Vincent van GOGH, schilder, lithograaf en etser, werd in 1853 te Groot-Zundert geboren en stierf in 1890 te Auvers-sur-Oise. In 1869 kwam hij in den kunsthandel Goupil in den Haag, in Mei 1873 ging hij in Londen bij dezelfde firma in de zaak, waar voor het eerst zijn teekentalent zich toonde. Drie jaar lang was van Gogh afwisselend in de Londensche en Parijsche zaak van Goupil werkzaam, totdat hij in April 1876 van het beroep van kunsthandelaar afscheid nam. Als godsdienstleeraar was hij vervolgens eerst in Ramsgate werkzaam, dan in Isleworth. Na zijn terugkomst naar Holland, besloot hij in de theologie te gaan studeeren in Amsterdam, hetgeen hij van Mei 1877 tot Juli 1878 deed. Om practisch te werken kwam hij naar de missieschool in Brussel. Reeds na 3 maanden ging hij, eerst zonder eigenlijke opdracht, naar de Borinage om onder de mijnwerkers te prediken; Jan. 1879 kreeg hij voor een half jaar een aanstelling als missionaris in Wasmes, doch zijn eigenaardige opvatting omtrent de gemeenschap bracht hem in conflict met zijn kerkeraad. Hij bleef toen voor zichzelf het missiewerk in Wasmes voortzetten, waar hij bij een mijnwerker woonde en in zijn vrijen tijd ijverig teekende o.a. naar Millet's voorbeelden. Langzamerhand kwam hij tot het besluit schilder te worden. In Brussel, waar van Gogh sedert 1880 woonde, begonnen eigenlijk zijn studies pas. Den zomer van 1880 bracht hij in de vaderlijke pastorie in Etten door, van waar hij in December naar den Haag vertrok. Het samenleven met een vrouw en hare kinderen, die hij uit medelijden tot zich genomen had, leidde tot strijd met zijn vroegere vrienden; vooral vervreemdde dat hem van zijn bloedverwant, den schilder Ant. Mauve, zijn eersten leermeester. In September 1883 scheidde hij zich van zijn gezin en trok naar Drente, van waar hij zijn vader volgde naar Nunen om daar de twee laatste jaren van zijn Hollandschen tijd door te brengen. Sedert November 1885 bezocht hij de Academie te Antwerpen, waar hij hard werkte. Niets is daar echter van over, daar hij bij zijn vertrek naar Parijs in Februari 1886 alles achterliet. In Parijs, waar hij bij zijn broeder Theo leefde, die een filiaal van Goupil had, was hij eenigen tijd op het atelier van den schilder Cormon. Gewichtiger was zijn kennismaking met de werken der Impressionisten als Monet, Pissaro, Degas, Cezanne en de neoimpressionisten Seurat en Paul Signac, zijn kennismaking met Japansche houtsneden, evenals zijn persoonlijke vriendschap met Gaugiun en Em. Bernard. In Febr. 1888 ging hij naar Arles, waarheen ook Gaugiun in October 1888 kwam. Hij leefde er in bekrompen omstandigheden en zijn geestestoestand werd steeds slechter. In 1889 ging hij naar S. Remy; 21 Mei 1890 naar Auvers-sur-Oise, waar hij zich 27 Juli van het leven beroofde.
Behalve talrijke schilderijen en teekeningen o.a. in Amsterdam Rijksmuseum en Sted. Museum en in Rotterdam, Mus. Boymans, heeft v. Gogh zes litho's gemaakt in zijn nunenschen tijd, nml. aardappeleter (naar schilderij), oude boer met stok (bibl. Doucet), oude man weenend hoofd in de handen (bibl. Doucet), gravende man (bibl. Doucet), broodsnijdende man op mand, boerin op kar op zijde een gravende man, en ‘Sorrow’ (in den Haag reeds 69-73 ontstaan); de eenige ets, die hij gemaakt heeft is het portret van Dr. Gachet (naar schilderij in Städ. Inst. in Frankfort).
Verscheiden malen schilderde hij zijn eigen portret, aanwezig in de verz. v. Gogh-Bonger te Amsterdam, in de verz. Tutein Nolthenius te Utrecht, en twee in den kunsthandel v. Gogh te Amsterdam.
"Vincent" Willem van GOGH |