Hij is geboren Achter de Muur bij de Visserstraat
Hij is getrouwd met Vrouwtje Cornelis Butterman.
Zij zijn getrouwd rond 1726.
Kind(eren):
Ouders: Lodewijk Oostendorp en Johanna Everts Velthuijs.
---
Uit Den Burg 1622-1830 van Thijs en Miriam Klaassen.
B150 (kad 300) Huis Stenen Plaats
Dit hoekhuis had een aangebouwde schuur, die rond 1770 werd afgebroken. Vanaf dat moment was er een erfje op de plek van de schuur.
1732 - 1766 De kaagschipper Tijs Lodewijks Oostendorp die tevens een winkel had, kocht het huis voor f 446.- Hij was getrouwd mat Vrouwtje Cornelis Butterman. Met zijn kaag voer hij op diverse steden. Zo bracht hij in 1752 een rol matten, wijn en enige stoelen uit Zwolle mee.
In 1755 vervoerde hij lammeren baar Edam. Tot woede van de passagiers wilde hij de reis ondanks de zware storm voortzetten. Een van de passagiers nam het heft in eigen hand en goooide het anker uit, waarbij het ankertouw echter brak, zodat er niets anders op zat dan de reis te vervolgen.
Op 12 januari 1748 bevond Tijs Oostendorp zich in de Stadsherberg bij de 'hospita' Hendrikje Nannings. Blijkbaar zat hij om geld verlegen, want hij stapte op de eveneens aanwezige Fredrik Gerrits uit Grootebroek af en beweerde nog accijns en zeep van hem te goed te hebben. De Grootebroeker antwoordde dat hij hem niets verschuldigd was, maar dat hij hem best een fles wijn of twee wilde geven 'uijt complaysance voor hem' en reikte direct een fles aan die hij had besteld. In plaats van een glaasje te nemen, sloeg Oostendorp Fredrik Gerrits echter 'geweldig daarmede voor sijn hooft dat het bloed tegen de want van de muur aansprong en over sijn hooft en aangesigt liep', en gooide Fredrik vervolgens ook nog in het haardvuur, waaruit omstanders hem maar juist konden redden. Niet lang daarna overleed Fredrik Gerrits.
B193B (kad 123) Kamer en erf Smerigehorn
1733 - 1735 De nieuwe eigenaars werden Tijs Lodewijks Oostendorp, Corneis Meijer en Hendrik Brero.
1735 - 1752 Trijn Gerrits nam de kamer van hen over voor f 100,-. In 1742 woonde hier de naaister Maartje Cornelis, maar in 1749 woonde Trijn Gerrits hier weer met haar echtgenoot Jan Thijs. Hij was bulloper van beroep; hij ging dus met een stier bij de veehouders langs. Jan overleed op 17 februari 1751. De waarde van deze kamer werd toen geschat op f 90,-. Zijn ergenamen verkochten de kamer voor f 120,- aan Klaas Pieters Vlaming.
B113 (kad 158) Huis en erf Stenen Plaats
1740 -1766 Tijs Lodewijks Oostendorp werd voor f 250,- de nieuwe eigenaar. Hij woonde met zijn gezin aan de andere kant van de Stenen Plaats (B150 kad 300).
---
Personele quotisatie 1742; De Burgh; Waalderstraat; Tijs Lodewijkse Oostendorp, wesende zijn eigen, zijnde een kaagschipper doet een winkel, 5 personen, is een in de kost, de huur 16-0-0, getaxeerd op 8,-
---
De Stadsherberg
Mogen we de aanklacht tegen Thijs Lodewijksz Oostendorp geloven, dan hebben zich in de stadherberg in Den Burg vroeger ook woeste taferelen afgespeeld. Oostendorp was belast met de invordering van bepaalde belastingen. In deze functie vorderde hij in 1748 in de stadsherberg, waar Hendrikje Nannings Kooger, de vrouw van Jan Abrahamsz Kikkert, de lakens uitdeelde, accijnzen op zout en zeep van een zekere Frederik Gerritsz, een handelaar uit Grootebroek. Gerritsz hield het geld liever in eigen zak en ontkende iets verschuldigd te zijn. Om de belastinginspecteur gunstig te stemmen bood hij hem een paar flessen wijn aan. Oostendorp nam de hem overhandigde fles aan, maar in plaats van zich een glaasje in te schenken, hief hij de fles omhoog en liet deze met kracht nederdalen op het hoofd van de niets vermoedende Gerritsz. Het bloed spoot tegen de muren op.
"Daar nog niet mede te vreden zijnde, maar sijne bloetdorstige natuur verder den teugel latende" nam Oostendorp het ineengezegen slachtoffer op en gooide hem in het haardvuur. Andere bezoekers wisten een voortijdige crematie nog juist te voorkomen.
Over deze kwestie brak een verwoed strafproces uit. Balthasar Huijdecoper eiste naast lijfstraffen een boete van 800 Carolusguldens, een kapitale som. Oostendorp beweerde dat de schout "zeer qualijk geinformeert geworden" was en dat eigenlijk Gerritsz strafrechtelijk vervolgd moest worden en stelde een tegeneis in. Temidden van het processuele gekrakeel overleed Frederik Gerritsz enkele maanden later- al dan niet aan de bekomen verwondingen. Waarschijnlijk omdat de erfgenamen het proces niet wilden overnemen raakte de hele strafzaak daardoor van de baan.
Bron: Irene Maas
---
Notaris Bernardus van Dam 1759-1769
446: 8-8-1762 testament Tijs Lodewijksz Oostendorp en Frouwtje Cornelis Buttermans
Matthias Lodewijksz Oostendorp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
± 1726 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouwtje Cornelis Butterman | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemeen doopboek Groningen 1676-1705
Collectie DTB (toegang 124)
Inventarisnummer 148