Via Genealogieonline: Stamboom Vermeer.
Via Internet: Parenteel van Hermen Gerritszoon.
Via Genealogieonline: Stamboom Vermeer.
Via Internet: Parenteel van Hermen Gerritszoon.Via Genealogieonline: Stamboom Vermeer.
Hij is getrouwd met Hendrikje Heijmens.
Zij zijn getrouwd op 4 april 1739 te Nunspeet (ondertrouw), hij was toen 29 jaar oud.
DTB Nunspeet.
Kind(eren):
J.M. van Epe. Nalatende vrouw en 4 kinderen.
In doopboek Epe niet te vinden.
VLIJM (SCHERP MESJE)
P.A.F. van Veen en N. van der S?s (1997), Van Dale Etymologisch woordenboek
vlijm [scherp mesje] {vli(e)me 1201-1250, vlijm 1406} < latijn phlebotomus < grieks phlebotomos [lancet], van phleps (2e nv. phlebos) [(slag)ader] + tomos [snijdend], van temnein [snijden].
J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek
vlijm znw., v. m., mnl. vlime v. naast vlieme v. (nog zuidnl.) evenals mnd. vleteme, vletme v., ohd. fliodema, fliedema (laat-mhd. vliete(n), nhd. fliete), oe. fly¯tme v. < lat. phle(bo)tomus < gr. phlebotomos mes voor het aderlaten; dit woord werd ook in het romaans ontleend als ofra. flieme (nfra. flamme), prov. flecme.
Fri. flym, flime o. zal wel ontlening aan het nl. zijn. De vorm met i vertoont de overgang van gesloten e tot i, zoals ook in biet. Westf. flite zal wel ontlening aan mhd. zijn.
N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal
vlijm znw. (de, het), mnl. vlime v. Uit *vlitme ot *vlidme. Gaat evenals mnl. vlieme v. (nog zuidndl., in ?t Wvla. o.), ohd. fliodema, fliedema, ouder-mhd. fliedeme, laat-mhd. vliete, vlieten (nhd. fliete), mnd. vlet(e)me v. (vletem m.?), ags. flytme (y?) v., ofr. flieme (fr. flamme, eng. fleam) vlijm op een rom. vorm (*fle?toma, *fle?doma, *fleotoma, -doma) van lat. phlebotomus (gr. phlex, gen. phlebos bloedader + -tomos bij temnein snijden) id. terug. Voor de i naast e2 vgl. biet; voor dgl. dubbelvormen met u en o zie moerbei. Met i ook westf. flite v. vlijm, tenzij dit de overgenomen alg.-hd. vorm is. Fri. flym, flime o. id. wsch. uit ? t Ndl.
J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal
vlijm v., dial. vliem, Mnl. vlime, vlieme, vlemme, uit *vliedeme, gelijk Ohd. fliotuma (Mhd. vlieten, Nhd. fliete), Eng. fleam, Fr. flamme, uit Mlat. flevotomum, van Gr. phlebotomon = adersnijder (phleps = ader; tomos, van temnein = snijden: z. tempel).
T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen
Vlijm, van t M.-Lat. flevotomum, van t Gr. phlebo-tomon = adersnijder.
Aart Harmsen Vlijm | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1739 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrikje Heijmens |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.