Bij zijn overlijden is hij 76 jaar; hij is overleden om 07.00u; aangifte overl op 8 mrt 1853 door Jacob Bakker, 49 jaar, schipper, wonende in Den Hoorn en Anthon Diderich Voigt, 26 jaar, makelaar, wonende in Den Burg
Hij is getrouwd met Trijntje Jacobs Vos.
Zij zijn op 23 november 1803 te Texel in ondertrouw gegaan.Bron 1
Zij zijn getrouwd in het jaar 1803 te Texel, hij was toen 27 jaar oud.Kind(eren):
17-12-1814 Aan den Heer Officier bij de Rechtbank van Eersten aanleg te Alkmaar
Burgerlijken Stand
Bij de Invoering der Registers van den Burgerlijken Stand, gaf ik aan alle de vroedvrouwen en vroedmeesters alhier eene Schriftelijke Last om telkens bij iedere verlossing aan de Vaders bekend te maken, den Inhoud van Art. 55 en 56 van het Wetboek om mij in Persoon alle drie Maanden eene Exacte Lijst te doen toekomen van alle vrouwen welke door hun verlost waren, ten einde te kunnen zien of een ieder aan zijne verpligting hadde voldaan.
Uit deze nu onlangs ontfangene Lijsten van het Derde Vierendeel Jaars ontwaar ik dat Twee Vaders genaamd Albert Pietersz Bakker en Jasper Buijs alhier dienaangaande in gebreke zijn gebleven, niettegenstaande zij door de vroedvrouw (blijkens het hiernevens gaande Declaratoir) zijn gewaarschouwd en alzoo zich opzettelijk van hunne verpligting hebben onttrokken, hetgeen gewisselijk wanneer zulks ongestraft blijft, gevolgen zal hebben.
Ik heb dierhalven geoordeeld UWelEdG hiervan bij wijze van Aanklagte kennis te moeten geven, maar ook te verzoeken dat tegens deeze Twee Personen art. 34 b van het Wetboek van Straf Recht moge worden in werking gebracht.
Ik ondergetekende geadmitteerde vroedvrouw wonende aan den Hoorn op Texel, verklare op den Eed bij den Aanvang mijner Bediening gedaan, dat ik ingevolge den eens bekomende Last van den Heer Burgemeester dezes Eijlands telkens bij iedere verlossing aan de Vaders of naastbestaanden te kennen te geven, dat zij ingevolge de Wet verplicht zijn, van de Geboorte van hunne kinderen binnen den tijd van 3 maal 24 uuren kennis te geven aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, ten einde daarvan Acte te kunnen worden opgemaakt, zulks ook bij de verlossing van de vrouw van Albert Pietersz Bakker op den 4 Julij en van de vrouw van Jasper Buijs wondende aan den Burg, op den 30 Julij dezes Jaars 1814 heb gedaan aan welke verplichting deeze beide Personen echter zoo als [ik] geinformeerd ben in gebreken zijn gebleven.
Texel den 16 December 1814 (get.) Maartje Rentenaar
N 168 10-1-1815 Aan den Heer Officier bij de Rechtbank van Eersten aanleg te Alkmaar,
Burgerlijken Stand
Niet voor gisterenavond 9 uur had ik de Eer UWelEdgestr missive van den 5e deezer te ontfangen. Ik ben volkomen van het Gevoelen van UWelEdgestr, dat de Acte van geboorte noch kan en ook behoort opgemaakt te worden, maar om zulks dadelijk en noch voor het vertrek van de geciteerden Bakker en Buijs te kunnen doe, is niet wel mooglijk, daar ik veronderstel dat zij reeds op Reis zullen zijn, hetgeen ik zoo Spoedig niet kan ontdekken, althans niet van Albert P. Bakker, welke aan het Dorp den Hoorn woont zijnde meer dan een Uur afstands van den Burg. Ik twijffel echter niet als zij eene met den aard der Zake en de wetten overeenkomstige Correctie ondergaan hebben of zij zullen hiertoe van zelve wel genegen zijn, daar Albert P. Bakker na bekomene Citatie reeds bij mij geweest is, om Aangifte voor zijn Kind te doen, dat ik echter van de hand moest wijzen zoo lange de Zaak niet voor de Rechtbank was afgelopen om dezelve niet uit zijn geheel te brengen, weil het nodig is, dat hieromtrend een Exempel worde gestatueerd, en wel bijzonder aan zoodanige Personen, als deezen die vermeenen om dat zij niet te verliezen hebben, ook doen mogen wat zij willen. Denkelijk zal Alb. P. Bakker ook voorgeven dat hij kort na de Bevalling op het Raadhuis geweest is, om aangifte te doen, maar dat hij niemand aan het Bureau had gevonden, doch ik kan UWelEdgestr met zeer veel Zekerheid melden, dat zulks onwaar is, daar ik, zoo als het geheele Eiland weet, alle Dagen precies van des morgens 9-12 en dikwijls tot 1 uur, en des nademiddags van 3 tot 8 uur, Except des Zondags Bureau houd, is hij nu na dien Tijd gekomen, dat mij echter onbekend is, dan was zulks zijn eigene Schuld, en in dit Geval konde hij op eenen anderen Dag terug gekomen zijn.
N 193 Burgerlijken Stand 2-2-1815 Regtbank van Eersten aanleg te Alkmaar
Bij UWelEGestr. Missive van den 13e der gepasseerde maand, kreeg ik kennis dat de Personen van Albert Pz. Bakker en Jasper Buijs bij vonnisse van de Regtbank waren gecondemneerd, de eerste bij defaut tot Eene Gevangenis van 6 dagen, Boete 16 franken, en de Tweede in eene boete van 12 franken, wegens het niet doen der Declaratie van de Geboorte hunner kinderen, en dat de Regtbank had geoordeeldt dat deeze geringe Straffe genoegzaam zoude zijn om deezen en anderen daardoor tot hunne pligt te brengen, en ingevalle zulks geen plaats mogt hebben, UEdGestr daarvan te willen informeren.
Ten opzichte van de laatste had ik ook verwacht dat hij, na deeze correctie zoude bij mij gekomen zijn, maar ten aanzien van de Eerste konde ik dit niet verwachten, daar zoo verre mij bekend is, het vonnis noch niet eens aan hem geëxploiteerd is, en hij dus al meer in zijn Gevoelen word versterkt, dat dit werk maar een Uitvinding van mij was, en dat hij hieromtrent ook met de Regtbank niets te maken had waartoe hij door anderen, zoo ik zeker weet, wordt opgezet.
Het schijnt mij toe, indien ik mij zoo mag uitdrukken, dat de Regtbank het Caracter der Texelaars noch niet kend, en omtrent hare misdrijven al te toegeeflijk is.
Haare opvoeding is over het algemeen slecht, en de meester ouders scheppen vermaak in de grootste Baldadigheden hunner kinderen, hetgeen wanneer zij tot meer gevorderde Jaren komen ten gevolge heeft dat zij weinig ontzag of Eerbied voor de wetten betoonen, maar groot vermaak hebben zich daartegen aantekanten, waartoe zij dan noch altijd Lieden vinden die hun daartoe aanzetten en wanneer dit niet met alle formiteit word tegengegaan zal de Handhaving van order en Policie meer en meer moeilijker worden.
Ik verzoek UwelEdGestr dierhalve andermaal deeze Lieden wegens Desobientie in de Aangiften van Geboorte hunner kinderen met den meesten Ernst tot hunne plicht te brengen ten Einde ik in Staat gesteld worde aan de Wil en Begeerte van onzen geëerbiedigde Souverein te kunnen voldoen.
Het voorgeven van Jasper Buijs dat hij al eens bij mij geweest was om zijn kind aantegeven is volstrekt onwaar, ook moet ik UwelEdGestr informeren dat beide deeze Lieden niets bezitten en dat Eene Condemnatie in eene Geldboete niets zal afdoen.
Ik heb der Eer met alle Hoogachting te zijn Get. Reinbach
Bron: Irene Maas
Albert Pietersz Bakker | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1803 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trijntje Jacobs Vos |