Hij is rk gedoopt; doopgetuigen: Jan Zoetelief en Antje Cornelis
Hij is overleden om 23.30u; aangifte overl op 1 mei 1848 door Pieter Zoetelief, 38 jaar, wagenaar, zoon van de overledene en Joseph Liedmeijer, 29 jaar, kleermaker, behuwdzoon van de overledene; beiden wonende in Den Burg
Hij is getrouwd met Pietertje Cornelis Bakker.
Zij zijn op 20 april 1803 te Den Burg (Texel, NH) in ondertrouw gegaan.Bron 2
Zij zijn getrouwd op 6 mei 1803 te Den Burg (Texel, NH).Bron 3Kind(eren):
Uit Den Burg 1622-1830 van Thijs en Miriam Klaassen
B51 (kad E149c) Huis en erf Molenstraat
Dit huis werd in de 17e eeuw geen enkele keer verkocht, aangezien het voortdurend in de handen was van de katholieke fsmilie Kopjes.
1812-kad Hendrik Simons Zoetelief, die eerder boer was geweest in Noordhaffel, werd de volgende eigenaar. Hij was getrouwd met Pietertje Cornelis Bakker en kocht ook het huurhuis B52 (kad E149b).
In 1830 woonde hier de weduwe Neeltje Rijk-Beekman met haar kinderen.
B52 (kad E149b) Boerenhuis, erf (vijf roeden) en tuin Molenstraat
Dit huis werd waarschijnlijk tussen 1755 en 1777 gebouwd op de plaats van B51b en B51/c.
1814-kad Hendrik Simons Zoetelief kocht het voor f 350,- bij een publieke verkoop. In 1816 probeerde hij het weer van de hand te doen, maar blijkbaar werd er te weinig geboden, zodat hij afzag van de verkoop. hij woode eerst in het buurhuis B51 (kad E149c) dat hij ook bezat. Later kwam hij hier wonen met zijn vrouw Pietertje Cornelis Bakker (alias Pietertje Cornelis Waaijop) en hun kinderen. Zijn schoonmoeder Antje Cornels Mulder woonde bij hen in tot ze in 1815 op 80-jarige leeftijd overleed.
---
Notaris Beets 1817-1818
N 848 3-4-1818 Hendrik Zoetelief, BG, als voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Cornelis Waayop anders genaamt Bakker, in huwelijk verwekt bij zijne eerder overledene huisvrouw Vrouwtje Jans Ran, met namen Cornelis 10 en Jan 9- Voorts Arie Veenboer, toeziende voogd van gemelde minderjarigen-, als in qualiteit van gemagtigde van Antje Jans Spigt, weduwe van Aris Heidenrijk, Joost Heidenrijk, sjouwerman, en Klaas Jansz Slot, arbeidsman, en Impje Heidenrijk, Echtelieden, de 2 eerste aan het Nieuwe werk, den Helder, en de 2 laatste aan den Burg.
Zijnde Cornelis en Jan Cornelisz Bakker bekwaam om zich als Erfgenamen te gedragen, elk voor de helft, van wijlen hun vader Cornelis Waaijop (Bakker) en de medegenoemdem Antje Jans Spgt weduwe Aris Heidenrijk, Joost Arisz heidenrijk en Impje Heidenrijk, de eerste als Moeder en de beide anderen als Broeder en Zuster, te zamen geregtigd tot de nalatenschap van Katrina Heidenrijk, in leven weduwe van Cornelis Waaijop.
En eindelijk Jan Kleun Michielsz Hellenius, Grutter, BG, in qualiteit als, door Arie Veenboer, benoemd om de nog overig zijnde roerende goederen, tot de nalatenschap van Cornelis Waaijop behoorende, te tauxeeren en begroten.
Welke beide Comparanten aan ons hebben te kennen gegeven:
Dat na het overlijden van Cornelis Waaijop of Bakker, voorgevallen op 19-4-1816, deszelfs nagelaten weduwe, Katrina Heidenrijk, was gebleven in het beheer en bezit van den geheelen gemeenen boedel, en zulks zonder, door het doen formeren van eene behoorlijken Inventaris, te hebben doen constateren den staat der nalatenschap, welke, door dat overlijden, op de 2 nagelatene Kinderen en Erfgenamen ab intestato van Cornelis Bakker was gedesolveerd.
Dat vervolgens ook Katrina Heidernrijk, op den 21-1-1817, was komen te overlijden, zonder al mede eenige Testamentaire dispositie gemaakt te hebben, noch zonder dat, sedert dat overlijden, eenige autentieke beschrijving van den gemeenen boedel en nalatenschap had plaats gehad.
Dat, integendeel, niet slechts zonder concurrentie of medewerking, maar zelfs buiten voorkennis of mede=weten van de Comparanten in dezen, en alzoo met afwijking van den bij de wet voorgeschreven form, door of van wegens de Crediteuren van den gemeene boedel was overgegaan tot den verkoop der Meubilaire goederen tot den boedel behoorende, waar door dan ook thans het maken van eene behoorlijke beschrijving dier goederen volstrekt ondoenlijk was geworden.
Dat, niettemin, zij, voor zoo veel zulks van hun afhing, willende repareren het verzuim het welk in dezen had plaats gehad, en het irreguliere van den verkoop der tot den boedel toebehoorende Meubilaire goederen geheel en alleen latende voor rekening en ter verantwoording van hun welke daartoe hebben geconcurrerd, van ons verlanden, dat wij alsnog zouden overgaan tot het opmaken eener geregelde beschrijving, zoo der nog aanwezig zijnde goederen, als der baten en lasten, tot den grmeenen boedel van Cornelis Waaijop en Katrina Heidenrijk behoordende.
Aan welk verlangen voldoende, hebben wij dadelijk geprocedeerd tot het ontvangen der verklaringen welke tot den staat des boedel betrekking hebben.
En heeft dienvolgens Hendrik Zoetelief, in tegenwoordigheid van Arie Veenboer, aan ons gedaan deze verklaringen.
Eerstelijk verklaarde hij dat in dezen boedel als nog aanwezig was een Kaagschip en Haringschuit, door Cornelis Waaijop op 8-2-1811, in publieke veiling gekocht van Jantje Vlaming, weduwe van Cornelis Duinker, welke schepen echter thans worden gereclameerd door de Executeuren in den Boedel van wijlen Willem Bakker, te Amsterdam overleden, op grond dat niet alleen de kooppenningen van de schepen door Willem Bakker betaald, en daarenboven door dezelven nog eenige kontante geldem aan Cornelis Waaijop voorgeschoten zouden zijn geworden, maar ook dat bij zekere op den 1-1-1813 door Cornelis Waaijop, ten behoeve van Willem Bakker, gepasseerde obligatie, zoude zijn verklaard, dat, bij aldien hij Cornelis Waaijop kwam te overlijden, gelijk het geval is geweest, de kaag en Haringschuit, volgens tauxatie, wederom aan Willem Bakker zoude toebehoren, zoo dezelve dan niet geheel was afbetaald.
Wordende inmiddels de Kaag en schuit, als in alle gevallen (uit hoofde dat de zoo even genoemde pretensie van de Erfgenamen van Willem Bakker hier na onder de schulden en lasten dezes boedels zal worden opgenomen) tot het actief, of de voordeelige massa van denzelven, behorende, door Hillenius, alhier getauxeerd in dezen voege:
De kaag, met al deszelfs toebehoren, zoodanig die thans in de Haven van Texel leggende is, op 1400.- en de Haringschuit, insgelijks, op 40.-.
Voorts verklaart Zoetelief dat thans door hem is overgenomen van Willem Vlaming, Deurwaarder bij het Vredegeregt van Texel, 402.55, als, volgens opgave van den Heer Ahlé, Griffier bij het Vredegeregt, uitmakende het Zuiver en na aftrek van alle onkosten, overschietende provenu der meubilaire goederen, door Willem Vlaming, ten overstaan van den Griffier, in het openbaar verkocht, en welke goederen tot den gemeenen boedel en nalatenschap van Cornelis Waaijop en Katrina Heidenrijk hebben behoord.
Willende Zoetelief door dese som alhier als eene bepaalde inschuld te stellen, geenzins te kennen geven, van den genen, welke de verkoop der meubelen ten onregte heeft geproveceerd, en dezelve op eene illegale wijze verkocht, geene hoogere som te kunnen vorderen, maar zijne actie daar toe integendeel wel degelijk aan zich voortebehouden, om, wanneer hij zelfs in zijne qualiteit, of andere geinteresseerden bij den boedel zulks nodig of nuttig oordeelden, dezelve ten allertijde te kunnen instituren.
Wijders verklaart Zoetelief dat door hem is overgenomen van Maarten Timmer, als, sedert het overlijden van Cornelis Waaijop en tot op het afsterven van diens weduwe Katrina Heidenrijk, het kaag-schip voor rekening van dezen boedel bevaren hebbende, 101.20, wegens het gene bij hem was ontvangen voor afgeleverde oesters.
Eindelijk declareert Zoetelief nog te hebben ontvangen van Simon Jansz Duinker, voor 1 jaar landhuur, verschenen den 20-3-1817, van 3 stukken land, aan de Koog gelegenen aan de minderjarigen Cornelis en Jan Bakker toebehorende, 50.- welke gelden, na aftrek echter van 9.65 voor de betaalde lasten, alzoo 40.35- hij vermeende in dezen boedel te moeten inbrengen, alzoo die kinderen, gedurende dat gandsche tijdvak, ten kosten van denzelven waren gealimenteerd geworden.
Insgelijks verklaart Zoetelief, dat deze boedel daarentegen verschuldigd is:
Aan den Boedel van wijlen Willem Bakker te Amsterdam volgens onderhandschr obligatie 2914.- met de interessen tegen 5 ten 100-Aan Jan Bakker de Jonge, voor geleverd vleesch en smeer 12.57 1/2
Aan Maarten Smit voor winkelwaren 57.11
Aan Pieter Bremer voor brood 57.32 1/2
Aan Reijer Grooff voor wijn 2.70
Aan Willem Koppen en Jacob Dijksen in Compagnie voor een en een half jaar huishuur 27.-
Aan Leendert Duinker, per resto van een jaar huishuur 4.68
Aan Cornelis Timmer voor teer en turf 6.40
Aan Jantje Vlaming, per resto van den koopprijs van dezelve gekochte goederen 8.26
Aan Arien van Dijk, voor ijzerwerk tot de kaag 1.90
Aan Klaas Gouwkes voor een bed en peuluw 28.-
Aan de weduwe Pieter Timmer, winkelwaren 5.40
Aan Hendrik Hendriksz Boon, per resto van geleverde Turf 4.80
Aan Jan Kleinvoor turf 18.15
Aan Biem Vlaming per resto van verschuldigde huishuur en leverantien 38.95
Aan Cornelis Verberne voor een half jaar huishuur 10.-
Aan Grietje Groot, vleesch 17.75
Aan Jan Molenaar voor leverantien en Arbeidsloonen aan de schepen 24.95
Aan Arie Veenboer voor voorgeschoten gelden, wegens het oppassen van de kaag en eenige leverantien aan dezelve 39.40
Aan den Notaris Simon Theodurus Beets, voor door hem voorgeschoten gelden, tot betaling van het lastgeld wegens de kaag en Haringschuit over 1817 33.63 1/2
Aan den Vhirurgijn George Theodoor Otto, volgens rekening, 13.80
Aan den Chirurgijn Pieter Gordijn 8.80
Aan Willem Vlaming voor door hem voorgeschoten gelden tot betaling der doodschuld van Katrina Heidenrijk 39.15
En eindelijk aan de dikmaals gemelde minderjarigen Cornelis en Jan Bakker voor het gene derzelver vader bij gelegenheid van het aangaan van deszelfs huwelijk met Katrina Heidenrijk, in voldoening van hun regt op hunlieder Moeders nalatenschap, bewezen, doch nimmer uitgekeerd was geworden, 40.-
Tot al het bovenstaande is men bezig geweest van 9 uren des voormiddags tot 3 uren in den namiddag.
Bron: Irene Maas
---
Notaris Beets 1817-1818
N 849 3-4-1818 Hendrik Zoetelief, doende Boerenbedrijf, Burg, in qualiteit van Voogd over de minderjarige kinderen van wijlen Cornelis Waaijop (anders genaamt Bakker) in huwelijk verwekt bij zijn eerder overledene huisvrouw Vrouwtje Jans Ran, Cornelis en Jan, zijnde hij daartoe benoemd bij besluit van de naastbestaanden en vrienden van dezelve minderjarigen, blijkens Proces Verbaal van den Heer Vrederegte van het kanton Texel, dd 9-1-1817.
Als mede Arie Veenboer, Schipper, Oude Schild, in qualiteit van algemeene en bijzondere gemagtigde van Antje Jans Spigt, weduwe van Aris Heidenrijk, Joost Arisz Heidenrijk en Klaas Jansz Slot, Arbeidsman, en Impje Heidenrijk, Echtelieden, de 2 eerste aan het Nieuwe werk, den Helder, de 2 laatste aan den Burg woonachtig, als daartoe benoemd en aangesteld bij eene Procuratie dd 3-11-1817.
Zijnde de voornoemde Cornelis en Jan Erfgenamen, edoch niet anders dan onder beneficio van Inventaris, van wijlen hunne Vader Cornelis Waaijop, en de mede genoemden Antje Jans Spigt, weduwe van Aris Heidenrijk, Joost Arisz Heidenrijk en Impje Heidenrijk, de eerste als Moeder en de beide anderen als Broeder en Zuster, te zamen geregtigd tot de nalatenschap van Katrina Heidenrijk, in leven weduwe van Cornelis Waaijop.
Te kennen gevende dat de Heer Pieter Verberne, kantoorbediende, wonende te Amsterdam, op de Blomgracht, bij de eerste dwarsstraat N 14, in qualiteit als, met en benevens Reijer Smit (doch die zizh thans op reize naar de West Indien is bevindende) gestelde Executeuren in den Boedel van wijlen Willem Bakker, te Amsterdam overleden, aan hun heeft te kennen gegeven en aangetoond, dat in den door hun comparanten gerepresenteerd wordende en onder benificio van Inventaris aanvaarden Boedel van Cornelis Waaijop en Katrina Heidenrijk zich bevindt een kaag en een Haringschuit, waar van de kooppenningen, ter somma van 2571.- door Willem Bakker zijn. betaald, en voorts dat evengemelde Willem Bakker aan opgenoemden wijlen Cornelis Waaijop nog eenige kontante gelden heeft voorgeschoten, welke, met de verloopen Interessen, waren uitmakende 340.- beloopende alzoo te zamen 2914.-, welke somma de door hun gerepresenteerd wordende boedel aan Willem Bakker is schuldig gebleven, of wel nu, vermits het overlijden van Willem Bakker, aan deszelfs boedel nog schuldig is.
Dat wijlen Cornelis Waaijop en wijlen Willem Bakker met malkanderen overeengekomen waren, bij aldien de evengenoemde Cornelis Waaijop kwam te overlijden en de voormelde somma niet geheel was afbetaald, in dat geval, de kaag en Haringschuit, volgens tauxatie der waarde, aan Willem Bakker zoude toebehoren.
En vermits er geen blijk hoegenaamd gevonden wordt, dat deze somma niet alleen of betaald of eenige aflossing door den schuldenaar gedaan is, maar zelfs geen Interessen betaald zijn, en derhalve de overgave op tauxatie van de kaag en schuit door 't vooroverlijden van Cornelis Waaijop kan worden gevorderd, de voornoemde Executeur in zijne qualiteit zich verpligt had gevonden, het regt het welk de boedel en Erfgenamen van Willem Bakker als nu op de schuiten verkregen heeft, te moeten doen gelden en ten dien fine aan hun in derzelver qualiteiten heeft gevraagd uitlevering van de 2 schuiten, mitsgaders daar van een behoorlijk en legaal bewijs.
Dat, ten einde completelijk aan de voorschreve overeenkomst, tussen wijlen Cornelis Waaijop en mede wijlen Willem Bakker, aangegaan, te voldoen, zij de schuiten hebbende doen tauxeeren, daar van de waarde geoordeeld is te zijn 1440.- [en dus van Willem Bakker zijn]
Bron: Irene Maas
---
Notaris Beets 1819-1826
N 996 16-2-1819 ten verzoeke van Hendrik Zoetelief, boer en bouwman, BG, als speciale gemagtigde van Maarten Barendsz Glim, Wieringen, vader en wettige voogd over Hiltje, Jantje en Cornelis Glim, minderjarige kinderen van hem en zijn nog levende hv Hiltje Bakker en van Gerrit Burger, Timmerman, als in huwelijk hebbende Jantje Graaf, aan den Helder, en van Cornelisje Graaf, meerderjarig en ongehuwd, thans als dienstmaagd wonende te Alkmaar- en Willem Zoetelief, doende Boerenbedrijf, thans in Westergeest- de laatste als wettige voogd over de minderjarige Neeltje en Martje Zoetelief, beide kinderen van hem en zijne nog levende hv Pietertje Teunis Gorter-
En nog veel meer- 2 blz- erven van Kapitein Pieter Zoetelief en Neeltje Cornelis (Bakker)- testament 18-7-1804- Lindeboom- verkoop
1 huis N 75 in de Molenstraat- gekocht door Cornelis Dirksz van der Meulen voor 500.-
2 huis en erve N 19 in de Hogerstraat- gekocht door Carel Rechlien, Chirurgijn aan den Hoorn voor 220.-
Bron: Irene Maas
Hendrik Simonsz Zoetelief | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1803 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pietertje Cornelis Bakker |