Hij heeft/had een relatie met Maria Grada van Zwam.
Kind(eren):
Naast grond voor het kerkgebouw schonk Willem tijdens zijn leven aan ieder van zijn zeven (nog levende) kinderen een perceel grond waarop ze een eigen woning konden bouwen. Helmig en Grada kregen van vader Willem Hafkamp het 1900 vierkante meter grote landstuk aan de Wieselse Kampweg 12. Hoewel hun huis nog niet af was trouwden ze op 28 juni 1933 en in 1935 was het huis klaar. Er werden drie dochters geboren, Mieke, Dora en Betsie. Later kwamen er nog twee jongens, Wim vernoemd naar opa en Helmig vernoemd naar zijn vader. Helmig en Grada waren vooruitstrevende en moderne mensen, betrokken en ruimdenkend. Hard werken was noodzakelijk en heel gewoon in die tijd en net als iedereen probeerden ze wat extra geld te verdienen. In die jaren voor de oorlog werd begonnen met de aanleg van rijksweg A50 van Apeldoorn naar Zwolle. De sporen van de wegaanleg, langgerekte percelen grond, zijn nog duidelijk zichtbaar in het landschap. Aan de Wieselse Kampweg, echt direct naast het huis van Helmig en Grada en dus zowat in hun achtertuin, werd het dijklichaam van het viaduct over de nieuw te bouwen snelweg gelegd (de realisatie van deze weg zou na de oorlog niet doorgaan). Enkele werknemers van dit project namen ze in de kost; ze verleenden hen tegen betaling voedsel en onderdak. Naast hard werken hielden beiden ook van ontspanning en met hun kinderen trokken vader en moeder er graag op uit. Pa reed motor en de dochters namen maar wat graag plaats achterop. In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit en veranderde voor iedereen het dagelijkse leven. Helmig en Grada waren beiden zeer anti-Duits en toen zij hiervoor benaderd werden namen zij als vanzelfsprekend Joodse onderduikers op in hun huis; het Amsterdamse echtpaar Goudsmit van midden dertig. In de slaapkamer aan de voorkant boven was een schuilplaats gebouwd. In de diepe hangkast met een houten achterwand zat een onzichtbare toegang: een verborgen luik, gecamoufleerd door hangkleding. Als het luik werd weggeschoven kon je in de verborgen ruimte, gebouwd tussen twee muren, die groot genoeg was voor twee volwassen mensen. Niemand wist van hun bestaan, behalve de huisarts van de familie en Bernard Dijkkamp, de kruidenier die zijn winkel had op de T-splitsing Wieselse Kampweg/Huisakkers. Deze laatste bezorgde immers de wekelijkse boodschappen en zou wellicht aan de hoeveelheid boodschappen op de bestellijst kunnen merken dat dit eigenlijk teveel was voor de familie Hafkamp. Vader Helmig Hafkamp werd op een zeker moment door de Duitsers opgepakt en naar Duitsland overgebracht. Hij kwam terecht in Altenahr, een plaats in de deelstaat Rijnland-Palts waar hij niet slecht is behandeld. In de brieven die hij naar huis schreef vraagt hij ook naar het welzijn van 'Jan en Mien'. Op 10 mei 1945 was de algehele bevrijding van Nederland een feit, de Joodse onderduikers hadden de oorlog gelukkig overleefd en gingen terug naar huis. Over het verdere verloop van hun leven is niets meer bekend.
Helmig Jan Hafkamp | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Grada van Zwam |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.