Zij is geboren om 19.00u; aangifte geb op 23 juli 1819 door de vader; getuigen bij de aangifte: Cornelis Zaatman, 28 jaar, veldwachter en Gerrit List, 24 jaar, kantoorbediende; beiden wonende in Den Burg
Zij is overleden om 12.00u; aangifte overl op 15 mei 1857 door Klaas Geus, 44 jaar, doodgraver en Reijer Spreeuw, 45 jaar, schoenmaker; beiden wonende in Den Burg; zie ook bijgaande tekst
Zij is begraven in graf N38 zuidzijde
Zij is getrouwd met Gerrit Bakker.
Zij zijn getrouwd op 14 mei 1840 te Texel, zij was toen 20 jaar oud.Bronnen 3, 4
Kind(eren):
Ds Huizinga
17 February 1848. De vrouw Pietertje Cornelis Boon is zeer ziek, zij is ijlende, meent te sterven.
18 February 1848. De vrouw iets beter.
24 Maart 1848. De vrouw weer hersteld.
Bron: Irene Maas
Treur en Troostreden van Gerrit Bakker
Treur en Troostreden tot aandenken aan mijnen dierbaren Echtgenoot
Pietje Cornelis Boon Huisvrouw van Gerrit D. Bakker 1857
Den 13 Meij 1857 overleed mijn geliefde Echtgenoot Pietertje Corn. Boon welks overlijden wij aan vrienden en bekenden bekend maakte niet alleen, maar velen mededeelde, om zo eenvoudig als haar leven ware, waren ook haren aarde bestelling door haren Echtgenoten en Famillie gevolgd den welke als naaste betrekking des ontslapene aanwezig waren, kwam men aan den begraafplaas, daar hadde zig inmiddels eenige kennisse en andere belangstellende onzer dorpsgenoten verzameld, om door hunne tegenwoordigheid een welverdiend blijk van hulde aan den ontslapende te geven.
Een aantal treurige vrienden nam de treurige taak op zig om de lijkkist naar het graf te dragen. Toen het lijk in het graf was nedergedaald nedergelaten, bedankte ik in stilte in weinige woorden den aanwezige en vooral de evengenoemde, voor de eer die zij aan haar lijk beweze hadden, aan wiens nagedagtenis voor velen dierbare erinnering verbonden waren. Daarna verliet men de begraafplaas. Ik, wij hebben geen vrijheid om het edel karakter van haar, wiens stof aan de aarde werd toevertrouwd, meer bekend te maken dan het is. Ik, wij zouden daardoor openbaren wat zij in haar leven zo zorgvuldig verborgen hield, maar menige arme zal tevergeefs uitzien naar de onbekende hand die haar vroeger zo mild bedeelde, en als dan eerst eene dankbaren traan aan de gedagtenis wijden, van haren weldaden, die zij bij haar leven aan dankbetuiging onttrok.
Zij, zij ware iemand van milde en eenvoudigen en echt godsdienstge beginselen oorspronkelijk vasthoudend aan hare overtuiging uit eerbied voor de waarheid. Zij worde door velen betreurd, zij daalt ten graven, zij die eens naam droeg en hulde verdiende en door velen regtgeliefde geëerd werd. Haar verlies is voor haren vijf kinderen, nog te jong zijnde om het te bezeffen, en ook voor hare betrekking, dog vooral voor mij treffend en smartelijk, dan de troost door het Geloof op het Evangelie tot het wederzien bij haren Heer, in wien zij met blijken van liefdebetoning met Hart en Ziel is ontslapen, en de scheiding heeft aangevange, doen ons gelaten zijn en beruste in den wijzen wil van den Hemelsen Vader.
Huisvrouw van G:D: Bakker
In den ouderdom van 37 jaar en 10 maanden
Mijns dierbaren Echtgenoots geloof en Lijdzaamheid in haar ziekten en leven.
Wij weten, dat zo het aardsche huis dezes Tabernakels verbroken worde, wij een gebouw bij God hebben, een huis niet met handen gemaakt maar eeuwig in de hemelen zie 2 Cor. 5 vers 1.
Betreft die den dood hunne moeder, en Echtgenoot betreurt, terwijl op de herdenking van ons gemis het moederlijk hart nog degelijk bloed, door dien de ontvangene wonde, nog niet genezen zijn die door dinge en wederwaardigheden zelve aan de tedere Huwelijke pande, wordt erinnert en dan eer men het zelve weet eene gevoelige traan stort.
Op den eersten standplaats begaf zij zig in den Echt op den 1e Meij 1840, hetwelk zij met lust en ijver haar onder het opzigt en onderwijs aan ons bewezen, en welke zo wierd de kroon van haar deugdlievend huisgezin, als eende deugdzame Echtgnoot en moeder de gewigtige post aan haar gezin bekwaam te maken en te beredderen, hetwelk zij tot in Maart 1846 met ijver bekragtigde.
Zie eene teleurstelling, zij werd met of door eene schrik bevangen die eigenlijk naar menschen vermoeden gene gelukkige uitwerking heeft teweeggebragt. Hoogstwaarschijnlijk deze aandoening der schrik is zij tot mijn leedwezen van tijd tot tijd in de Aamborstigheid naauw geworden, en zelve zeer Eng worde, dat de Noodzakelijkheid bestond om ons te voorzien eene Doctor den welke haar dan ook eene Aderlating bereiden, om het aandoeningspunt den schrik, of gevoelig of Pijn in de linkerzijde te verdrijven tot bevordering tot Hersteld te worden. Maar of men daar de gelukkige uitslag wel heeft ondervonden! is bedenkelijk, in later lid vermene op te merken dat tog hare gezondheidskragten iets belemmerd wierd, en tot mijn leedwezen wel de, haar ten laatste gene gelukkige uitkomste heeft bevordert. Evenwel blijve het gisse en denke of dit de kiem en oorsprong wel is geweest!-
Waarop zij in 1848 mijne dierbare een ziekte overviel die ruim een halfjaar aanhield niet alleen, maar ja langer. Ter veronderstelling dat na, of door deze lange tog geduldige ziekte haar bij gebleven is, haar bij gebleven zal zijn overblijfsels der ziekte, de zenuwe inwendig als overblijfsels van dezelve. En zij, mijne dierbaren allengs verminderde, niet toenam van Ligchaams kragten, waarop zij 1849 22 Augustus beviel van Treintje, en haar Redelijk bevond.
Maar opnieuw door de inwendige zenuwe aandoening zwak bleef, en mede haar kragte des ligchaams niet toenam. Dit sukkelde bij tussenposinge alzo voort tot op 1852 den 15 december toen zij van onze jongste zoontje Gerrit beviel, en zij haar ook redelijk bevond, naar omstandigheden zig liet voordoen. Maar!- tot mijn leedweze een andere wending nam, en zij 14 dagen na haren bevalling opnieuw inviel, door tussenkomst der zenuwen welke haar de kragt hadde toegebragt om ogenschijnlijk in redelijken welstand te verkeeren, want genoemde inwendige zenuwen vielen haar over en lag daar neder, Ja, bedenkelijk.
Dog opnieuw Moed en Hopen. En zie haar in herstel tot een zeker Punt, want de zenuwen bleven haar bij, en benamen langzaam de hare sterkte des ligchaams, dat wel toenam, maar tog July geworden met nog niet de gewone kragten bij wel vroeger. Neen! och Neen verminderde allangs.
Zo waren het ook in 1855 van Januarij of tot Meij, en ach op Nieuw verschijnselen tot den Maand Julij toen zij voor de eerste maal iemand in de winkel hielp, voor een ogenblik, en toen in 1856 ook op Maande onder Doctors handen tot Primo Januarij, en zo Practenzeerende de Meester Stolp tot in den Maand Februarij. Terwijl Stolp hem verplaaste van hier naar Andijk, bij Medenblik. Acht dagen na Stolp zijn vertrek (1) wierd Heer J.J. Knap opvolger bij ons aan huis.
((1) Door het opgooijen van een cent, Munt of Kruis, of van Deinsen of J.J. Knap Doctor zou zijn)
Al sukkelende en tog verdragelijk en een geduldig slepend Lijden door tussenkomst der Zenuwen welke van Winter. En Ja, of het in 1856 ook met Binnekoors verzeld waren, en deze aandoening haar ook tot mijn innerlijke droefenis haar wegrukte 5 weken Bedlegerig geweest, dat zij er niet is van verbed, voor deze!- 14 dagen en nog voor deze, 2 Malen en Eens per dag verbedde tot dat wij haar steeds Bed maakte, op Fristen en is allengs verzwakt. En mij dunkt voor ogenschijnlijk niet anders als door Zenuwen, die haar overmeesterd hebben, verzeld met binnekoors.
Niettegenstaande zij onze eerste ontmoeting wegens den bevange schrik, of er eene kiem is daargesteld geworden, van 1846 af, mag en kan men met zekerheid niet beoordeelen, maar zij tog altijd eenig gevoel in de Linkerzijde heeft waargenomen. Als of er bij tussenposinge haar een hand steunden, evenwel houde ik dit in twijfel, want gevoelig in de zijde of Longontsteeking is tog verzeld met Hoesten, of Kladde opgeven, of slijmagtig stof die is niet te voren gekomen, is bij haar uitsluitend niet in de bedenking geweest, onze zijde, evenwel zij bij haar zelve de gevoeligheid had, en wel eens uitliet, wat of het tog weze mogen, het gevoel in de zijde.
Pijn drukte haat niet, Neen. Zij is kalm gebleven zonder Hoesten of ook Slijmen met gevoelig te kom op te merken ware haar verdragelijk. Dat men schreef de ziekte toe aan eene Ligchaamsverzwakking oorspronkelijk door de Kragt der zenuwen, verzeld met binnekoors, zolang zij na verzwakt te zijn, het Bed moest houden en de Hoop, tot herstel van Ligchaamskragten bedenkelijk zig liet voordoen, naar de omstandigheden. Terwijl het Ligchaam zo danig verzwakte dat zij Ja na 3 Ja 4, en mogelijk wel 6 weken geen geruste slaap konde verdragen. Zodra zij mijne geliefde, eenigzins insluimerde, wierd zij door zenuwaandoeninge ontwaakt en konde niet anders als tot den slaap, zo gebleken is dat zij in den laatsten tijd twee dagen en nagten zelve niets heeft gesluimerd maar door aandoeningen der zenuwen verhefte, en haar schrikkelijk aandeed, zo tot 12 Meij savonds 11 uren heeeft men de Famillie laten halen, den welke ook op haar verzoek, haar kwamen begroeten en bezoeken, zo 't scheen als of het toen een einde met haar zoude geweest zijn.
Dog! Zie deze zenuwaandoening herstelde tot aan de verheffing middag half drie uren 13 Meij, die niet minder bedenkelijk waren, tog nog op Nieuw verbeterde tot savonds 7 uren werd het toen zij mijne Liefhebbende Echtgenoot en moeder ontsliep, met zo een kalm en geduldig lijden, in Afwagting op den Heere en met hare kennis tot de laaste ogenblikken.
Hoe geduldig, Lijdzaam en godsvrugtig mijne geliefde omtrent God gedagt heeft is niet te wederspreken. Het Kruis scheen haar van tijd tot tijd meer te volgen, zo zij ook zeiden. Ach! Dat ik maar regt gebogen hieronder en gewillig bleve en in Godzaligheid geoefend wierd. Dit hoopte en bidde zij zal haar troost blijven. God is tog getrouw.
Deze grievende omstandigheden ware niet de eenigste maar voor 1846, en mogelijk vroeger heeft zij mijne Echtgenoot met ongemakken en krankheden en tevens met geestelijke zwarigheden en zielsbestrijdingen moeten worstelen, zo ook haar geloof vaak beproefd wierd.
Dan! de Jehova! de God hares ziels die haar uit vele zwarigheden gunstrijk heeft gered, ware zij dankbaar voor. Zij keerde vol vrolijke denkbeelden uit Gods huis, naar hare Echtgenote, ware verheugd in den God des heils. Blijdschap ware op haar aanzien te leezen, en zij dankte vurig den God der Barmhartigheid en genade en Jezus haren Verlosser, voor de aan haar de geschonkene weldaden, genade en blijde uitkomste haren geloofsbeproeving.
Als zij op Nieuw wierd door tegenheden aangegrepen, hoe treffend het ook weze mogen, toonde egter haren Godbehagelijken gelatenheid haar onderwerping in dezen aan des Heeren alwijze wil, met welke zij ook bad.
Schoon zij ook wel in zorgelijken toestand is geweest (vroeger gemeld) toevallen bij welke hare ligchaamskragten aanmerkelijk verzwakte, doordien het voornamelijk bestond in eenen soortgelijke Bloedloozing ook mede kennelijke tekens verzelt waren met afwisselende bezwijminge zodat men toen niet zonder reden meende of denken kon, dat God een einde met haar wilde maken. Dan! toen mijne geliefde eenigermate hiervan wederbekwam, versterkt werd, zeide zij, met alle blijke van een hartelijk en welmenend gelove, Ik zal alle dagen mijn strijd hopen, totdat mijn verlossing kome zal. Deze toevalle is zij mijne geliefde niet teboven gekome, gelijk de droevige ondervinding ons duidelijk geleerd heeft, want door de tussenkomst der zenuwe is vrij waarschijnlijk benevens eenige andere gevolgen, haar een Prooije van het graf doen worden, ontsliep zij vroeger gemeld 13 Meij 57 en werd op den Plegtigste wijze, den 16 derzelver maand begraven, in een geheel nieuw grafzerk N. 38 zuidzijde.
Och zij ware zo eene welmenende voorbidder in haar Huisgezin, en overal, zij zogt met elk in vreede en verdraagzaamheid en Broeder en Zusterliefde zo veel mogelijk was te verkeeren en had ook daardoor de liefde en agting voorgewonnen.
Ja mogt daardoor ook hope ik blijken van welwillendheid hebben genieten van welke mij ook alle, ik met onze 5 kinderen, en dienstmeijde niet alleen, maar alle die haar kende, de bewijze hare goedheid omtrent mijne geliefde ontslapene bewijzen met opregtelijke deelneming met haar ons zo smartelijk verlies, en hartelijken dankbetuiging. En zij mijne geliefde, in haren gezonde dagen, volkomen, Ja volkomen regt genoemd kan worden, een ernstig bidder, die gemeld doet op het Koninkrijk van God, zo in 't bijzonder toonde zij zig te zijn in haar doodziekte Ja zelve haar Leven.
Gene weldaden Gods vergete zij, maar ging door met vurige gebeden, waarin zij boven alles Gods eer, en voorts het geluk beoogde menigmalen heeft men haar ten bewijze hiervan met zaamgevouwde hande in de gewigste verzugtinge tot God onledig gevonden, terwijl zij, godezijdank, in de Heilige oefening eene bizondere lust en gemoedssterkte vond! Hoe meer men, of ik met haar, in haar ziekte niet alleen- maar altijd over God en Godsdienst sprak, hoe aangenamer dit voor haar was. Ja, zulks wierd mijn Liefhebbende niet moede. In het midden van haar lijden gebruikte zij, op eene voorbeeldige wijzen, het taaiste geduld en de uitgelezenste Lijdzaamheid, ook zeijde zij in het Felste haren smarte Och men moet niet tegen God murmureren, die den Last niet gewillig draagt moet onwillig, want God alleen regeert. Zij hoopte op bijstand versterkt te worden, door zijn Heiligen Geest Mijn God handelt mij genadig!-
Hare Ligchaams Folteringe en ellenden waren soms zo hevig, dat het voor de aanschouwers bijkans niet was aan te zien. Dog dan een weinig tijds daarna betuigde zij te hopen en geloovig te vertrouwen dat Godskragt in hare zwakheid zal volbragt worden.- Zij zeijde ook, onder nadrukkelijke en welmenende uitboezeming haarer harten Ik heb goede moed,( lieve Man) wij zulle elkander vrij zeker niet wederzien in dit leven, maar ik verwagte Ulieden voor den Troon van God, en het Lam, waarop mijnen zo liefhebbende afgestorvene tot driewerf toe den hartelijken den gevoeligste en- treurig denkbeeld!- den laatsten afscheidskus ons gaf, eenen gebeurtenis die nimmer mijn geheugen kan ontglippen!- onvergetelijk- en welke ik hoop dat onder den Goddelijken zegen voor mij vrugten der geregtigheid mogen aanbrengen.-
Grievend nog dit! dat zij haar geliefkoosde woorden uiten en haar hand toereikte naar haar jongste zoontje Gerrit, die zij zo lief en dierbaar had om haar/het te kussen, gelijk ons jongentje ook deed. En hij kuste haar onder 't bezwijken, zij haar laatste snik gaf, waarop mijn zoontje zijn hand toereikte op haar mond, met te zegge Moeder kust niet. Zo in deze omstandigheid ware zij werkelijk de Adem kwijt, of ….
Treffend, smartelijk zulke omstandigheden, en dankbaar dat zij mijn liefhebbende haar gelove heeft en konde behouden. Zij ware ook wel bevreesd, dat zij voor haar uiteinden haren verstandelijke vermogens zoude verliezen. Godezijdank, zij bleve haar volle bewustzijn behouden, tot den einde toe alles konde zeggen. Dit bleek ook daaruit dat zij altijd eene hartelijke blijdschap en eenen aandoenlijke vreugde toonde over de aankomst, en bij de ontmoeting van haren bizondergeliefde Broeder, den weleerwaarde Heer Leeraar, J. Huisinga der Doopsgezinde Gemeente alhier, ook mede als men haar aansprak, en zelve onpartijdige bezoekers, menschen, vrinden ook die haar dikwerf met zeer veel vriendelijkheid in hare ziektens bezogt, en wel inzonderheid als men, of ik, of zuster Aafje, en wel bij uitzondering haar ten troost zoude zijn, hare Broeder in Christus. En ik haar aansprak Hoe zwakker het Ligchaam, hoe nader aan de rust niet maar lieve Moeder En zij met eene wel verstaanbare stem antwoorde Ja!- Spreken kon ik niet meer uitbrengen!- maar wel denken. Ja moge zij mijn liefhebbende zeggen, Mijne dierbare Man, lieve kinderen, nu heb ik mijn strijd gestreden!-
Overigens! Zou men gene gegronde reden hebben om ten volle te vertrouwen dat zij mijne geliefde ontslapenene de haven eener Zalige eeuwigheid bereikt heeft kunne allen wie het ook zijn mogen, van welk eene gezindheid ook, getuigen, welke mijn Liefhebbende konden, en die haar bizonder ontmoeten gesproken hebben, of bijgewoond, in hare laaste lang geduldege sukkeling lijden, anders denken.
Trouwens, wij houden ons verzekerd, dat wie van die haar kende, regt kende, zal het durven wagen om haar de Eewige Zaligheid te betwisten, terwijl haar gelove opregt, in wandel en de lust hares Harte tot Heiligmaking waren.
Eene waarlijken schets van haar leven, en Zedelijk karacter in de laaste ziekte mijnes liefhebbende Echtgenoot! Eene schets die gij lieden alle met Ja en Amen kan en gaarne zult en wil bevestigen.-
Deze dan mijne onvergetelijken Echtgenoot, durven wij dit zeggen vriendin van God,- eene voorstander onzer belijdenis! helaas! is niet meer!- Zij is aan ons gezicht onttogen, en in het graf, de kuil der verteering neergezonken, en wordt te vergeefs door bedrukten en schreijenden door Rouw dragenden kinderen en Vader (Echtgenote) door haar gemis betreurenden Broeders, en zusters, en door eene getroffene vriend nagvolgd. Hoeveel mijn hart gevoelt, bij dit erinneren, kan elk uwer ligtelijk denken. Immer ik,- ik zelve,- mis eene zo teerbeminde Echtgenoot, een voorbeeld op het pad der waarheid en godsvrugt, een, en wel bizondere gevoellige raadgevinge een liefhebbende voorzorger.-die mij na aan mijn harte lag- Zij, die welmenend over onze voorspoed verheugde, maar tevens ook met aandrang vertroostende tederheid dulde in mijn tegenspoed.- Zij berusten en verkwikken kende in de beschikking der goddelijke voorzienigheid.-
Deze nu mijne Liefhebbende zal ik egter aan deze zijde des grafs nooit wederzien, niet kunnen verlustigen met stil genoegen en onuitsprekelijke vreugde haren Godsdienstige bedenkingen en Moederlijke onderrigtingen nooit meer aanhooren, nog met haar over den waarheden van den godsdienst spreken.
De Natuur dog veinst niet. En mijne onze gezaligde Echtvriendin en Echtgenoot en Moeder is het ook dubbel waardig dat wij, ik!- haar schreijende na volg.- Ja, en bovendien tranen van opregt gevoel, die de weekheid de tederheid van ons hart kenschetsen mishaagd nimmer aan onzen Hemelschen Vader!-
Dog ik weet het, ik gevoel het welk een zwaren slag mij getroffen heeft, welke sombere denkbeelden en treurige uitzigten bij mij afwisseling plaatsgrijpen. Met haar sterven dus werd mijn lot nog verzwaard! Het valt hard! Eenzo zo tederbeminde zorgdragende Moeder voor hare kinderen door het dal der beproeving te moeten missen, vooral wanneer men aan, door de heiligste banden, en verbindtenissen is vastgehegt, en eene menigte doornenbossen der tegenheden doorkruist heeft.-
Onze tranen die nog vaak in onze oogen zwellen, als onlochenbare schetsen van regtmatige Rouwe, moet ik matigen, met het troostenrijk denkbeeld dat ik, aan haren, mijn dierbare ontslapenene, aan hare wensch voldaan heb met te zeggen, de Heugelijke gedagte, niets hadde te vergeven. Mij dagelijks hare geliefkoosde woorden genoten, valt nu ook voor mij en mijne kinderen, het missen van deze onze zo dierbare Godsvriendin, en ernstig voorbidder des harten, niet waarlijk zonder reden treffend. Onze roem, Hooggeschatte moeder, mij Echtgenoot! Ja, door den dood is ons alles verbroken en ontnomen.-
Wij!- had het aan onze of mijnen verkiezing gestaan- dan had men tog gaarne onze geliefde, mijn teerbeminde Echtvriendin nog eenige tijd in het land der Levenden wille behouden.- Maar! dit ware gods wil niet.- Welaan dan laat ons dan berusten in s' Heeren wijs en almogend weldoener berusten, en met haar, met Lijdzamen Job zeggen zo zij ook sprak De Heere heeft gegeve, de Heere heeft genome, de Naam des Heere zij gelooft. Hij zal het maken.
Treffend zieltreffend voor mij en kinderen om te aanschouwen dat mijnen Echtgenoot geen 38 Jaren bereiken kon, zij het Tijdelijke met het Eeuwige moest verwisselen. Gevoelig de slag voor Dirk 15 jaar, Neeltje 13 jaar, Cornelis 10 jaar, Treintje 7 jaar, Gerrit 4 1/2 jaar. Terwijl he den 14 Meij 57 17 jaar ware, door eene gelukkige Echtvereenig zijn. Zij hare kinderen aan God onzen Hemelschen Vader opdroeg. Inmiddels zij dit ook op den 10 Meij 1857 aan den Heer Leeraar J. Huisinga verzogt een gebed te doen tot haar herstel, vermeerdering van kragten. Mogt het mij niet tebeurt vallen om het sieraad des Huizes van mijn ziek en zwakbedde moge wederkome, laat ons dan maar berusten in het versje dat zij begeerde haar voor te zeggen en zij met stille eerbied volgde
Ik Beveel mij dan mijn Heers God
Mijn ziel in uwe handen
Uw gunst schenk me een volzaligst Lot
Verbreek mijn aardsche banden
En is mijn dagwerk afgedaan
Zo neem mijn laaste doodsnikken
Door Jezus Christus Amen
De God nu aller genade, die ons geroepen heeft tot zijnen Eeuwigen heerlijkheid in Christus Jezus, na dat wij eenweinig tijds zullen geleden hebben, dezelve volmaaken bevestigen versterke en fundeere ons. Hem zij de Heerlijkheid en de kragt, in alle Eeuwigheid, Amen
Uit 1 Cor. 13 vers 9 Hier kennen wij ten deelen
Ik heb mijne dierbare gade/waardige vrouw/ verloren, de dood heeft haar den 13 Meij 1857 mijne liefde armen ontrukt:
Ach! Zij is niet meer!
De braafste Echtgenoot, den getrouwsten vriendin moet ik en mijnen vijf kinderen missen. Alleen het vooruitzigt kan mijnen traanen droogen, op eeuwige waarheidsgronde ben ik verzekerd, dat hare ziel leeft, dat haar ligchaam zal herrijzen en ik haar in de gewesten der gelukzaligheid zal wedervinden.-
Mijne overige dage zullen en kunnen misschien weinig zijn.
Ik zal ze besteden der zedelijke vorming van mijne lieveling en ter mijner voorbereiding voor den kring van de bestemming welke mijn onvergetelijke gade reeds bereikt heeft.-
In mijne eenzame uren wandel ik onder de schaduw der boomen, en dan verbeelde ik mij mijne zalige vrouw, ik haal haar als in het leven terug, zij schijnt bij mij te zijn, en mij nog door haar leerzame gesprekken onderhouden.-
Mijne verbeelding verliest dan weder haar schaduwbeeld, en ik keer met een weenend oog over haar gemis terug.-
Zoude mijne lieve gade ook zo nog aan mij denken als ik aan haar? Of zoude zij mij nu geheel vergeeten? Zoude zij voor mij/ons nog het beste niet van God begeereb eb smeeken?
Zij!- die mij op aarde zo teerbeminde, welke mij iedere dag gelukkiger poogde/dacht te maken.
Zij! Die om mijne zaligheid zo vele gebeden opzond, zij, zal immers nog voor mijn geluk werkzaam zijn?
Dit! waarde Godsvriendinne, neem ik de vrijheid u voor te stellen-
En mijn geliefden die dit lezen gij mij hierover uwe gedachten mede te deelen.-
18 december 1858 G. Bakker
Bron: Irene Maas
Pietertje Boon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1840 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit Bakker |
pag 83
pag 83
Akteplaats: Texel
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 17
Registratiedatum: 14-05-1840