Doopgetuigen: Cornelis Pieters en Diwertje Jans
Hij is overleden om 20.00u; aangifte overl op 13 jan 1832 door Jan Pelder, 37 jaar, boer en Jelis Verberne, 59 jaar; beiden wonende in Den Burg
Hij is getrouwd met Neeltje Cornelis Graaf.
Zij zijn op 23 januari 1772 te Texel in ondertrouw gegaan.Bron 2
Zij zijn getrouwd te Texel.Kind(eren):
Uit Den Burg 1622-1830 van Thijs en Miriam Klaassen.
B58 (Kad 209) Huis en erf Molenstraat
Dit huis was belast met één loper abtskoren
1790-1802 De zeeman Jan Jans Latjes betaalde f 296,- voor dit huis, Hij was getrouwd met Neeltje Cornelis Graaf, een nichtje van de vorige eigenaar Pieter Simons Graaf. In 1775 kregen ze een vergunning om koffie en thee te gaan verkopen. Drei jaar later volgden ze Cornelis Roemer op als kramer in zout, zeep, klein brandewijn en meel en als 'vettewariër'. In 1802 werd de boedel van Jan Latje verkocht. Hij belandde uireindelijk in het Roomse armenhuis (B69), waar hij tot op hoge leeftijd woonde.
De 19e eeuw was elf dagen oud en het had gesneeuwd toen Gerrit Simons Boon uit Den Hoorn aan het eind van de middag in Den Burg aankwam. Hij had al wat jenever achter de kiezen en zei, toen hij Jan Latje voor zijn huis in de Molenstraat zag staan, "Ben je mal, Jan" en gaf hem een stoot op de borst. Jan weerde de klap af en Gerrit viel in de sneeuw.
Toen kwam Willem Verberne voorbij. die Gerrit aanraadde naar huis te gaan. Hij pakte hem bij de arm en leidde hem langs enkele huizen naar het einde van de Molenstraat. Gerrit was echter niet van plan deze raad op te volgen en begon te vechten. Willen verdedigde zich en wederom belannde Gerrit in de sneeuw.
Ondertussen had Gerrit het verboden oproerlied 'Als is ons Prinsje nog zo klei, al evenwel zl hij stadhouder zijn' ingezet. Dit lied was in die dagen op Texel nogal populair, maar het was niet zo verstandig om het in het openbaar te zingen. Willen Verberne adviseerde Gerrit dan ook zijn gezang te staken, maar die zei 'zulks te verdoemen' en drong het huis van Willem Pieters Dijker (B75) binnen.
Willem Dijker zat in de keuken en vroeg wat Gerrit kwam doen. Deze zei naar Willem Kikkert te willen gaan, maat toen Willem Dijker hem naar de voordeur leidde, liet hij zich neervallen op de stoel bij de deur en bleef net zo lang het oproerlied zingen tot Willem Dijker hem het huis uitzette.
De langskomende Pieter Jacobs Keesoom (B64) werd door Gerrit bij de arm gevat en even later greep hij in de Hogerstraat JAN S. Stam in de borst, 'onder het uitbraken van vloeken'. Al worstelend vielen zij samen in de sneeuw. In dezelfde straat leunde Cornelis Jans Verberne over zijn onderdeur. Gerrit greep deze grossier in sterke dranken eveneens in de borsten vroeg om drank. Hij liet hem pas los toen Willem Verberne met een dienaar van justitie tussenbeide kwam.
Nadat hij zijn roes had uitgeslapen verklaarde Gerrit voor de vierschaar dat hij zich niets van het gebeurde kon herinneren. Hij was namelijk beschonken geweest, zo verklaarde hij. Twee weken op water en brood vonden de schepenen een gepaste straf.
in de nacht van 5 op 6 november 1800 werd er een grote hoeveelheid kleding en beddegoed van het bleekveldje van Jan Latje gestolen. De dader bleek de nachtroeper Dirk Jans Spreeuw te zijn, die zijn baan natuurlijk kwijtraakte. Bovendien werd hij gegeseld, gebrandmerkt en voor twee jaar van Texel verbannen.
B61 (kad 206) Huis en erf en schuur Molenstraat
Het geheel was belast met anderhalve lopen abtskoren. Vanaf 1793 hadden het huis en de schuur verschillende eigenaars. Op het huis rustte toen nog een lopen abtskoren. Vóór 1832 is het gesloopt. Bij de invoering van het kadaster was er alleen nog een erf.
1792-1793 Gedurende een jaar was het huis in handen van Jan Jans Latje. Van de volgende eigenaar kreeg hij er slechts f 480,- voor.
Jan Jansz Latjes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neeltje Cornelis Graaf |