Family search:
Er worden in Blasheim in 1745 twee kinderen geboren met de naam Johann Friderich Hueffmeyer:
* 16 juli 1745, zoon van Johann Casper Henrich Hueffmeyer, en
* 10 december 1745, zoon van Jacob Hueffmeyer
Ik kies voor de eerste: in 1749 wordt in Blasheim een Anna Catharina Huffmeijer geboren, dochter van Johann Casper Huffmeijer; Anna Catharina is ook de naam van de eerste dochter van Jan Frederik.
In het testament van Jan Frederik Huffmeijer op 18 Mei 1796, kort voor zijn dood opgemaakt, staat de volgende tekst: Dit testamant in volle verstand en met vrije wil en in staat opgemaakt, beide echtelieden herroepen alle eerdere testamenten en codicillen, niets uitgezonderd, zelfstandig of gezamenlijk
In de huwelijksakte, opgemaakt 19 April 1796 staat de tekst: dat de overweging van de zekerheid des doods hen heeft doen besluiten ieder een testament op te stellen en alle eerdere testamenten, codicillen en andere te herroepen
Jan Frederik Huffmeijer overlijdt op 30 mei 1796.
In een akte van 2 Juni 1796 benoemen regenten van het Luthersche Diaconie Weeshuis binnen de stad Gerrit Ermeligh, makelaar het moederlijk erfdeel van de 6 minderjarige kinderen te ontvangen dat is 150,00 gulden en dit te quiteren en alles te doen verrichten wat vereist zal worden.
Op 14 September 1796 wordt op het testament van 19 April 1796 waarin voor ieder kind een bedrag van 25,00 gulden wordt vastgelegd, een aantekening bijgeschreven betreffende de begrafenis van het Jongste kind, dat op 26 Mei 1796 overleed en begraven werd op het Karthuizer Kerkhof. Van het gereserveerde bedrag van dit kind hield men 1,10 gulden over. Dit bedrag werd aan het gereserveerde bedrag van de andere 5 kinderen toegevoegd en gequitifierd en gelegd in lade 370. Getekend Van Veen en Arent Reufen.
(1) Hij is getrouwd met Catharina/Harmeijer Harremeijer.
Zij zijn getrouwd op 5 april 1782 te Amsterdam.
Fredrik Hufmeijer van Bielefeld, Luthers, oud 33 jaar, op 't Cingel, ouders dood, met getuige Christoffel Nuijman, in de Laurierstraat (en) Catrina Harmeijer van Amsterdam, Luthers, oud 25 jaar, in de Annastraat, ouders dood, getuige: Aaltje Wakker, in de Blomstraat;
Ondertekening: Friderich Hüffmer en Cathariena Harremeyjer
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Maria Christina Kierbergen.
Zij zijn getrouwd op 15 april 1796 te Amsterdam.
Compareerden Jan Fredrik Huffmeijer van Oldendorff in Pruissen, Luthers, wed: van Catharina Harmyer Wakker in de Helletjesdwarsstraat en Maria Christina Kierbergen van Coblenz, Luthers, oud 28 jaren op de Heerengragt, ouders dood, gead: met Jan Jacob Kink, in de Spiegelstraat
Ondertekening: Jan Fredrik Hüffmeyer en Maria Christina Kierbergen
In de kantlijn:
hij vrouws dood
goed. en
weeskamer
vold: 13 april 1796
Bij het huwelijk in 1782: Fredrik Hufmeijer van Bielefeld, Luthers, oud 33 jaar, ouders dood.
Bij zijn tweede huwelijk in 1796 wordt gemeld dat hij uit Oldendorf komt.
Family Search geeft veel Huffmeijers in Blasheim / Preussisch Oldendorf, plaatsjes ten noorden van Bielefeld.
De namen Harmeyer en Wacker komen ook zeer veelvuldig voor in Blasheim / Oldenburg; er was duidelijk een stevige connectie tussen die streek en Amsterdam. De zoon Pieter Gerrit wordt gedoopt door Esdras Heinrich Mützenbecher, geboren in Hamburg 1744, aanvankelijk academie-predikant in Göttingen. In 1775 werd hij beroepen naar de Lutherse gemeente Den Haag voor de Duits sprekende leden aldaar. Vijf jaar later deed hij zijn intrede in Amsterdam. In 1789 vertrok hij naar Preussisch Oldenburg.
De oorsprong van namen op -meijer ligt in Noordwest-Duitsland. Boerenzonen uit deze streek zochten in de 18de en 19de eeuw hun heil in het economisch aantrekkelijke Nederland, waardoor zij bovendien konden ontsnappen aan de dienstplicht onder een heerschappij die zij niet steunden. De namen op -meijer gaan terug op families die 'maiers' waren, dat wil zeggen beheerders of pachters van de boerderijen die in het eerste deel van de familienaam zijn genoemd. "Die gegenwärtig für schulte und meier faßbare Bedeutung 'großer Bauer' reflektiert die sozio-ökonomischen Folgen der mittelalterlichen Grundbesitzorganisation. Der in lateinischen Quellen als villicus bezeichnete Bewirtschafter des Haupthofes, der innerhalb der hochmittelalterlichen Villikationsverfassung für die Ablieferung der Abgaben an den Grundherrn und für die Wahrung von dessen Rechten gegenüber den hofhörigen Bauern verantwortlich war, wurde in Ostwestfalen meier (< lat. maior villau), im übrigen Westfalen jedoch schulte (< germ. *sculdhetio, das seit dem frühen Mittelalter zur Kennzeichnung recht unterschiedlicher Amtsfunktionen herangezogen wurde) genannt. Auch wenn sich mit Weiterentwicklung und Auflösung der Villikationsverfassung die Funktionen der villici veränderten, so blieb ihnen doch noch genug an Aufgaben, Autorität und Sozialprestige bis zum Ende der alten Grundherrschaft erhalten. (...) "Anders als Schulte ist Meier häufig Zweitglied anthroponymischer Zusammensetzungen..." [G. Müller, 'Schulte und Meier in Westfalen', in: Germanistische Linguistik (1993), Heft 115-118, p 351-372 (urspr. in: Gedenkschrift für Heinrich Wesche, Neumünster 1979)].
Jan Fredrik (Fridrich)/Huffmeijer Hofmeijer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1782 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina/Harmeijer Harremeijer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1796 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Christina Kierbergen |