Genealogie Schimmel » Sweder III van Abcoude (± 1345-1400)

Persoonlijke gegevens Sweder III van Abcoude 


Gezin van Sweder III van Abcoude

(1) Hij is getrouwd met Anna van Leiningen-Dagsburg.

Zij zijn getrouwd in het jaar 1373.


Kind(eren):

  1. Maria van Abcoude  ± 1365-????
  2. Johanna van Abcoude  ± 1365-± 1418
  3. Isabella van Gaasbeek  ± 1370-????
  4. Jolanda van Abcoude  ± 1380-1444
  5. Jacob van Gaesbeek  ± 1390-1459


(2) Hij had een relatie met Nn.


Kind(eren):

  1. Willem van Gaesbeek  ± 1365-????
  2. Clementine van Gaesbeek  ± 1365-± 1400
  3. Belia van Gaesbeek  ± 1365-????
  4. Beatrijs van Gaasbeek  ± 1366-????
  5. Renata van Gaasbeek  ± 1366-????
  6. Sofie van Gaesbeek  ± 1385-> 1456 
  7. Ida van Gaesbeek  ± 1385-????
  8. Mabilia van Gaesbeek  ± 1385-????


Notities over Sweder III van Abcoude

Hij was ridder.
Bijna een halve eeuw, van 1357 tot aan zijn dood in 1400, was de uit Holland afkomstige Zweder van Abcoude heer van Gaasbeek. Deze periode werd slechts onderbroken door een vijfjarig intermezzo van 1376-1381 waarin Zweder zijn Brabantse bezittingen had geruild tegen Wijk bij Duurstede, dat behoorde aan zijn broer Willem. Zweder was verreweg de machtigste edelman in het gebied ten westen en zuid-westen van de Brabantse hoofdstad en als raadsman van zowel de hertog (later de hertogin) van Brabantals van de graaf van Holland, behoorde hij tot de meest invloedrijke edelen in de Nederlanden. Zijn welhaast tomeloze ambitie manifesteerde zich in voortdurende gebiedsuitbreidingen in de richting van Brussel. Maar ook in Holland beschikte hij over kapitale bezittingen. Zo was hij bijvoorbeeld heer van Putten en Strijen. Om zijn invloed te laten gelden aan het Hollandse hof hield hij er tevens een huis in Den Haag op na.
Overeenkomstig zijn stand nam Zweder volop deel aan de literaire en muzikale cultuur van zijn tijd. Het kasteel te Gaasbeek moet regelmatig door rondreizende sprekers zijn bezocht: Zweder zelf had een heraut, verscheidene speellieden en een spreker, meester Jan genaamd, in dienst. Deze meester Jan wordt ook wel eens aangeduid als zanger. Al deze functionarissen en artiesten zijn geattesteerd aan het Hollandse, het Bloise en het Brabantse hof. Het is vrijwel zeker dat meester Jan de spreker van Gaasbeek, Willem van Hildegaersberch persoonlijk kende: ten minste tweemaal kunnen we vaststellen dat meester Jan gelijktijdig met meester Willem een optreden voor het Hollandse hof verzorgde.
Banden tussen leden van het geslacht Van den Heetvelde en Zweder van Abcoude - en na diens overlijden zijn enige zoon Jacob en diens voogd Willem van Abcoude - zijn talrijk. Om met de heraldiek te beginnen: de Van den Heetveldes voerden een wapen dat "overladen" was met het wapen van Gaasbeek. De vader van Jan van den Heetvelde (de latere meier van Koekelberg), Zeger (II) was in 1366 als baljuw van Gaasbeek met Dirc van den Heetvelde, amman van Brussel, getuige bij het huwelijk van Willem van Abcoude en Maria de Walcourt. In 1378 is hij opnieuw baljuw van Gaasbeek. In 1371 toonde hij zich samen met een Arnoud van den Heetvelde tijdens de veldtocht naar Bäsweiler onder meer dan veertig mannen de belangrijkste getrouwe van Willem van Gaasbeek. In 1383 wordt hij gerekend tot een groep "manne Sweders here van Gaesbeke".
In 1396 zijn de ridders Seger, Willem en Dirc van den Heetvelde mede bezegelaars van een vonnis dat Zweder van Gaasbeek uitsprak tegen Jan van Heelbeke en Jan van den Voerde (die gehuwd was met een bastaarddochter van Zweder) nadat zij, met enkele helpers, Willem van Kleef, de baljuw van Gaasbeek (een bastaardzoon van Zweder), hadden aangevallen.
In 1400, niet lang na het overlijden van Zweder, laaide in het ontstane machtsvacuum de strijd op tussen de Gaasbeek-getrouwen. Opnieuw is het Zweders natuurlijke zoon Willem van Kleef die het mikpunt wordt van enkele invloedrijke edelen en adellijke bastaarden. Ditmaal sprak de hertogin zelf recht. Onder de aanvallers, die opereerden onder aanvoering van Jan van Lombeek, bevond zich de reeds genoemde kersverse nieuwe echtgenoot van Marie van Coeckelberghe, heer Claes den Zwaeff, de jonge, met wie Marie was gehuwd na het overlijden van Symon SerSanders. De straf voor Jan van Lombeek (en ook voor zijn helpers?) was "een bedevairt te Sente Jacobs te Galissen ende eenre manet na dat hi van Sent Jacobs wedercomen es [...] noch een bedevairt [...] tonser Vrouwen te Vendomme". Of de in Hulthem opgenomen routebeschrijving naar Santiago de Compostela een relatie heeft met dit vonnis, is moeilijk uit te maken. Het mag echter niet onvermeld blijven dat de beschreven route begint in Parijs en voert langs de plaats Vendôme. Daarmee wijkt de route significant af van de weg die traditioneel door pelgrims vanuit Parijs werd genomen, de Via Turonensis. De belangrijke bedevaartplaats Orléans, vanouds een must voor elke pelgrim die langs deze route reisde, bleef daardoor (letterlijk) links liggen. De routebeschrijving in het handschrift-Van Hulthem is van nut geweest voor iemand die èn Vendôme èn Santiago wilde bezoeken.
In de jaren na Zweders dood was Willem van den Heetvelde, evenals als zijn nieuwe schoonzoon Claes den Zwaeff, nochtans één van de "magen ende vrienden", die Willem van Abcoude, dan voogd van Zweders enige zoon Jacob en van de weduwe Gaasbeek, terzijde stonden.
In de nabije omgeving van Brussel zullen er weinig kastelen zijn geweest die een zo grote aantrekkingskracht uitoefenden op Nederlandstalige sprekers en zangers, als dat van de puissant rijke heer van Gaasbeek. Maar nog afgezien daarvan behoeven we er niet aan te twijfelen dat de veelvuldig gedocumenteerde hofaanwezigheid (zowel in Brabant als in Holland) van Zweder van Abcoude, er borg voor staat dat deze edelman menige Hollandse spreker heeft beluisterd. Voor de reeds gesignaleerde "Hollandse" component in de verzameling zou hier wellicht een verklaring kunnen worden gevonden. Van de sproke Een rikelijc scip dat Augustijnken maecte (nr. 129) mogen we bijvorbeeld veronderstellen dat hij door de heer van Gaasbeek met meer dan gewone belangstelling zal zijn gelezen of aangehoord, niet slechts vanwege de allegorie zelf, maar toch zeker ook vanwege de lokalisering van de verhaalde gebeurtenissen. Augustijnken vertelt hoe hij vanuit Dordrecht in een bootje stroomafwaarts de Merwede vaart, tot hij bij stilstaand water komt. Als hij aanmeert en aan land gaat, treft hij daar een kasteel aan dat bevolkt wordt door een groot aantal vrouwen die er een groot schip bouwen. Door een hoofse vrouw worden hem alle onderdelen van het schip allegorisch verklaard. Aan het slot van zijn gedicht vertelt hij hoe hij weer stroomopwaarts roeit en in de avond terugkeert naar de stad en daar temidden van "Goet gheselscap vander stede" aan "heren van hogher aert" vertelt wat hem overkomen is. In hetspel dat Augustijnken speelt met realiteit en verbeelding heeft hij Dordrecht gekozen als vertrek- en eindpunt van zijn sproke en voor het allegorische middendeel een niet nader aangeduide plaats in de onmiddellijke nabijheid. Voor de toenmalige toehoorders moet het echter duidelijk zijn geweest dat deze plaats zich bevond op het grondgebied van Zweder van Abcoude, die heer was van Putten en Strijen. Wanneer men vanuit Dordrecht over de Merwede westwaarts vaart, gaat men dit gebied binnen.
We mogen aannemen dat er veel gelegenheden zijn geweest waarbij Zweder, als Hollands edelman, kan hebben kennisgemaakt met de sproken van Augustijnken. Zulke gelegenheden hebben zich zeker voorgedaan tijdens de Pruissenreis die Jan van Blois ondernam in 1368-1369. In diens gevolg bevond zich behalve Zweder van Abcoude, ook Augustijnken.
Noot:
Tijdens de vastenavondviering in 1389 aan het hof in Den Haag traden beide sprekers op (Meder 1991a, 548) en in 1385 is een gezamenlijk optreden geregistreerd van Willem van Hildegaersbergh, de heraut Abcoude en Hannekin de zanger van Abcoude (Lingbeek-Schalekamp 1984, 166). Waarschijnlijk gaat het bij de laatste om de spreker. Meester Jan wordt afwisselend aangeduid als "meester Jan de dichter die bi den heer van Apcoude plach te wesen", "meester Jan des heren spreker van Gaesbeke" en "meesterJan des heren sangher van Gaesbeke" (Lingbeek-Schalekamp 1984, 177-179; zie ook Janse 1992, 126). In de rekeningen van Blois is sprake van "des heren hyraut ende senger van Gaesbeke" (Pinksteren 1388; Jonckbloet 1855, 652). Ook het optreden met Pasen te Middelburg van Willem van Hildegaersberch en een "meester Jan den zangher" betreft waarschijnlijk het tweetal (Lingbeek-Schalekamp 1984, 176). In verband met de dubbele hoedanigheid spreker/zanger van meester Jan, merken we op dat er behalve liedteksten ook muzieknotatie voorkomt in het handschrift-Van Hulthem. Het is zelfs waarschijnlijk dat de ontbrekende slotbladen muzieknotatie hebben bevat. Een optreden van "sgreven spreker van Lyninge" voor het Bloise hof in 1388 (Jonckbloet 1855, 652) verdient vermelding vanwege het huwelijk van Zweder met Anna van Leyningen (De Groot 1959, 388).
Hij stierf op een pelgrimstocht naar Jeruzalem in Radda (Toscane). Daar werd hij begraven in het klooster van de Minderbroeders. Later haalde zijn zoon Jacob van Gaasbeek zijn stoffelijke resten over naar het inmiddels gerealiseerde familiegraf in het kartuizer klooster in Utrecht.
Na het uitbreken van de vele geschillen over de godsdienst in ons woelig tijdsgewricht, en na de verandering in het staatsbestuur, is het koninklijke en schitterende klooster van de kartuizers nabij Utrecht verwoest. In het koor van de kerk rustten,onder een marmeren tombe, illustere en edele heren en baronnen van Gaasbeek, Wijk, Abcoude, Putten, Strijen enz. De beenderen van al die mannen, zouden, toen de tombe open lag en vernield was, ten prooi vallen aan de honden die er aan zouden knagen.Daarom heeft Jan van Renesse, kanunnik en deken van St. Jan, die van moederskant uit het geslacht van Meerten van hen afstamt, 126 deze beenderen liefdevol verzameld. Daarna heeft hij ze laten herbegraven in het graf dat hij onlangs voor zichzelf had laten maken in de kapel van St. Antonius, als bewijs van zijn oude genegenheid.
Overleden waren, zoals de opschriften van het graf getuigen: Zweder [van Abcoude], eerste stichter van genoemd kartuizerklooster, begraven op 22 April 1400 in het koor van het door hem gestichte klooster. Anna, weduwe, dochter van de graaf van Leiningen, is op 19 mei bij haar man begraven. Jacob, erfgenaam van zijn vaderlijke domeinen, erfmaarschalk van Henegouwen, burggraaf van Holland, is op 6 februari 1459 in hetzelfde klooster bij zijn verwanten bijgezet.
Maar hun voorouders bevinden zich ergens anders, want een andere Zweder, die op 25 april 1347 overleed, en zijn echtgenote, Mabelia, dochter van Jan van Arkel, die stierf op 17 oktober 1300, 127 zijn in de parochiekerk in Wijk bij Duurstede, in hetzelfde graf bijgezet.
Gijsbrecht van Abcoude op 14 september 1376, en zijn vrouw Johanna, dochter van de heer van Hoorn, op 16 augustus 1356, zijn beiden bij hun voorouders in dezelfde kerk begraven.
Naar aanleiding van twee bedevaarten naar Montreuil-sous-Laon, waar toen de zweetdoek van Veronica werd bewaard, schonk Zweder van Abcoude en Gaasbeek in 1391 500 oude Franse schilden uit zijn goederen te Putten en Strijen ten behoeve van de bouw van een kartuize bij de stad Utrecht.
Zweder vergezelde graaf Jan van Blois op zijn tweede Pruisentochtt in 1368-1369
Heer Zweder van Abcoude en Gaesbeek verkocht op 10 oktober 1382 aan Pauwels van Haestrecht ridder 'dat dorp van Loen geheeten Venloen' gelegen tegen de palen van Holland en het land van Heusden. In afwachting van de betaling droeg de heer van Gaesbeek de heerlijkheid op aan hertogin Johanna van Brabant. Zweder van Abcoude had de heerlijkheid Venloon verkregen via zijn echtgenote Johanna van Gaesbeek, een dochter van Willem IV van Hoorne en Altena en Oda van Putten.
Willem, Clementina, Belia, Beatrijs, Renata, Sofie, Ida en Mabelia zijn bastaardkinderen.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Sweder III van Abcoude?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk Sweder III van Abcoude

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van Sweder III van Abcoude

Mabelia van Arkel
± 1285-1318
Willem V van Horne
± 1300-1343
Oda Persijn
± 1295-± 1332
Johanna van Horne
± 1320-1356

Sweder III van Abcoude
± 1345-1400

(1) 1373
Maria van Abcoude
± 1365-????
Johanna van Abcoude
± 1365-± 1418
Jacob van Gaesbeek
± 1390-1459
(2) 

Nn
????-

Belia van Gaesbeek
± 1365-????
Sofie van Gaesbeek
± 1385-> 1456
Ida van Gaesbeek
± 1385-????

Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Historische gebeurtenissen



Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia


Over de familienaam Van Abcoude


De publicatie Genealogie Schimmel is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Teus Schimmel, "Genealogie Schimmel", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/genealogie-schimmel/I23574.php : benaderd 16 mei 2024), "Sweder III van Abcoude (± 1345-1400)".