog niet. Mr. Borchart van den Berge, kanunnik van St. Walburg in Arnhem, verklaart, aan het Bornhof te Zutphen 33 penningen erftyns schuldig te zijn uit de erven Kuminck en Mentinck in het kerspel Voorst. (411) In 1556 werd Gerlich Dois, raadsman van de keizer, na opdracht door Egbert Kuiper, namens heer Burchert van den Berge, deken van Arnhem, de volgende leenman. In 1559 ontving de weduwe van Gerlich Doys "idt guet Mentinck und Eggelinck". Haar oudste zoon Peter werd voogd. De samenvoeging kan mogelijk hierbij op de jaren tussen 1545 en 1559 gesteld worden. Maris (412) meent de samenvoeging van de lenen op ca. 1490 te kunnen stellen, doch geeft daarvoor geen reden. Nog de dag erna werd het goed overgedragen aan Gerlich’s dochter Anna ange Merckt, wiens broer Willem Doys als voogd optrad. Heer Peter Doys, deken van Deventer, beloofde een week erna zijn moeder, broers en zusters hun aandelen te zullen vergoeden. In 1563 deed Gossen van Wamell, kleinzoon van de eerdere leenman Herman van Wamell, een verzoek beleend te worden, maar dit verzoek werd afgewezen. Een jaar later werd hij alsnog de nieuwe leenman. In 1569 werd het leen bezwaard met 1000 daalders. Floris van Wamell, mogelijk de zoon van Gossen, werd leenman in 1580. Hij verpandde in 1584 uit zijn leen aan Johan Hueghen en diens vrouw Elsken Broeders de Kuminckhoeve en Heselmate. In datzelfde jaar bezwaarde Floris het leen met 200 daalders. (413) Na Floris werd zijn neef Gaert van Wamel in 1589 de leenvolger. Gaert verpandde daarop aan Johan Hueghen enkele bouwlanden uit het leengoed, onder meer den Berckelt en de Lokempkens. In 1590 kreeg Floris toestemming het hele leen aan Johan Huegen, burgemeester van Deventer, mede namens zijn vrouw Elysabeth, te verpanden. Tevens werden zij toen (opnieuw) beleend met "dye vurs. hoffstede dye Cuyminckhoeven". Op 15 oktober 1615 werd het goed van de leenband ontslagen en tot een Prums tynsgoed gemaakt. De enige vermelding in het Prumse tynsregister dateert van de datum van tynsmaking, 15 oktober 1615, en daaruit blijkt dat Mentinck en Egelinck, te vertynsen waren met 6 oude Vlaamse groten per jaar, door Johan Huygen, broeder van Wilhelm, te betalen. (414) Zoals eerder deze paragraaf te lezen was, is in het tynsboek van de Hertog van Gelre, als voormalig voogd van Prum ook tyns heffend uit het goed Mentinck, niet veel meer informatie te vinden dan dat het goed later verkocht werd aan het Zutphense Bornhoff. Nog in 1832 was het Bornhof de eigenaar van de hoeve Mannink, zoals deze toen werd genoemd. Het kreeg kadastraal de aanduiding F 820, en was 9,7 hectare groot. Wat er met de hoeve Egelinck is gebeurd, is onduidelijk. In het verpondingskohier van 1648 (415) werd deze niet meer genoemd. Echter, ook van Mentinck was in dit kohier geen sprake. Onduidelijk is waarom. In 1716 was H. Oldenhof de pachter van de hoeve Mentink. In 1749 wordt de hoeve Mentink gepacht door Hendrik Hendriks, en hoort er 11 morgen zandland bij. In 1802 tenslotte is Hendrik Bosch de pachter. De namen Mentinck en Egelinck lijken typische "inc - namen te zijn. De voornamen waar ze van zijn afgeleid zijn onbekend; bovendien is een datering van deze -inc - namen op de 11e eeuw, zoals uitgelegd in het hoofdstuk Gietelo, mogelijk aan de late kant. Datering van deze hoeven op vroeg-middeleeuws is gevaarlijk; zolang geen duidelijkhheid is verkregen omtrent de ouderdom van -inc - namen, is het niet verstandig deze hoeven op vroegmiddeleeuws te schatten. Moerman (416) wijst ook op de onduidelijkheid van de periode waaruit deze namen stammen; hij vermoedt wel dat de meeste -inc - namen niet uit de vroege middeleeuwen stammen. De discrepantie in het gegeven dat de -ing - namen in Engeland eerder voorkomen dan de -inc-namen op het Saksische vasteland, terwijl beiden van Saksische, continentale oorsprong zouden zijn, kan Moerman ook niet verklaren en laat dit over aan historici. De -inc - naam kan in haar actieve tijd, mogelijk dus het begin van de late middeleeuwen, een oudere naam hebben verdrongen. Dit maakt het mogelijk dat de hoeve toch ouder is. Tot het goed Mentinck behoorde blijkens het leenboek van de abdij van Prum (417) ook de Bossweyde, die in 1600 werd afgesplitst van het leengoed Mentinck. Oorspronkelijk was deze bosweide een "bomenakker", een perceel waar bomen voor het hout werden geteeld geweest. Het soort bomen wat in deze beekdalrand, volgens het bodemtype een komvormige laagte, kon groeien wordt duidelijk uit de naam die het vanaf 1696 droeg: Peppelenbosch. Nog op kaarten en luchtfoto’s uit de 19e en 20e eeuw is het perceel geheel bebost, losstaand van de grote heidebebossingen in de 20e eeuw. Op de kaart van De Man (418) uit 1811 is te zien dat slechts in het midden een verticale strook niet bebost is. In die tijd was het Appense veld nog heideveld. Aan de ontginningsvorm te zien zal dit tegelijk met de identieke ontginningen aan de overzijde van de Voorsterbeek ontgonnen zijn. Daarbij valt te denken aan het begin de 14e eeuw, mogelijk iets eerder. In elk geval werd het goed in 1600 voor het eerst beschreven, en wel als "Hett Busweittien," onder hett goedt Mentinck, der abdie Prum leenruirich, gelegen, streckende oestwaertt und westwaertt then beyden syden ahn vurs. eheluyden voirs. landt, zuydtwaert aen die beecke, noirtwaert anet Appense veldt". Deze omschrijving duidt ook goed de locatie aan, die op de kadasterkaart van 1832 zonder enige problemen is aan te wijzen. Op 14 augustus 1600 kochten Gerrit Kreynck en zijn vrouw de bossweyde uit het goed Mentinck van de leenman van dat goed, Johan Huigen. Zij bezwaarden achtereenvolgens het leen met 200 daalders (1610), 116 daalders (1613) en wederom 200 daalders (1615). In 1615 verkochten zij het goed aan Reyner Vrijthoff. Drie jaar later verkoopt Hendrick Wilbrenninck namens hem het goed weer aan Henrick Hanneman. Deze overleed enkele jaren later, en liet een weduwe en twee zonen (Derrick en Johan) na. De weduwe hertrouwde met Gerardus Scheppinck; zij namen de eerder genoemde Wilbrenninck als voogd. Toen ook Gerardus Scheppinck overleden was, verkocht zoon Theodorus het goed in 1696 aan de weduwe Adriaen Scharff, die ermee beleend werd en haar zoon Hendrick als hulder aanstelde. Voor het eerst werd in de leenboeken de naam Peppelenbosch gebruikt. In 1724 werd de minderjarige Adriaen Scharff, zoon van wijlen Adriaen Scharff (wijnkoper te Amsterdam), beleend. Nicolaes van Hamel trad op als voogd. In 1736 blijkt Adriaen meerderjarig te zijn, en vernieuwt hij de eed. Dr. Bernard Huinink werd voogd. In 1742 wordt de leenband nogmaals vernieuwd, en in 1749 werd het goed uit de leenband ontslagen. Het verpondingskohier van 1648 gebruikt de naam "den Peppelenbos" al. Docter Schoppinck was eigenaar. Dit is de eerder genoemde Gerardus Scheppinck. Kennelijk verpachtte hij aan Gerrit Peters het huis, de hof en 3 koeweiden, voor 24 daalders. Op ongeveer 1 schepel "geseeij" waren telligen aangeplant.(419) In 1716 bewoonde H. Cornelissen de hoeve. In 1749 was dat Cornelis Hendriks, mogelijk een zoon van de pachter in 1716. In 1802 was Herman Jansen de pachter. In 1832 was de Peppelenbosch eigendom van Hendrik Ribbius; het huis en erf waren 13 hectare groot en hadden kadastraal het nummer F 687 gekregen.

398 Doorninck, 1905, 39
399 RAG, Archief Graven en Hertogen van Gelre, invnr. 71, fol. 4
400 RAG, Archief Graven en Hertogen van Gelre, invnr. 94, fol. 46
401 Maris, 1934, 102
402 Oprukking was een betaling in geld om de horigheid uit te stellen (Middelnederlands Woordenboek Verwijs & Verdam).
403 RAG, Archief Graven en Hertogen van Gelre, invnr. 71, fol. 4
404 RAG, Archief Graven en Hertogen van Gelre, invnr. 94, fol. 46
405 Maris, 1934, 100
406 Sloet van de Beele, 1865, 83-84
407 Sloet van de Beele, 1865, 86
408 Sloet van de Beele, 1865, 92-96
409 Sloet van de Beele, 1865, 97
410 Maris, 1934, 63-64
411 Gemeentearchief Zutphen, Bornhof, inventaris Oud Archief, regestnr. 190
412 Maris, 1934, 63
413 Gemeentearchief Zutphen, Bornhof, inventaris Oud Archief, regestnr. 234
414 Maris, 1934, 111
415 RAG, Archief Staten van de Veluwe, invnr. 820
416 Moerman, 1945, 66-67
417 Maris, 1934, 65
418 Man, 1802-1812
419 RAG, Archief Staten van de Veluwe, invnr. 820, fol. 263v-264
De ontginningen en nederzettingen in het noordelijk deel van het kerspel Voorst door L.J. Keunen, Wageningen, februari 2001.
Verslag in het kader van een afstudeervak Historische Geografie aan Wageningen Universiteit (24 stp).

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Gijsbert Mentinck?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Voorouders (en nakomelingen) van Gijsbert Mentinck

Gijsbert Mentinck
1565-????

1590

Swaene Herms
1565-1610


Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Over de familienaam Mentinck

  • Bekijk de informatie die Genealogie Online heeft over de familienaam Mentinck.
  • Bekijk de informatie die Open Archieven heeft over Mentinck.
  • Bekijk in het Wie (onder)zoekt wie? register wie de familienaam Mentinck (onder)zoekt.

De publicatie Genealogie Zwanepol is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
B. Zwanepol, "Genealogie Zwanepol", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-zwanepol/I25531.php : benaderd 4 mei 2024), "Gijsbert Mentinck (1565-????)".