Loodsschipper van den Loodsschuit Numero Twee (1833)
Hij is getrouwd met Dirkje Ariens Abbenes.
Zij zijn getrouwd op 18 juni 1815 te Den Burg (Texel, NH), hij was toen 23 jaar oud.Bron 2
Kind(eren):
In het Jaar 1833, den 17 November, is voor Abram Kikkert en zijne Ambtgenoot Meester Willem Bok, openbare Notarissen, residerende op het Eiland en in het Kanton Texel, Arrondissement Alkmaar, Provincie Noord-Holland, gecompareerd
Tjalling Pietersz Griek, Loodsschipper van den Loodsschuit Numero Twee, benevens Dirk Pietersz Daalder, Jacob Arisz Krijne, Cornelis Cornelisz Duinker, Cornelis Jacobsz Klok, Pieter Meindertsz Griek, Jan Pietersz Smit, alle Loodslieden en Auke Tjallingsz Griek, Loodsmansleerling, wonende aan het Dorp den Hoorn binnen dit Canton.
Welke, om te doen constateren de werkzaamheden en diensten door hun met hun Loodsvaartuig en manschappen betrekkelijk het Kofschip genaamd de Jonge Anna van Grouw, kapitein HG Burger komende met eene Lading Stukgoederen van Londen en gedestineerd naar Amsterdam, verrigt, uit liefde voor de waarheid en ten dienste dier genen, welke hiervan gebruik zoude kunnen of willen maken, verklaarde waarheid te zijn.
Dat zij Comparanten in den Nacht van den vierde op den vijfde November laatstleden, zich met hun Loodsvaartuig bemand met 8 koppen, achter de Hors te Texel bevindende, omstreeks 12 uren, wanneer het bijna een storm uit het noord westen, met dikke verstopte lucht en de wind steeds aannemende, was waayende, hunne
Loodsschuit gereed maakten, ten einde met het aanbreken van den dag in Zee te kunnen zijn om te Loodsen of wel om in nood zijnde schepen dadelijk krachtdadig te kunnen bijspringen en adsisteren, waartoe zij dan ook voorloopig alles wat in dergelijke omstandigheden dienstig konde zijn, gereed maakten, en na alle de reven in hunne Zeilen gestoken te hebben, omstreeks half 1 ure des Nachts in Zee staken.
Dat het den vijfde dito een al aannemende storm uit het Noordwesten waaide, verzeld van een hooggaand Zee, en zij Comparanten tot 10 uren in den morgen gezeild hebbende een Kofschip in het gezicht kregen, en ontdekte dat dit Schip in het grootste gevaar verkeerde, daar het zelve zeer slecht zeilde: en bij den toen waayende al aannemende Storm, gevaar liep op de Zuiderhaaks te vervallen en aldaar totaal verloren te gaan, waarop zij gezamentlijk besloten niets onbeproefd te laten, en dit in nood zijnde schip te naderen, zij oogenblikkelijk hunne steven derwaards wenden en onaangezien de steeds toenemende storm en holle Zee, waardoor hun schuiten leven in gevaar gebragt werd, door Zeemansbeleid en kracht dadige Middelen het genoegen hadden des namiddags ruin 12 uren van dien dag, gemelde Kof te bereiken, het welk bleek te zijn het meergenoemde Kofschip de Jonge Anna van Grouw, komende met eene Lading stukgoederen van Londen en gedestineerd naar
Amsterdam, liggende toen 4 Mylen Zuidoost van Kijkduin. De wind nog steeds toenemende west ten Zuiden liep met een sterk vloedgetij als toen alle mogelijkheden moesten aanwenden gemelde bodem te aborderen, het welk hun met levensgevaar en alle inspanning van krachten niettegenstaande de Holle en hooggaande Zee in gelukte, en de Loodsman Dirk Cornelis Daalder, aan boord overkregen, welke Loodsman de Kapitein dadelijk te kennen gaf de gevaarlijke positie waarin het schip zich bevond, als dreigende ieder oogenblik op de Zuiderhaaks, werwaarts het zelve door de harde storm heen gewerkt was te vervallen en aldaar te verbrijzelen.
Dat evengemelde Loodsman daarop insgelijks den Kapitein te kennen gaf om meerder Zeil bij te zetten, ten einde zoo insgelijks, door kracht derzelve, boven de Zuiderhaaks te komen, den Kapitein informeerde dadelijk aan dezelve Loodsman, zoo als zulks ook naderhand gebleken is, aan de natemelden Loodsen, de Comparanten in deze, welke ter adsistentie op het schip zijn overgegaan, dat zijne Zeilen stukken waren, en in eenen onredbare staat zich bevonden als mede de Bazijns ra niet meerder bruikbaar was; dat bovendien het schip zware Lekkagie had bekomen en zijne Equipage door de uitgestane fatigues zoodanig waren afgemat, dat zij met geene mogelijkheid de pompen langer konden gaande houden, hij Kapitein daarop verzocht de adsistentie der Loodsschuiten en manschappen, in deze voor hem zoo gevaarlijke omstandigheid, ten einde dies doende het schip en lading te conserveren en, ware het mogelijk, door adsistentie der Loodsboot en
manschappen behouden te blijven.
Dat door den voormelde Kapitein, aan den Comparanten door te teekenen werd te kennen gegeven om wederom met de schuit aan boord te komen, waarop zij Comparanten op nieuw alle mogelijke moeite aanwenden, het schip te aborderen, het welk dan ook, na vele inspanning van krachten en niet zonder gevaar gelukte, waarna, op verzoek en uitdrukkelijk verlangen van den Kapitein, om eenige manschappen aan boord te hebben, de Loodsen Cornelis Cornelisz Duinker, Cornelis Jacobsz Klok en Jacob Arisz Krijne, in de toen waayende harde storm, met levensgevaar mede aan boord overgingen, verklarende hun de Kapitein, de belooning van de in deze te doene diensten als anderzints aan de uitspraak van Arbiters of goede mannen te zullen overlaten, waarna de Comparanten dadelijk met alle kracht aan t pompen gingen, uithoofde het schip zwaar Lek was, en de Equipagie door het pompen en de uitgestane fatigues, zoodanig waren afgemat dat dezelve bijna geen dienst konde doen, moetende de evengenoemde 4 Loodsen, al het scheepelingen werk verrigten, en wordende aan hen alzoo de geheele Directie tot behoud en Conservatie van schip en Lading overgelaten, dat dan ook door hun Comparanten, dadelijk alle manoeuvres werden bewerkstelligd, om het schip die rigting te geven dat het niet op de Zuiderhaaks zoude vervallen, het gen met de uiterste inspanning en beleid moest geschieden uit hoofde van den harden wind, als mede door de ontramponeerden staat van het schip, de wrakke Zeilen en de Zware Lekkagie, dat de aangewende manoeuvres ten einde het schip boven de Zuiderhaaks te krijgen niettegenstaande de uiterste inspanning en beleid vruchteloos waren, waarop zij Comparanten besloten alle mogelijke middelen in het werk te stellen, ten einde het schip door ene der gaten van de Noorder- of Zuiderhaaks behouden naar binnen te krijgen, dit echter niet anders kunnende geschieden als door voorzeiling der Loodsboot, werd zulks dan ook dadelijk geëffectueerd, waarna zij den steun vonden, en het genoegen hadden door verschillende bewegingen en rigtingen die aan het schip gegeven moesten worden, welke met alle inspanning van krachten, niet zonder gevaar van Totaal verlies gevolgd werd, door het midden van verschillende brandingen (zoodanig zelfs dat Zeeën onderscheiden malen, over het schip heen rolden, tot groote verwondering der schepelingen) hunnen weg te banen, en het schip en Lading behouden binnen te brengen, waarna zij dadelijk koers zetten naar het Nieuwe diep, ten einde voor het vallen van den avond geheel en al behouden te zijn,
alzoo de storm bij voortduring nog was waayende, zelfs in hevigheid toenam, zij Comparanten hadden dan ook het geluk omstreeks half 5 uren gemelde Haven te berijken, en na het schip op eene goede veilige plaats te hebben vastgelegd, de geheele nacht, tot verdere conservering, vermits het schip nog al Lek en de Equipagie te veel vermoeid was, om eenige diensten te presteren, met pompen als anderzints aan boord doorbragten, en als toen in den morgen van den 6-11 van den Kapitein meergemeld een ontslag bekwamen voor hunne diensten in deze, met betuiging zijner bizondere te vredenheid over hunne verrigtingen, en zijne toen bereikte veilige plaats, de Kapitein verklaarde hun tevens, dat hij het behoud van schip en Lading, aan de Loodsschuit en manschappen alleen te danken had, alzoo dezelve zonder hulp en adsistentie zekerlijk in den avond storm van den 5-11 was verloren gegaan, daar hij Kapitein alstoen met zijn schip en Lading in eene gevaarlijke toestand verkeerde, zoodanig zelfs, hij en zijne Equipagie de adsistentie aan eene in nood zijnde Brikschip bereids op den 3-11 te voren, niet meerder konde verlenen als zich zelven, wegens de lange duur der storm, op denmiddag van den 5-11, toen meer genoemde Loodsboot kwam opdagen, alle adsistentie behoefde, daar de Kapitein met zijnde moede en afgematte Equipagie wrak Lek schip, zeer weinig konde uitvoeren, en zekerlijk hun schip en Lading verloren waren geraakt; dienvolgends aan de Loodsschipper Tjalling Pietersz Griek, het bewijs ter hand stelde, dat de belooning voor hunne gepresteerde Hulp en diensten en beleid en deze aan de uitspraak van goede mannen of Arbiters wordt overgelaten, welk accoord hij, reeds op Zee zijnde, met de Comparanten mondelings had getroffen.
Eindigende de Comparanten hiermede hunne verklaring gemaakt voor redenen wetenschap als het vorenstaand zoo als in de Text, te hebben gezien, gehoord, bijgewoond en ondervonden en als nog in goed geheugen te hebben; terwijl zij verders verklaren in alle deelen hun uiterste de vooren tot Berging en behoud van schip en lading met opoffering van Kapitaal en leven, te hebben aangewend, wat eenigzints dienstig konde zijn, zonder iets wat tot behoud en welzijn van en of ander konde strekken te hebben verzuimd en achterlaten.
Zijnde zij Comparanten alle bereid met Eede solemneel te verklaren dat al het vorenstaande waarheid is en niet dan waarheid bevattende.
Gedaan en gepasseerd aan den Burg op Texel ten woonhuize van Cornelis Schol, Logementhouder aldaar in tegenwoordigheid van de voornoemde Notarissen.
Getekend door allen.
Bron: Irene Maas
Tjalling Pietersz Griek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1815 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dirkje Ariens Abbenes |
Aakteplaats: Texel
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 30
Registratiedatum: 18-06-1815