'''Rijproost Henricus van Heer'''
In een schepenakte van Heer van 4 November 1443 wordt hij al genoemd als verkoper van een stuk leengoed ter grootte van 7 bunder en 2½ roeden uit het goed Pietersheim aan ene Bartholomeus Stolz.
In 1448 bewaakten de inwoners van Heer gevangenen uit andere banken, die de rijproost op de Burght had ondergebracht, niet uit rechtsgronden maar uit vriendschapswil. Tussen 1451 en 1457 wordt Henricus van Heer meermalen genoemd in verschillende akten. Bij een plechtige gerechtsdag van 6 December 1453 was hij als één van de scheidsmannen aanwezig, waarbij bepaald werd, dat van elke bunder cijnsbaar land een schelling van twaalf penningen aan het kapittel van St. Servaas moest worden betaald.
Heer was één der elf banken van het kapittel van St. Servaas te Maastricht en vormde met het gehucht Keer sinds 1828 gemeente Cadier, één schepenbank met hoge-, middelbare- en lage jurisdictie. Het genoemde kapittel had de heerlijke rechten in Heer, doch met de uitoefening daarvan belaste het één zijner kanunniken, die de naam droeg van rijproost. Over het appel van de banken van St. Servaas is reeds gesproken bij de schepenbank Berg (noot voor inv.nr.4321. Zodat wat Heer betreft, daarnaar verwezen kan worden. Administratief bestond in de schepenbank (gebied) uit twee afzonderlijke eenheden n.l. één voor Heer met twee burgemeesters en 1 voor Keer met 1 burgemeester.
De archieven worden grotendeels bewaard bij de secretarissen; de processen die in appel gevoerd werden, waren in het midden der 16e eeuw in de kerk, vermoedelijk de toren, opgeborgen. Ze werden ingevolge een besluit van bovengenoemd kapittel d.d. 4 februari 1715 in een zg. "compe" een koffer of kist met twee sloten geplaatst, waarvan de schout en de secretaris er elk één had. De administratieve stukken althans de lopende hadden de burgemeesters onder hun berusting.
In 1796 had Heer met het gehucht Keer 869 inwoners.
De Rooms-Katholieke parochie is toegewijd aan de H. Petrus Banden.