Jacob(us) Targier, ongehuwd, dichter, werd blind in 1712, maar ging voort met het componeren van gedichten, die door zijn vrienden werden opgeschreven.
Jacobus Targier toonde in zijn jeugd veel aanleg voor studie en letteren maar zijn reeds verzwakkend gezichtsvermogen belette hem zich daaraan te wijden. Reeds in 1712 werd hij geheel blind. In 1722 gaf hij den moed geheel op, zich verder met dichten bezig te houden, maar door de poezie van Klara Ghijben werd hij er weer toe opgewekt. Zijn vriendschap met Johannes Baden, later gehuwd met Klara Ghijben en Mr. Johannes Petraeus bewerkte, dat deze hem werken van smaak en geleerdheid voorlazen en zijn verzen opteekenden. Hij overleed ongehuwd aan een uitterende ziekte. In 1737 gaf zijn vriend Johannes Baden zijn "Gedichten" uit, voorafgegaan door een korte levensschets en met een opdrachtsvers aan den overleden dichter door Arnoldus Hoogvliet. De bundel bestaat uit zededichten, verjaardichten, bruiloftsdichten, lijkdichten en mengeldichten, waaronder ook erotische poezie en een gedicht aan N. N., waaruit blijkt, dat hij ca. 1712 verloofd is geweest. Achteraan volgt: "Lijkcipressen gestrooid op het graf van Jacob Targier", door Klara Ghijben-Badon, Susanna Baden, J. Petraeus, A. van der Vliet en Johannes Badon. Oudere critici als Jeronimo de Vries en Witsen Geysbeek hebben zijn verzen zeer geprezen.
Jacobus TARGIER |