Zij is overleden om 04.00u; aangifte overl op 30 juli 1849 door Dirk Kalf, 55 jaar, schoenmaker en Willem Trap, 76 jaar, werkman; beiden wonende in Den Burg
Zij is getrouwd met Gerrit Cornelisz Roeper.
Zij zijn op 26 april 1793 te Texel in ondertrouw gegaan.Bron 3
Zij zijn getrouwdJongens op 't dievenpad
Inbraken en diefstallen kwamen vroeger op Texel maar al te vaak voor. Meestal bleef de schade beperkt tot wat levensmiddelen, kledingstukken, eenvoudige gebruiksvoorwerpen en kleine geldbedragen. De inbrekers, die op de eerste kerstdag van 1806 hun slag sloegen bij Vrouwtje Teunis List, de 49-jarige weduwe van Gerrit Cornelisz Roeper, slachtster en vleeshouwster in de Weverstraat te Den Burg, zagen kans het voor die dagen aanzienlijke bedrag van f 110- buit te maken.
Toen Vrouwtje List die dag om half 3 thuis kwam van De Waal, waar zij met haar dochter Grietje de kerkdienst der doopsgezinden had bijgewoond, trof ze een lessenaartje, waarin ze haar geld bewaarde, opengebroken en leeggeplunderd aan. Onmiddellijk na de aangifte van de diefstal stelde schout Langeveld met de schepenen van Den Burg Jan Ran en Jan Luijtsz en een diender ter plaatse een onderzoek in. Voor de oplossing van het misdrijf stonden de schout maar weinig aanknopingspunten ter beschikking.
Er waren geen sporen van braak; vleesresten aan het lessenaartje deden vermoeden dat dit met een slagerswerktuig was geforceerd. Er rees enige verdenking tegen de inwonende boereknecht, de 17-jarige Jacob Willemsz Schaatsenberg, omdat Vrouwtje List meende, dat zijn pijp intussen van het rek was verdwenen, maar de knecht hield vol, dat hij de hele dag niet in de buurt van het huis was geweest.
Dat bleek in strijd met de waarheid. Een paar dagen later kwam Jantje Hendriks Boon, de vrouw van Cornelis Cornelisz Roeper, Westergeest, vertellen dat zij op de eerste kerstdag toen zij omstreeks 12 uur door de Weverstraat kwam, Jacob Schaatsenberg met zijn pijp in de mond bij het hek bezijden het huis had zien staan- het kon ook wel zijn broer Pieter zijn geweest, want ze kon die 2 jongens nooit uit elkaar houden. De beide broers werden gehaald en met de nieuwe getuige geconfronteerd. In een verward verhaal, waaruit bleek dat ook Maarten Zijm en zijn vrouw Guurtje Smit (Westergeest) hem hadden gezien, gaf Jacob toe dat hij bij het hek had gestaan. Maarten Zijm en zijn vrouw bevestigden dit, en de schout besloot de verdachte toch maar vast te houden voor een nader verhoor.
Het bleek dat Jacob Schaatsenberg die bewuste dag nogal veel opgetrokken had met zijn 13-jarig vriendje Hendrik Cornelisz Gieles uit de Warmoesstraat en daarom werd ook deze bij de schout geroepen. Eerst vertelde Hendrik, dat hij direct na de kerk naar huis was gegaan en later alleen maar even op de Stenenplaats was geweest, maar toen Langeveld nader aandrong, kwam hij met een heel ander fantastisch verhaal.
Na met Jacob via de Stenenplaats de Weverstraat te zijn ingelopen, was hij bij het huis van Vrouwtje List door het glop van Hendrik van Heerwaarden even het land opgegaan om zijn gevoeg (behoefte) te doen, terwijl zijn vriend bij het hek bleef wachten. Plotseling zag hij 2 soldaten met grijze jassen uit de tuin van Vrouwtje List komen, van wie één een doek met iets onder zijn jas verstopte. Hij riep Jacob erbij en samen zagen zij de soldaten over het land hard weglopen in de richting van de Schans.
In het Klaphuis
In zijn pogingen de verdenking op anderen te werpen, had Hendrik Gielis zich lelijk vastgepraat. De schout, die zich door zulke doorzichtige verzinselen niet om de tuin leiden, integendeel, hij vond de verklaring in zichzelve zo tegenstrijdig en geheel contrarieërende die van Jacob Schaatsenberg dat tegen hem een fehemente suspicie, dat hij deelgenoot aan de diefstal was ontstond. Het was met al die verhoren al ver na middernacht geworden en daarom besloot men de beide verdachten afzonderlijk in het zogenaamde klaphuis op te bergen- zij zouden anders wel eens een gezamenlijke uitvlucht kunnen verzinnen- en de zaak de volgende dag voort te zetten.
In het donkere klaphuis sprak de bewaker Lambertus Feijs, zelf vader van een stuk of 7 kinderen, Hendrik vaderlijk toe en bracht hem op ernstige en serieuze wijze zijn verplichting onder 't oog om de waarheid hulde te doen en den rechter niet te misleiden. De jongen kwam daarvan zo onder de indruk, dat hij het hele misdrijf opbiechtte.
De volgende morgen werd de bekentenis voor schout en schepenen herhaald, waarop het hele gezelschap naar huize Gieles in de Warmoesstraat toog op zoek naar het gestolen geld. Even scheen Hendrik zich nog te bedenken. Hij klom op zolder op enig aldaar op de hanebalken liggend stro, maar daar was de buit niet te vinden. Toen pas leidde hij de heren naar de tuin, waar de schat onder een steen tegen het hek verborgen was.
Voor Jacob Schaatsenberg zat er nu niet anders op dan ook maar te bekennen. Ter zitting, op 22 januari 1807, werd de toedracht van het misdrijf nog eens uitvoerig uit de doeken gedaan. Toen Jacob zijn werkgeefster eens met het geld in het lessenaartje bezig zag, beslopen hem de eerste slechte gedachten. Het is verre van mij, de eerwaarde heer pastoor te betichten van misdadige invloeden, maar een feit is, dat onmiddellijk na het uitgaan van de laatste dienst van de Roomse kerk de vage plannen vaste vorm aannamen.
Aan zijn vriend Hendrik Gieles, met wie hij tot de herberg de Zwaan opliep, zei Jacob een avontuurtje te weeten zonder zich over de aard daarvan uit te laten. Zoals de meeste dertienjarigen voelde Hendrik wel voor avonturen. Beide jongens gingen eerst naar hun ouders in de Warmoesstraat. Even later kwam Jacob Hendrik afhalen. Zij gingen naar de Weverstraat via het glop van Van Heerwaarden achter de tuin, klommen over het hek en verschaften zich in het steegje via een
venstertje in de zijmuur, dat wel gesloten, maar niet vergrendeld was, toegang tot het huis van Vrouwtje List. Eerst keek Jacob buiten nog even of de kust veilig was, bij die gelegenheid was hij blijkbaar gezien door Jantje Boon en Maarten Zijm.
De brave Hendrik was inmiddels wat angstig geworden voor het ongeoorloofde avontuur en de mogelijke consequenties en weigerde actieve medewerking, zodat Jacob alleen met een hakmes de kas moest openbreken en leeghalen. Met het geld in een doek geknoopt verlieten zij het huis langs dezelfde weg, gingen langs de tuin van Jan Poulusz Kikkert en bereikten in een wijde boog via het land van Jacob Dirksz Keijser en het huurland van Reijer Dijt de woning van Gieles, waar de buit werd verstopt met de bedoeling deze later te verdelen.
Zware straf
De Schout nam Jacob Schaatsenberg zijn voorbedachten en zeer misdadigen diefstal ten huize van zijne vrouw, Vrouwtje List, (wiens brood hij at) ten zeerste kwalijk en eiste tegen beide verdachten geseling en brandmerking. De schepenen vonden dat nog niet voldoende. Zij bepaalden dat de jongens, na naakt ontkleed te zijn en alzo door den scherprechte aan de paal gebonden, met roeden moesten worden gegeseld. Voor Jacob kwam daar nog brandmerken en 2 jaar tuchthuis bij, voor Hendrik 1 jaar tuchthuis. Vooral voor de jonge Gieles, die in het hele misdrijf zo'n ondergeschikte rol had gespeeld, was dit wel een zeer zware straf.
Omdat Holland sedert 1806 een koninkrijk was onder Lodewijk Napoleon, werd er recht gesproken uit naam des konings. De veroordeelden en hun vaders, geadviseerd door procureur Abraham Kikkert dienden een gratieverzoek in bij de koning.
Aan het hof waren blijkbaar meer verlichte denkbeelden doorgedrongen, want de barbaarse lijfstraffen werden kwijtgescholden. De jongens konden hunkleren dus aanhouden.
Hendrik Gieles kreeg zelfs volledige gratie. Voordat het zover was had hij inmiddels bijna een jaar gevangen gezeten. De gratiebesluiten waren ondertekend door 's konings rechterhand, baron W.F. Roëll, die later onder Koning Willen I nog minister van Binnenlandse Zaken is geweest.
Jacob Schaatsenberg, die in 1807 naar het tuchthuis in Haarlem was overgebracht, werd daar wegens goed gedrag ruim een jaar later vrijgelaten.
Bron: Irene Maas
---
Notaris Beets 1819-1826
1923: testament Vrouwtje List, wed Gerrit Roeper, thans wonende als huishoudster bij Pieter Jacobsz Dijksen, Waal
Erfgename nicht Trijntje List, huisvrouw van Cornelis Jacobsz Bakker
Bron: Irene Maas
Vrouwtje Jacobs List | ||||||||||||||||||
Gerrit Cornelisz Roeper |