Hij is getrouwd met Catherina Clara Pottebaum.
Zij zijn getrouwd voor 1768 te Oldendorf, Niedersachsen, Duitsland.
Kind(eren):
Christoph en Catherina Pottenbaum zijn zeer waarschijnlijk de ouders van één dochter en zes zonen, waarvan er vier aan het einde van de 18e eeuw naar Nederland emigreren. De familierelatie is niet definitief aangetoond, omdat de oude doopboeken van Oldendorf verloren zijn gegaan. Maar het is een realistische optie door de namen van de 'broers', de rol die zij als getuige bij elkaar's huwelijken en de dopen van elkaar's kinderen spelen. Ook de geboortelocatie zoals die is vermeld in een aantal aktes wijst in deze richting.
De dood van de moeder van het gezin op 19 september 1796 is met een waas van mysterie omgeven. Haar tweede echtgenoot Kallmeijer heeft een periode in de gevangenis gezeten onder verdenking van betrokkenheid bij haar dood. Later leidde dit tot een langdurige rechtszaak tussen de landeigenaar en Kallmeijer. Zie hoofdstuk Rullmanstätte - de boerderij "Oberholsten 5".
Rullmannstätte
In 1442 komt de naam Rullmann, verbonden aan deze boerderij in Oberholsten, voor de eerste keer voor. Het is een zgn. 'Vollerbe' waarop een 'horige' boer, een colonus (=pachter) was gevestigd. Rond 1700 is de leenheer Van Hammerstein uit Gemold en met hem ontstaat tot het einde van de 18e eeuw een gespannen relatie, omdat verplichte afdrachten niet worden gedaan. Immers, de pachters hadden al vele decennia moeite de touwtjes aan elkaar te knopen als gevolg van oorlogsgeweld en tegenvallende oogsten.
In 1732 procedeert de weduwe Engel Rullmann tegen de leenheer over een brute inval om achterstallige betalingen te incasseren. Zij wint weliswaar, maar de schulden blijven oplopen, o.a. door de schade van de zevenjarige oorlog (1756-1763). Rond 1773 is de schuld opgelopen tot bijna 1000 Thaler. Een enorm bedrag: de jaarlijkse afdracht was ca. 3 Thaler. Pas in 1795 is 200 Thaler van de schuld voldaan door afdrachten in natura. In 1830, toen de weduwe van 'Kolon' Rullmann er woonde, werden de verschuldigde rechten geschat op 100 Thaler en 20 Mariengroschen, de waarde van de lijfrente werd op 513 Taler vastgesteld.
De boerderij was tot 1835 eigendom van burgemeester Stein van Melle, de opvolger van de leenheer. In dat jaar werd het gekocht door het "Prodenbackschen Fonds" in Büer, een buurgemeente van Oldendorf. In 1845 kwam het huis in bezit van General Freiherr von Winke uit Ostenwalde.
Boven de ingang van het huis staat: 'Ach Gott in Guaden schaue auf diesen neuen Bau, den wir genommen nieder, steht hier verbessert wieder. Gott wolte seiner Segen in Guaden hier beilegen. Er wolte uns Schüten für Unglück.' Vroeger stond hierbij de naam van de bouwheer: Meister Oberwitte 1810.
De balk die boven de ingang naar de dorsvloer hing is door JC Rullmann naar Nederland gehaald en is via zoon Paul bij neef Jan Rullmann in Holten terechtgekomen, waar het jarenlang onder de carport heeft gehangen. In 2007 is het naar het huis van hun zoon Wim in Frankrijk verplaatst. Op de balk staat: "Adam Heinrich Rullmann und Aurelia Bosch Eheleute den 25 Julii 1810"
Het oude adres Oberholsten Nr. 5 betekende dat het de 5e boerderij in grootte was van het gehucht Oberholsten.
Het huidige adres is Teichstrasse 16, 49324 Oldendorf. In 2008 wordt het huis bewoond door de familie Lübker, de ouders Kurt en Pauline en hun dochter Anke met kleindochter Rebecca. Het inmiddels bijgebouwde achterhuis wordt verhuurd aan een ander gezin.
Kurt Lübker boert nog op ca. 5 hectare. Hij is een neef van het gezin Lülf, dat er in de zestiger jaren woonde. Zie ook het hoofdstuk 'De geschiedenis van het onderzoek'.
Christoph Heinrich Rullmann | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
< 1768 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catherina Clara Pottebaum |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.