Hij had een relatie met Iréne Maria Josepha Gislena de Mullewie.
Kind(eren):
Hij liep school te St.Niklaas en te Doornik in het Atheneum.
Hij volgde al vroeg zijn vader op in de leiding van een breigoedfabriek,hij was sociaal voelend en dynamisch, behalve een goed zakenman was hijook nog schrijver van vele bijdragen in de pers en bovendien de auteurvan romans met een Vlaams-sociologische strekking. In 1908 werd hij medeoprichter en voorzitter van het Vlaams Handelsverbond, in dit verband dient zijn strijd voor het Nederlands op de Gentse wereldtentoonstelling (1913) te worden vermeld. In 1914 vestigde hijzich in Den Haag, waar hij voorzitter werd van Volksopbeuring, die veeloptrad voor de krijgsgevangenen. In 1917 riep men hem naar Brussel als economisch deskundige, hij werd er lid van de Raad van Vlaanderen, waarook August Borms in zetelde en van de Commissie van Gevolmachtigden, later van de Commissie van Zaakgelastigden. Hij trad krachtdadig op tegenover de Duitsers, waardoor hij de leiding kreeg van de Kolenverdeling van Vlaanderen. In november 1918 week hij uit naar Den Haag, waar hij de hulpbehoevende activisten hielp.
Na de oorlog verloor hij een deel van vermogen, waarop hij in het beginvan 1920 uitweek naar Duitsland, waar hij een landgoed kocht. Daarna verhuisde hij naar Dresden, waar hij terugkeerde tot het textielvak, waarin zijn inmiddels volwassen zoon een werkkring vond. Tijdens WO.II woonde hij te Bad Godesberg. Na de oorlog keerde hij terug naar België en vestigde zich te Antwerpen waar hij tot zijn dood bleef wonen.
("Who's who in Belgium and Luxemburg" p.705.)
Het gezin vertrok eerst naar Waasmunster, Heikapel . Terug in St.Niklaas(21-01-1914). Vertrokken naar St.Joost-ten-Node (07-07-1917)
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.