Genealogy Richard Remmé, The Hague, Netherlands » Frederik van Heeckeren van der Ese (± 1320-1386)

Persoonlijke gegevens Frederik van Heeckeren van der Ese 

• Hij is geboren rond 1320.
• Hij is overleden op 2 november 1386.
• Een kind van Frederik van Hekeren en Maria van Honnepel
• Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 2 maart 2022.

Gezin van Frederik van Heeckeren van der Ese

Hij is getrouwd met Luitgart van Rechteren.

Zij zijn getrouwd op 6 juni 1345.

Kind(eren):

1. Sweder van Heeckeren van Rechteren  ± 1350-1404 
2. Lutgard van Heeckeren van der Ese  
3. Hillegonda van Heeckeren   

Notities over Frederik van Heeckeren van der Ese

Ridder.
Hij werd in 13681 als hoofd van de partij der Heeckerens met hertog Reinoud van Gelre te Tiel gevangen genomen en aan wiens vader, Frederik van Heeckeren genaamd van der Ese, ridder, schout van Salland en Twente, overl in 1357, deze Gelderse partij der Heeckerens zijn naam ontleende.
Door huwelijk heer van Rechteren. Na zijn huwelijk noemden hij en zijn nakomelingen zich Van Heeckeren genaamd van Rechteren. Sedert het midden van de 15e eeuw liet men over het algemeen het Van Heeckeren weg en noemde men zich bijna uitsluitend Van Rechteren.
Testament van Frederik van Heeckeren, 1349. 1 charter:
1349 november 3 (des naesten dinxedaghes na Alreheylghen misse) Vrederic van Hekere, ridder, maakt, met toestemming van zijn oudste zoon Vrederic van Hekere en van [Beatrix] van Keppelle, leenvrouwe van onderstaande goederen, en met rade van Berend van Almen, pastoor, en zijn neef Vrederic Commerszone, priester, zijn testament waarin hij:
* één mark jaarlijks vermaakt aan de St. Maartenkerk te Utrecht en eveneens één mark aan de St. Pauluskerk te Münster, beide gaande uit de "vormede" te Weghelhorst of uit dat goed zelf,
* aan zijn dochter Agnes een jaarlijkse rente van vijf marken vermaakt uit de Gruet te Lochem, die men hem al schuldig is, en als deze rente wordt gelost dan uit het huis van Henrick van der Beke geheten de Oesterhof,
* aan de kinderen van Clawes Ludinc, zijn wastinsige lieden, de twaalf marken toezegt die hij hen schuldig is,
* bepaalt dat de grote slag te Wecghestapele en zijn rechten in de marke Holthoen, alsmede de plaats waar Lebbinc staat slechts aan zijn erfgenamen zullen vervallen met toestemming van de buren van de marke,
* enkele jaarlijkse inkomsten vermaakt ten behoeve van de kerken te Almen en Holthoen, aan de vicaris te Almen voor zijn zielemis en aan het Predikherenklooster te Zutphen,
* bepaalt dat als een rechte erfgenaam van hem op het goed Wissekinc in de heerlijkheid Borckello woont, deze de helft van dit goed zal krijgen en dat hij begraven wenst te worden in de kerk te Almen.
Origineel charter (inv.nr. 7), met de zegels van de oorkonder, zijn zoon (beschadigd) en de vrouwe van Keppelle, terwijl die van Van Almen en Commerszone verloren zijn. Regest: Ter Kuile, Oorkondenboek, VI nr. 1497.

Akte waarin een aantal edelen verklaren Frederik van Heeckeren schadeloos te zullen houden van een borgstelling die deze heeft gedaan ten behoeve van de bisschop van Utrecht, 1349. Met retroactum, 1348. 2 charters, oa:
1349 juli 18 (des saterdaghes na sunte Margrietendach) Sueder Uterlo, kanunnik ten Dom te Utrecht, Johan van Culenborch, heer van Woudenberch, Henric van Vianen, Ghisebrecht van Sterkenberch, Jacob van Lictenberch, ridders, en Johan, heer van Culenborch, knape, verklaren Vrederic van Hekeren, knape, schadeloos te zullen houden voor diens borgtocht ten behoeve van Johan van Arkel, bisschop van Utrecht, tegenover Eelbrecht van Eyle, ridder, en diens vrouw Jutte. Origineel charter (inv.nr. 8), met de zegels van Uterlo, de heer van Woudenberch, Van Vianen (fragment), Van Sterkenberch (fragment), en Van Lictenberch (beschadigd). Regest: Ter Kuile, Oorkondenboek, VI nr. 1491.

Akte van schuldbekentenis van Johan van Arkel, bisschop van Utrecht, aan zijn zwager Frederik van Heeckeren, ten bedrage van 4000 ponden, waarvoor hij enige goederen in pand geeft, 1363. 1 charter:
1363 mei 1 (op zunte Walburghedach) Johan van Arkel, bisschop van Utrecht, verklaart dat heer Vrederik van Heker, ridder, zijn zwager, hem 3500 pond en 500 pond heeft geleend, waarvoor hij nu als onderpand geeft de hof te Lottenberch, met tienden, horigen c.a. en de hoge en lage jurisdictie over het kerspel Hakesberghe, samen voor de eerste som, welke goederen hij ook apart, elk met 1600 pond, mag lossen, en het Heilige Goed te Yttersim in de marke Yttersim, zoals Willam van Yttersim dat placht te bezitten, vrij van schatting, als onderpand voor de tweede som, waarbij tevens wordt bepaald dat als het kapittel van Essen zijn aanspraken op het laatste goed krijgt toegewezen, de bisschop dan òf de 500 pond zal terugbetalen òf een ander goed met gelijke opbrengsten als onderpand zal geven. Origineel charter (inv.nr. 9), met het zegel van de bisschop. Authentiek afschrift door richter J.F. Nilant [18e eeuw] (inv.nr. 1446). Druk: Racer, Gedenkstukken, VII p. 237; Schrassert, Deductie, p. 183. Regest: Berkenvelder, Regesten, I nr. 51.

Stukken betreffende de verzoening tussen de deken en het kapittel van de Dom te Utrecht en Frederik van Heeckeren en zijn vrouw Lutgard van Voorst, 1367. 2 charters:
1367 augustus 20 (des vridaghes na onser Vrouwendach assumptio) Deken en kapittel ten Dom te Utrecht verklaren zich verzoend te hebben en alle twisten te hebben bijgelegd met heer Vrederic van Hekere, ridder, en diens vrouw Lutghaerde, vrouwe van Rechtere, en ook in de toekomst hen goedgezind te zullen zijn. Origineel charter (inv.nr. 10), met het zegel van het kapittel.
1367 december 6 (up sente Nycolausdach in den winter) Deken en kapittel van de kerk te Deventer en Berent Heying, scholaster en kanunnik in deze kerk, vicaris en "vorwaerre" van de proosdij van Deventer, verklaren zich te zullen houden aan de uitspraak van Henric van Essen de oude gedaan als scheidsman in het geschil tussen het kapittel en Vrederic van Hekeren, ridder, diens vrouw Lutgharde en hun zoon Sweder, waarbij zij tevens alle vorderingen die zij op Van Hekeren zouden hebben kwijtschelden met uitzondering van een vordering van 400 pond waarvan zij een openbare akte bezitten. Origineel charter (inv.nr. 10), met de zegels van het kapittel (met contrazegel), Heying en Van Essen.

Testament van Frederik van Heeckeren en zijn vrouw Lutgard van Voorst, 1369. 1 charter:
1369 januari 5 (op Derthyndeavent gheheiten Epyphania domini) Vrederic van Heker, ridder, en zijn vrouw Lutgart verklaren bij testament te vermaken aan heer Delyes van Enghehusen, priester, tot een geestelijke rente zeven morgen land in Weghellerhaghe afkomstig uit de marke Holthusen, tiendvrij, zeven morgen uit de Slaghe van Duveler en drie morgen gelegen tussen de kamp land te Wegheel en de wetering te Wigherdingwaert, alle gelegen in de Weghellerhaghen in de marke Lente, de Ulendoerpshoefstede, die Heyne Past onder zich placht te houden, en de Kindesbergh gelegen bij Rechter, met twee kampen land die daarbij horen en een waar in de marke Dalmesholte, alsmede een rente van vijf pond vanwege heer Dideric van Rechter, waarvoor Van Enghehuzen uit de inkomsten van deze goederen op het altaar te Rechteren de mis moet opdragen totdat daar een kapel gebouwd zal worden en verder moet hij hieruit jaarlijks 16 pond betalen voor de jaargetijden van testateurs en voor haar ouders, te weten voor Sweder van Rechter op Vrouwendag annunciatio (25 maart) en voor zijn vrouw Margarete op St. Albinusdag (22 juni), te lezen in het Predikherenklooster te Sutphaen, de Minderbroeders te Deventer, ter Honepe, het Swartenwaterklooster, de Minderbroeders te Campen, St. Servatius en St. Martinus te Utrecht en door de priesters te Dalvessen, waarnaast deze instellingen nog een jaarlijkse uitkering krijgen ten behoeve van kleding en schoeisel voor de armen. Origineel charter (inv.nr. 11), met de zegels van de testateurs.

Akte van beslag door de bisschop van Utrecht op de goederen van Berend, graaf van Bentheim, en Arend van Schonevelde gelegen in Twente, op vordering van Frederik van Heeckeren, ter voldoening van vorderingen die laatstgenoemde op deze twee had, 1373. 1 charter:
1373 december 12 (Tot Swolle des maendages nae onser Vrouwendach conceptio) Arnd van Hoern, bisschop van Utrecht, verklaart dat hij, op verzoek van Vrederuc van der Eze, zijn pander in Twenthe, heeft bevolen om beslag te leggen op de goederen aldaar van heer Beernd, graaf van Benthem, en van Arnd van Sconevelde ter voldoening van schulden aan Vrederuc van der Eze van resp. 2000 en 500 Franse schilden. Origineel charter (inv.nr. 12), met het geschonden zegel van de bisschop.

Akte van compensatie tussen Jutte, weduwe van Albert van Almelo, en haar kinderen Hadewych en Kunne, enerzijds, en Frederik van Heeckeren, anderzijds, inzake enige wederzijdse aanspraken, 1374. 1 charter:
1374 september 17 (uppe sunte Lambertesdach) Werner Wyrrenberch, kanunnik te Deventer, verklaart dat heer Vrederik van der Eze een overeenkomst heeft gesloten met Jutte van Almelo, weduwe van Albert van Almelo, en hun kinderen Hadewich en Kunne over de scheiding van hun aanspraken op de goederen van wijlen Albert van Almelo, waarbij Vrederich afstand doet van al zijn aanspraken op de hof te Holsen, zowel die hij al had door Albert van Almelo als die hij had gekocht van Gostwijn van den Berghe, terwijl Jutte c.s. afstand doen van een schuldbekentenis groot 1100 oude schilden sprekende op de heerlijkheid Almelo ten laste van Vrederich en zijn broer Johan van der Eze, in welke laatste akte borgen waren Bertolt van Haersolt, ridder, Johan van Buchorst, Everd broer van Dyrk van der Eze, Gerd van Gherner, Henrich van Essen, Henrich van Dese (Diese), Gert van Tyvenkampe (Tijbenkamp), Johan Holken, Everd van den Berghe, Henrich Bredere, Henrich van Lare en Albert zijn broer, Albert Coc, Clawes van Millyncgen, Hughe van den Lare, Albert van Dale en Daem van den Hove. Origineel charter (inv.nr. 13), waarvan het zegel van de kanunnik is afgevallen.

Proces-verbaal van een getuigeverklaring door Hendrik Langepape over het in ontvangst nemen door een vertegenwoordiger van het huis Rechteren van een erfenis van de moeder en een zuster van Egbert Walen te Neede, 1376. 1 charter:
1376 mei 17 (des saterdaghes na Cantate) Wernerus, cureit te Nede, verklaart er bij tegenwoordig te zijn geweest toen Henric Langhepaep verklaarde zich wel te herinneren dat zijn vader Grijs, als onderrichter van Nede, aanwezig was bij het in ontvangst nemen door een ambtman of knape van Rechter, ten behoeve van de "heerschap" van Rechter, van de erfenis van de moeder en de zuster van Egbert Walen, gestorven in het kerspel Nede. Origineel charter (inv.nr. 14), met het beschadigde zegel van de oorkonder.

Kennisgeving door de rechter in het geschil tussen Frederik van Heeckeren en Rudolf Joriszone [te Didam] van de dag en plaats van de uitspraak, 1385. 1 charter:
1385 juli 19 (feria quarta post festum Divisionis apostolorum) De deken van de kerk te Münster, speciale rechter volgens pauselijk bevel d.d. 23 oktober 1381, draagt de plebaan en pastoor van Dedem (Didam) op Rodolfus Joryszone te dagvaarden tegen de eerstkomende rechtsdag na 25 dagen te Münster, om de tenuitvoerlegging van een pauselijke uitspraak ten behoeve van Fredericus de Hekeren genaamd van Rechteren, ridder, aan te horen, en deelt Fredericus dag en plaats van die tenuitvoerlegging mee. Origineel charter (inv.nr. 15), waarvan het zegel van de oorkonder is afgevallen.

Akte van uitkoop door Sweder van Rechteren van zijn zuster Hildegonde uit hun ouderlijke boedel, 1389. 1 charter:
1389 oktober 7 Sweder van Rechter verklaart, in overleg met heer Florens van Wevelichoven, bisschop van Utrecht, en met zijn oom Everd van Heker, heer tot Almelo, zijn neef Herman van Voerst Dyrxzoon, zijn broer Vrederic van der Eeze Vrederixszoon en zijn neef Vrederic van der Eeze Jacobszoon, zijn zuster Hildegund te hebben uitgekocht voor haar vaderlijk en moederlijk erfgoed, waarbij hij belooft haar 640 oude schilden uit te keren, waarvoor hij als onderpand stelt het erve en goed te Holthuysen met de horige lieden Seyne en diens vrouw en andere daartoe behorende rechten, ter waarde van 480 schilden, terwijl hij belooft haar voor de overige 160 schilden jaarlijks een handgeld te geven van tien schilden. Origineel charter (inv.nr. 16), met de zegels van de bisschop, Sweder van Rechter, Everd van Heker, Herman van Voerst, Vrederik van der Eeze Vrederikszoon en Vrederik van der Eeze Jacobszoon, waarvan het laatste zwaar is beschadigd. Authentiek afschrift door Gerhard Boom, richter van Almelo [ca. 1750] (inv.nr. 1447).
Stukken betreffende het geschil tussen de erfgenamen van Hendrik van Rechteren en diens weduwe Agnes van Westerholt en haar familie over de opvolging in de heerlijkheid Almelo, 1568-1620. Met retroacta, 1363-1561. Afschriften. 1 pak en 2 charters:
51 1363 april 16 (den sonnendach nae Paesschen als men singhet Misericordia domini) Johan van Arkel, bisschop van Utrecht, verklaart dat hij vrede heeft gesloten, ter bijlegging van hun onderlinge twist en oorlog, met Frederick van Heker, ridder, en diens vrouw Lutgaerde van Rechteren, alsmede met Everde van Heker, knape, en diens vrouw jonkvrouwe Bate van Almelo, waarbij wordt overeengekomen:
* dat de laatsten nooit meer hun "lijve, slote en veste" tegen de onderdanen van de bisschop zullen gebruiken,
* dat zij hun slot te Almelo voor een open huis voor de bisschop zullen houden,
* dat zij de bisschop hulp zullen bieden tegen diens vijanden, behalve tegen Frederick van Voerst, diens broers en hun eigen broers en mannen (leenmannen),
* dat zij zich geen hooggericht in Almelo of onderhorige dorpen zullen aanmeten, maar misdadigers zullen overleveren aan de dienaars van de bisschop,
* dat zij de bisschop behulpzaam zullen zijn bij de inning van de schatting,
* dat zij de beslissing in het geschil met de bisschop over het Heilige Goed [te Ittersum] over zullen laten aan Jacob van der A, Gheryt van Tybenkampe, Evert van der Eze en Dirick van Rechteren, welk goed Frederick en Lutgaerde van de bisschop in pand hebben, en indien deze lieden geen beslissing kunnen nemen dat dan Lambert Ernstessoene van Yselmueden scheidsman zal zijn,
* dat Frederick en zijn vrouw tegen betaling van 4000 pond de bisschop alle goederen die zij van hem hebben zullen teruggeven, waarvoor ze dan als enig onderpand terugkrijgen het hoog? en laaggericht te Hakesberge, op voorwaarde dat zij daar, zonder toestemming van de bisschop, geen vesting zullen bouwen,
* dat de bisschop hen verder jaarlijks 100 à 200 pond zal geven uit zijn goederen gelegen in Salland, waarvan de keus wordt overgelaten aan Jacob van der A, Gheryt van Tybencampe, Otto van Welvelde en Egbert Catkinx, meier te Oetmersum, welke jaarlijkse schuld weer mag worden gelost met 2300 pond,
* dat alle gevangenen en oerveden, op een enkele na, wederzijds worden kwijtgescholden en
* dat Frederick en Everde de hertog van Gelre, zolang deze een verbond heeft met de bisschop van Utrecht, geen schade zullen toebrengen.
Eenvoudig afschrift [begin 16e eeuw] (inv.nr. 1426).
61 1367 mei 4 (des dynxdaeges nae sunte Walburgendach) Frederick van Heker genaamd van der Eeze, ridder, zijn echtgenote Lutgert van Rechteren alsmede Evert van Heker genaamd van der Eeze, knape, en zijn echtgenote Bate, jonkvrouwe van Almelo, verklaren dat zij met Johan van Viernenborch, bisschop van Utrecht, de volgende verzoening en overeenkomst hebben gesloten:  *
zij zullen niet meer met leven, huis, slot en veste optreden tegen de bisschop en diens mannen, tenzij men hen geweld aandoet,
*
de huizen Almelo en Rechteren zullen open huizen zijn voor de bisschop, behalve tegen diegenen met wie de oorkonders verbonden zijn,
*
zij zullen geen vijanden van de bisschop in hun huizen halen, maar daarentegen helpen bij de uitlevering van misdadigers,
*
zij zullen zich binnen het bisdom Utrecht geen hooggericht aanmatigen,
*
zij zullen de huizen Almelo en Rechteren niet vervreemden zonder toestemming van de bisschop,
*
zij zullen geen oorlogen beginnen buiten het bisdom,
*
Evert en Bate zullen de pandrechten die zij hebben op het gericht van Hakesberge, de hof te Luttenborch c.a. en het goed te Yttersim, dat Willem van Yttersim placht te bezitten, aan de bisschop kwijtschelden,
*
Evert en Bate zullen de bisschop een schatting gunnen in het gericht Almelo
*
Evert en Bate zullen de bisschop teruggeven wat zij hem na de verzoening hebben afgenomen,
*
Frederick en Evert zullen zich houden aan de uitspraak van de bisschop en diens raad in het geschil dat zij hebben met de heer van Coverden en Reinold van Coverden.
Ter bekrachtiging van deze bepalingen hebben Frederick en Evert een eed afgelegd. Getuigen: Jacob, ridder, en Johan van Heker genaamd van der Eeze, broers van de oorkonders, Willem van Heker genaamd de Roede, Henrick van Essen de oelde, Gherijt van Tijbenkamp, Evert van den Damme Swederssoon, Herman van Peyse en Mauricius van Almelo. Eenvoudig afschrift [16e eeuw] (inv.nr. 1426); idem [eerste helft 18e eeuw] (inv.nr. 1446); idem van een authentiek afschrift d.a. 1799 [19e eeuw] (inv.nr. 1515). Druk: Schrassert, Deductie, p. 161.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Frederik van Heeckeren van der Ese?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Tijdbalk Frederik van Heeckeren van der Ese

Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen:  grootouders    ouders    broers/zussen    kinderen