Hij is getrouwd met Jacoba HEENEMAN.
Zij zijn getrouwd
zij kregen 6 kinderen
De finale
Het is een ingewikkeld testament dat Meerdervoort uiteindelijk in handen van Abraham speelt. Voorop stond dat het landgoed in bezit van de familie zou blijven. De eerste gegadigde in het testament viel daardoor af: hij was kinderloos. (Het was overigens zijn echtgenote, Johanna Onderwater, die testamentair het zilveren avondmaalsservies legateerde aan de Oude Kerk in 1837).
Overigens had Abraham de keus of hij de nalatenschap voor een bepaald bedrag zou kopen danwel er van af zien, waarna een derde neef in aanmerking zou komen (deze werd later burgemeester van Leiden, en zijn buitenplaats, Berbice, bestaat nog steeds). Een vierde gegadigde tenslotte was nog maar een halve "Pompe": Pompe van Slingeland. (Mocht ook hij afzien van de erfenis, dan zou de Heerlijkheid in het openbaar verkocht worden aan de meest biedende.)
Abraham Pieter Corneliszoon Pompe van Meerdervoort betaalt 31.000,- gulden en verkrijgt daarvoor "de AmbagtsHeerlijkheid Meerdervoort, van ouds en conform de laatste verleybrief, het Kort-Ambagt geleegen in Zwijndrecht met den winde aldaar, en anders allen zijnen toebehooren (…).
- Een Huis, Schuur, Kolfbaan en buitendijcks Erf zijnde het Regthuis van Meerdervoort, van ouds genaamt de Steene Kamer met het veer van Meerdervoort op den Steenplaats, en een weidje liggende nevens de Meerdervoortse haven, mitsgaders een griendje daaraan volgende.
- Een buitenplaats vanouds Riddermatige Hofstede genaamt Meerdervoort met deszelfs Laanen, Boomgaarden, Boschjes en Moestuin, tesamen groot zes mergen en 244 roeden, gelegen in de Ambagt Heerlijkheid Meerdervoort met de Plantagie aan den Dijk. Zulks met Huizingen daarop staande en de Behangsels daarin en met al derzelven Broeijgereedschappen, Bakken, Raamen, Banken, Cieradien, Marmeren of steenen Beelden en Tuingereedschappen mitsgaders de niet weggemaakte schilderijen".
Dat laatste is een aardige toevoeging. Bekend is dat de schilderijen die rond 1652 door Aelbert Cuyp zijn geschilderd, in 1749, met onder meer andere schilderijen, tekeningen en boeken, na de dood van Johan Diederik zijn verkocht teneinde de "dootschulden als andersints" te betalen. Deze permissie was de drie gezusters dan wel geoorloofd in het testament. Het zet overigens wel wat vraagtekens bij het contante kapitaal van de familie te dien tijde.
Abraham ziet af van de tienden, diverse en op verschillende locaties (zoals de raap-en lammertienden, en de tienden van de wintergarst), welke worden verkocht, 25 in getal. De huiselijke inventaris wordt ook verkocht. De lijst geeft niet alleen een beeld van de "meubilaire goederen", maar ook van de mensen die ze kochten. Zo koopt Cornelis Vlasblom twintig wijnglazen. Is het de Cornelis van De Swaan en gaan de wijnglazen naar de herberg (zie Museum, het pand)? Ene vrouw Snethlage koopt onder meer een porselein theeservies; mogelijk de weduwe of schoondochter van de in 1781 overleden predikant van de Oude kerk W. Snethlage.
Tenslotte wordt in 1805 nog de Heerlijkheid Hendrik-Ido- en Schildmanskinderen-Ambacht verkocht aan Dirk Willem Nibbelink, schout en burgemeester van dit Ambacht. (Van 1811 tot 1830 is deze ook burgemeester van Meerdervoort.)
Abraham is onder meer bekend van het feit dat hij in 1795 werd gekozen tot lid van de "Nationale Vergadering", nadat de Fransen hier de Bataafse Republiek hadden uitgeroepen. In die roerige tijd werd via een districtenstelsel een "Nationale Vergadering" gekozen. Die kreeg als hoofdtaak het vaststellen van een nieuwe grondwet. Blijkbaar werd er meer gesproken dan gehandeld; in 1798 werd, met steun van de franse overheersers, een groot aantal afgevaardigden waaronder Abraham, naar huis gestuurd, waarna de nieuwe grondwet eenvoudig werd doorgedrukt.
Uit een plattegrond uit 1807 door de landmeter P. van Eck blijkt, dat er een tuin in de engelse landschapstuin aanwezig is op Meerdervoort. Mogelijk is Christina Elisabeth begonnen met deze tuin. Abraham blijft nog enige tijd na de aankoop in Den Haag wonen, en laat regelmatig hoeveelheden bomen op Meerdervoort kappen en verkopen. Het gaat hierbij om grote aantallen: in 1805 al 269 Ypen Boomen, 24 Beuken Heggen en 6 Fruitbomen. In 1807 volgen 87 Essen Boomen, Tophout en Spaanders. In 1810 zo'n 210 Essen Stammen en 233 Ypen stammen, Tophout, Spaanders en Takken. Het lijkt wel het begin van het einde.
Dan, in 1827, wordt de Heerlijkheid in zijn totaliteit verkocht en Abraham verhuist vanuit Huize Meerdervoort naar Rotterdam. Openbaar verkocht zelfs. Een publieke aankondiging, een pamflet van zo'n anderhalve meter lengte waarop de hele Heerlijkheid gedetailleerd staat beschreven, kondigt deze verkoping aan. De veiling vindt plaats in herberg De Steenen Kamer op 31 mei ten overstaan van Dirk Willem Nibbelink, openbaar notaris te Hendrik-Ido-Ambacht. Koper wordt Hendrik Kuipers, koopman, wonende te Dordrecht.
Om het oordeel aangaande de teloorgang van Meerdervoort jegens Abraham Pompe van Meerdervoort niet te hard te laten uitvallen, is het wellicht goed eerst nog wat nader in te gaan op zijn leven.
In 1808 wordt hij hoogheemraad van de Zwijndrechtse Waard. De hoogheemraden vormden samen met de dijkgraaf het dijkcollege dat was belast met het toezicht op de dijk en vooral het onderhoud ervan. Kort na zijn aanstelling valt het besluit dat de dijk op sommige plekken moet worden verzwaard. Ook het stuk dijk bij de buitenplaats. Abraham maakt bezwaar, daar hij nog niet zo lang daarvoor, met goedkeuring van het dijkcollege, nieuwe bomen in de dijk had laten planten. Een verzwaring zou deze bomen tot waardeloos brandhout maken, en zouden de kosten van de bestrating in het water zijn gegooid. Verder acht hij de dijkverhoging zo fors dat geen sprake meer kan zijn van gewoon onderhoud, en kan dus niet op de particulier verhaald worden. Ook twijfelt hij aan de noodzaak. Tenslotte zou een dijkverhoging het gezicht op de rivier aantasten, terwijl het Huis oorspronkelijk gebouwd was om een gezicht over de rivier te hebben.
Abraham krijgt ongelijk, ook na een "hoger beroep" waarbij de minster van Binnenlandse Zaken uitspraak doet. Belangrijkste reden is dat de dijkverhoging dient om de dijk weer op het peil te krijgen zoals deze, volgens een peilsteen, in 1633 ook was. Wanneer de oorspronkelijk situatie in 1633 net zo hoog was als de voorgetelde hoogte thans, zou men in 1633 ook niet over de dijk hebben kunnen kijken. Aangaande de bomen: die bestaat uit jonge aanplant van populieren "ter dikte van hengelroeden, waarvan het stuk voor deze à drie stuivers te bekomen zijn".
In november 1818 overlijdt Abrahams jongste dochter op tienjarige leeftijd. Een maand later zijn oudste zoon, luitenant ter zee. In 1827 sterft zijn andere zoon, ongehuwd en kinderloos. In 1831, vier jaar na de verkoop van Meerdervoort, verwisselt Abraham zelf het tijdige met het eeuwige. In 1832 overlijdt zijn laatste dochter, eveneens zonder kinderen na te laten. Daarmee is de laatste tak van de familie Pompe van Meerdervoort die Meerdervoort bewoonde, uitgestorven.
De Pompe van Meerdervoorts mogen dan uit Zwijndrecht zijn verdwenen, landelijk blijven ze van invloed. Zelfs in het buitenland. Eén van hen, J.L.C. Pompe van Meerdervoort (1829-1908), werkt een aantal jaren in Japan en schrijft daarover een boek: "Vijf jaren in Japan (1857-1863). Bijdragen tot de kennis van het Japansche keizerrijk en zijne bevolking". Hij begeleidde in deze periode de ontwikkeling van een hospitaal op Decima.
Abraham POMPE van MEERDERVOORT | ||||||||||||||||||
Jacoba HEENEMAN |