Hij is getrouwd met Johanna KETTING.Bron 3
Zij zijn getrouwd op 8 juli 1846 te Dordrecht , hij was toen 29 jaar oud.Bron 4
Een bedienaar van begrafenissen.
Er is in Nederland een zalige tijd van eendragt geweest, eene gouden eeuw der onschuld, toen alle lijkbezorgers bidders heetten. Men at er van den boom der kennis, - en van dat oogenblik af waren er stads-bidders en patent-bidders.
Stads-bidders waren zij, die, aangesteld door de stedelijke regeringen, voorheen het monopolie der ter aarde bestellingen uitoefenden, zoodat niemand sterven kon en begraven kon worden, zonder in handen van het gilde te vallen. De uitdrukking stads-bidder zou in die dagen een pleonasme zijn geweest! Zij kwam in de toenmalige woordenboeken niet voor. Doch met het aanbreken van den nieuwen tijd stonden er in de groote steden hongerige personen op, die van oordeel waren dat de buit der dooden behoorde verdeeld te worden onder een grooter aantal levenden. Hoe meer bidders, redeneerden zij, hoe meer vreugd; en daar deze lieden zijdelings invloed begonnen te krijgen op de gemeenteraden, wisten zij te bewerken dat er voortaan ook bidders zouden zijn alleen krachtens een patent - evenals tegenwoordig met de makelaars het geval is. Nu was de scheiding voldongen en de nieuwe terminologie in het leven geroepen. De stads-bidders werden aristokraten, maar aristokraten zonder het te willen en ten koste hunner welvaart; en tegenover dien kaalgeworden adel stond de nieuwe demokratische schepping der patent-bidders. Ook dezen hadden het in den aanvang niet breed, gelijk het bij zulke konkurrentien gaat, en menig patent-bidder was genoodzaakt het nieuwe bedrijf met een kleermakers- of oppassers-baantje te kumuleren - iets wat een bidder van den goeden ouden tijd te eenemaal beneden zijne waardigheid en met goddelijke en menschelijke wetten onvereenigbaar zou hebben geacht. De strijd was hevig, en werd van de openbare straat of uit de herbergen niet zelden overgebragt naar de woningen der afgestorvenen. Naauwlijks hadt gij den adem uitgeblazen, of er stonden op dezelfde haren mat in uw voorhuis twee personen die, met de diepste minachting jegens elkander bezield, echter hierin overeenstemden, dat beiden verlof vroegen uw bedroefde weduwe of moêgewaakten oudsten zoon te mogen spreken, en beiden onder het betuigen der hartelijkste deelneming in uw overlijden, het verlangen openbaarden om uw lijk op de plegtigste wijze en voor den civielsten prijs aan den opzigter van het kerkhof af te leveren. Werd de leverantie den stads-bidder gegund, dan zag men dezen met vernederende deernis zijnen uit het veld geslagen mededinger opnemen, en las tegelijk uit zijn oog een versterkt geloof aan de hemelsche geregtigheid. Bleek de patentbidder de uitverkorene, dan was ‘onderkruiper’ het zachtste scheldwoord dat hij van zijn woedenden konfrater naar het hoofd kreeg. Over het algemeen waren de stads-bidders, als representanten eener verouderde orde van zaken, spijtiger, trager en schijnheiliger; de patent-bidders, als zonen van hunnen tijd en vertegenwoordigers van den geest der eeuw, jovialer, ondernemender en materialistischer.
Jacobus van den BERGH | ||||||||||
1846 | ||||||||||
Johanna KETTING |