Kind(eren):
FLORIANUS (Johannes), die eigenlijk Blommaerts heette, is in 1522 te Antwerpen geboren en 4 Apr. 1585 in het nabij die stad gelegen Beveren of - volgens G. Baudart, Memoriën II (Zutphen 1625) B XIV, 84 - binnen Leuven, den marteldood gestorven. In de jaren vijftig der 16e eeuw was hij in zijn vaderstad rector van de latijnsche school. Als zoodanig publiceerde hij Metamorphosis ... vanden poëet Ovidius (Antw. 1552; van dezen eersten druk is geen ex. bekend; in de bibliotheek der gemeentelijke universiteit te Amsterdam bevinden zich echter exx. van de daar ter stede verschenen edities van 1588 en 1599); Johannes Leo Africanus, De totius Africae descriptione ll. IX in latinam linguam conversi Joan. Floriano interprete (Antw. 1556) en een verder onbekende, kleine, immers door Plantijn voor een halven stuiver te koop geboden, Grammatica Latina compendio conscripta (Antw. 1557). De mededeeling van van Rahlenbeck in Florianus' levensbeschrijving in de Biographie nationale de Belgique, dat de verschijning van het eerstgenoemde dier werken vooral oorzaak was, dat Florianus in 1572 door de inquisitie werd gezocht en uit Antwerpen moest vluchten, bevat verschillende fouten. Wel is waar werd door de vertaling van eenige werken uit het latijn en fransch de aandacht op hem gevestigd, maar dat waren boeken van stichtelijken aard, en geschriften waarin polemiek werd gevoerd tegen 't pausdom. Bovendien: niet eerst in 1572, maar reeds in 1560 vluchtte Florianus. Vermoedelijk richtte hij zich daarbij naar Emden. Althans in 1566 verscheen in die stad een vertaling van Calvijns commentaar: Wtlegghinghe op alle de sendbrieven Pauli end' op den Sendbrief tot de Hebreeën, vertaald door J.D. en J.F., welke J.F. wel moeilijk iemand anders kan zijn geweest dan Johannes Florianus, en in de opdracht van dat werk aan den oost-frieschen jonker Unico Manninga - geteekend: Wt Embden, 6 Sept. 1566 - wordt gezegd dat de vertalers van genoemden jonker veel bijstand hebben ondervonden. Misschien is deze opdracht wel tegelijk een soort afscheidsgroet geweest, want nog in 't zelfde jaar 1566 verschijnt te Antwerpen van Florianus' hand: Reynaert de Vos. Een seer genouchlike ende vermakelicke historie, in franchoyse ende nederduytsche. In verband met de gunstiger tijdsomstandigheden in het vaderland zou hij dan daarheen toen zijn weergekeerd. Is die veronderstelling juist, dan is op dat verblijf in Antwerpen vrij spoedig een hernieuwde vlucht gevolgd. Ziet daarop misschien de hiervoor genoemde mededeeling van Rahlenbeck, dat Florianus van in 1572 door de inquisitie werd gezocht? Onmogelijk is het niet, want waarschijnlijk is het zijn Reynaert de Vos, die op den index van verboden boeken van 1570 voorkomt. Hoe dit echter zij, in 1566 nog wordt hij alweer in Oost-Friesland gesignaleerd, en wel als rector van de kleine latijnsche school te Norden. 1572 vertrok hij vandaar om predikant te worden te Pylsum; en volgens een paar brieven uit het archief der evangelischreformierte Kirche te Emden stond hij in 1574 en 1575 (toen sommigen hem gaarne te Emden hadden gehad; maar hij vond zijn stem te zwak en zijn gaven te gering) daar nog. In 1582 vinden we hem in diezelfde hoedanigheid te Spijkenisse: en het daarop volgend jaar trok hij naar Brussel, 4 Mei was hij daar reeds. Na de inname dier stad door Parma brachten de Spanjaarden hem, nadat ze hem in strijd met het bij de capitulatie bedongene, te Lier gevangen hadden genomen, naar het slot Middelburg in Vlaanderen. Toen het niet gelukte hem tot afval te bewegen, voerden ze hem vandaar weer elders heen en doodden hem door hem in een put te werpen en daarop met een spies te doorsteken. Althans zoo vertelt uitvoerig van Haemstede, Geschiedenis der Martelaren (ed. Doesb. 1883, 905, 906) sedert de door Johannes Gysius, pred. te Streefkerk (II, kol. 534) bewerkte uitgave van 1633. Naar het schijnt is deze mededeeling, hoewel ze afkomstig is van verschillende ooggetuigen, en ook van den middelburgschen predikant Hendrik Henningius (I, kol. 1057), die op dat oogenblik te Brussel Florianus' collega was, niet geheel juist (vgl. Het Boek van 15 Mei 1913, bldz. 163).
Bij zijn dood liet Florianus te Bergen op Zoom een weduwe achter met acht kinderen. Een daarvan - misschien hetzelfde dat, 12 of 13 jaar oud, de gevangenneming van zijn vader bijwoonde - was zeker wel Jacobus Florianus, die - te Antwerpen geboren - zich 23 Dec. 1594 liet inschrijven aan de universiteit te Leiden, daar 1598, 1599 en 1600 exercitii gratia stellingen verdedigde, in 1601 predikant te Zuidland werd en in 1638 stierf. Hij was contra-remonstrant. Zwager van Theophilus Rijckewaert, en - door zijn huwelijk (1 Sept. 1602) met Maertge Donteclock, j.d. - schoonzoon van dr. Reinier Donteclock kwam hij een paar maal in aanmerking voor een beroep naar Brielle (C. Veltenaar, Het kerkelijk leven der Gereformeerden in den Briel, 125, 132-134, 175). Een ander, Febr. 1585 met attestatie ingekomen in de Kerk van Delft, was een dochter, die Hester Jans heette. Een tweede zoon: Tammo, is leerling geweest van Molanus te Bremen. Niet onmogelijk behoorde tot Florianus' kinderen ook de Johannes toe, die van 1630 tot zijn dood in Juli 1640 te Bleiswijk heeft gestaan. H. Brugmans, Verslag van een onderzoek in Engeland naar archivalia ('s Grav. 1895) 399 noemt een brief d.d. 10 Nov. 1630, door zekeren Florianus gezonden aan Gerh. Joh. Vossius.
Behalve de reeds genoemde werken heeft de oudere Florianus ook nog vertaald: Joh. Calvinus, De Handelingen der Apostelen (Antw. 1582), gedrukt achter de vertaling van diens Harmonia, dat is een tsamenstemminghe uit de 3 Evangelisten, die - met de op het titelblad niet vermelde vertaling van het evang. van Johannes - door Gerardus Gallinacaeus werd verzorgd; en Christelycke antwoorde op den eersten boeck der lasteringhen ende vernieude valscheden van twee apostaten Mattheus van Launoy, priester, ende Henrick Pennetier (Antwerpen 1583; vgl. Thomas Tilius II, kol. 1433).
De nationale synode te Middelburg in 1581 heeft hem bovendien nog opgedragen Calvijns preeken over Job te vertalen. Naar het schijnt heeft hij die opdracht wel uitgevoerd (Reitsma en van Veen, Acta, II, 221). Maar van het doen drukken en uitgeven dier vertaling is toch wel niet gekomen. Althans: Veertich predicatiën Joannis Calvini, getogen uijt alle zijne sermonen.... die hij ghedaen heeft over het boeck Job.... overgheset door W.S. (Amst. 1602) vermeldt van een vroegere editie in de voorrede niets. Waarschijnlijk is dus door de politieke toestanden in de Zuidelijke Nederlanden, door het beleg van Brussel en door Florianus' dood het handschrift nooit ter perse gelegd.
In de Stadtbibliothek te Bremen bevindt zich een brief aan Florianus, geschreven door Johannes Molanus.
Zie behalve de reeds genoemde werken: F.L. Rutgers, Acta der Synoden van de 16e eeuw (Utrecht 1889) 368; H.Q. Janssen, De kerkhervorming te Brugge (Rotterd. 1856) II, 121; dez., De kerkhervorming in Vlaanderen (Arnh. 1868) register in voce; Werken der Marnixvereeniging S. III, D III, 41; Max Rooses, Christophe Plantin. Imprimeur Anversois (Antw. 1882) 38; J.F. Willems, Reinaert de Vos (Gent 1836) XLVIII; van der Haeghen e.a., Bibliographie des Martyrologes protestants Neerlandais II, 338, 688; J.H. Hessels, Ecclesiae Londino-Batavae Archivum III (Cantabr. 1897) no. 856; E.W. Moes, De Amsterdamsche boekdrukkers I (Amst. 1900) 308, 309, 318, 319; E.F. Harkenroht, Geschiedenissen behoorende tot de Moeder-kerke in Emden en Oost-Friesland (Harl. 1726) voorrede; E. Meiners, Oostvrieschlandts kerketijke Geschiedenisse II (Gron. 1739) 81, 82, 400; P.C. Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis d. leidsche universiteit 1 ('s Grav. 1913); 469*; G.J. Vos Azn., Voor den spiegel der historie. Amstels kerkelijk leven (Amst. 1903) 166; Jahrbuch der Gesellschaft für bildende Kunst und vaterländische Altertümer zu Emden VII (1887) 147; IX (1891) 12; W.P.C. Knuttel, Acta der Zuid-Hollandsche Synoden I en II, registers in voce; Reitsma en van Veen, Acta, I, 97; II, 220; III register in voce; Chr. Sepp, Polemische en irenische theologie. (Leiden 1881) register in voce; dez., Verboden lectuur (Leiden 1889) 247; G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de 16e eeuw II (Leiden) 194; Album Amicorum van David Mostert sub Leiden 15 en 16 Julii 1599. Archief der Evang. Kirche Emden, Briefen von verschiedenen gemeinen und Predigern an das Consistorium zu Emden de 1555-1751 no. 12 en 13.