(1) Hij is getrouwd met Petronella Gijsberta van WOUW.Bron 4
Zij zijn op 14 november 1660 te Dordrecht in ondertrouw gegaan.Bron 5
Zij zijn getrouwd op 5 december 1660 te 's-Gravenhage, hij was toen 42 jaar oud.(2) Hij is getrouwd met Catharina van BEAUMONT.Bron 6
Zij zijn op 14 augustus 1667 te Dordrecht in ondertrouw gegaan.Bron 7
Zij zijn getrouwd op 9 oktober 1667 te Dordrecht, hij was toen 48 jaar oud.Kind(eren):
WITT (Johan de) (4), geb. te Dordrecht 15 Oct. 1618, gest. ald. 27 Oct. 1676, zoon van den vorige. Hij studeerde te Leiden, waar hij 12 Dec. 1637 ingeschreven werd (Album i.d.), en maakte daarna een studiereis, gedurende welke hij op 13 Juni 1641 te Orleans in de rechten promoveerde (een afschrift van de promotie-bul onder de hss. van wijlen Fruin in het bezit van de Mij. van Ned. Letterk., nr. 1558/1636). Na zijn terugkeer van deze reis ging hij als secretaris mede met het gezantschap, dat in 1644-1645 tusschen Denemarken en Zweden vrede bemiddelde. Hij had een vrij belangrijk aandeel aan de regeering zijner stad: raad in 1647, 1648; schepen in 1649, 1650, 1656 en 1657; lid van het college der veertigen sedert 1662; gecommitteerde ten beleide 1672. Namens de regeering van Dordrecht was hij meerdere malen gedeputeerde ter Staten van Holland (sedert 1655) en van 1660-1662 lid van de Gecommitteerde Raden van het Zuiderkwartier. Bovendien was hij van 1664-1666 gedeputeerde ter Staten-Generaal. In Sept. 1664 ging hij als gecommitteerde van dezen in bezending naar Zeeland (Brieven van Johan de Witt, III, uitg. Fruin-Japikse, 558) en in Nov. 1664 als zoodanig naar Gelderland en Overijsel (Aitzema, V, 200 vlg.) Meermalen ambieerde hij een ambt van eenige beteekenis, maar hij had hierbij weinig geluk. (Brieven van Johan de Witt, I, uitg. Fruin-Kernkamp, I, 283, noot 1). Toch stond hij in vriendschappelijke verhouding tot zijn neef en naamgenoot, den raadpensionaris, zooals uit hunne correspondentie duidelijk blijkt (v.n. Brieven, alsvoren, IV, 54); hij was eigenlijk de eenige van de vele dordtsche neven de Witt, met wien de raadpensionaris vrij geregelde betrekkingen onderhield. In het einde van 1665 werd hem en twee anderen een zending opgedragen naar den keurvorst van Brandenburg (der Kinderen, De Nederl. Rep. en Munster 1650-1666, 334 vlg.), en in 1670 ging hij als gezant naar Denemarken en Polen (Wicquefort, Hist. des Provinces Unies, IV, 80 en 204). Zijn gedrag bij deze zending was buitensporig en verwekte hier te lande veel ontevredenheid (Kernkamp, Baltische Archivalia, 249-250). In 1672, bij de regeeringsverandering van dit jaar, werd hij door Willem III als lid van de regeering ontslagen. Met zijn gelijknamigen neef, in onderscheiding van wien hij zijn naam dikwijls met één t schreef, is hij in de literatuur meermalen verward. Tot heden is de vraag nooit afdoende beslist, of hij dan wel zijn neef de vertaler is van Corneille's Horace (zie verder op Johan (5) de Witt). In elk geval schijnt hij ook als dichter te zijn opgetreden (Veegens, Hist. Stud. II, 79). Evenals de raadpensionaris wijdde hij zich ook aan wiskundige studiën (blijkende uit een brief van hem aan Golius, dd. 14 Sept. 1659, in het bezit van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg). Als schrijver trad hij op in 1663-1664, toen hij onder het pseudoniem D.H. een ten deele reeds in 1655 ontworpen werk in drie deelen uitgaf: het Public Gebedt (herdruk van deel I en II in 1707). Het betrof een toen zeer actueel onderwerp. want de Staten van Holland hadden 21 Maart 1663 vastgesteld, hoe bij het nagebed in de kerk voor de overheid gebeden moest worden. De Witt's werk behelsde een verdediging van hunne houding; het lokte vrij veel bestrijding uit, everals de regeling van het gebed zelf dit deed. Hij huwde 5 Dec. 1660 Petronella Gijsberta van Wouw, die 13 dagen later stierf, en 9 Oct. 1667 Katharina van Beaumont. Hij had één zoon en ééne dochter, die verder zonder belang zijn. Een in 1656 door N. Maes geschilderd portret bij Mevr. de Ritter Zahony te Milaan (in 1881 op de Tentoonst. te 's Gravenhage). Zie: Balen, alsvoren, 1310; Veegens, Het Publiek Gebed, in Historische Studiën, II, 68; Knuttel, Acta van de Particuliere Synoden van Zuid- Holland, IV, Inleiding; Brieven van Johan de Witt (bew. Fruin), naam-register in deel IV.
XIIc. Mr. Johan de Wit Heeren Johansz, (oudsten zone van Johan de Wit Heeren Johansz en van Belia Stokmans Johansdochter), geboren den 15 October 1618, gecommitteerde ten Beleyde 1672, Schepen 1649, 1650, 1656, 1657, Raad 1647, 1648, Veertig 1662 in Dordrecht; Meermalen gecommitteerd ter Vergadering van de Ed Groot-Mog Heeren Staten van Holland en West-Vrieslant; Gecommitteerde Raad van de Staten van Holland enz 1660, 1661, 1662, Als mede ter vergaderinge van de Staten generaal der Vereenigde Nederlanden 1664, 1665, 1666, en wegens haar Hoog-Mogendheden Extraordinaris Gedeputeerd aan de keurvorst van Brandenborg 1665, naar derzelver Ambassadeur-Extraordinaris aan den Koning van Denemarken, Noorwegen enz, Midsgaders aan den Koning, en Republijcq van Polen 1670, troude eerst den 5-12-1660 Petronella-Gijsberta van Wouw (dochter van Bartholomeus van Wouw Ridder van de Koninklijke Orde van Vrankrijk), geboren 1642, welke sterff xiii dagen na haren Trouwdag; ten tweeden den 9-10-1667 Katharina van Beaumont (dochter van Herbert van Beaumont secretaris en Charter-bewaarder van Holland, en West Vrieslant), geboren den 23-10-1637, hy sterff den 27-10-1676 hadden gewonnen, Johan en Herbertina de Wit Heeren Johan zone en dochteren.
"Johan"nes de WITT | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1660 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Petronella Gijsberta van WOUW | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1667 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catharina van BEAUMONT |