Hij is getrouwd met Rookje van SOLINGEN.Bron 4
Zij zijn getrouwd op 11 augustus 1894 te 's-Gravendeel , hij was toen 23 jaar oud.Bron 5
Kind(eren):
Jan Verschoor emigreerde naar Brazile, Carambei - Een Nederlandse droom in Brazilie, maar keerde na het overlijden van zijn vrouw terug naar Nederland en stierf in Strijen.
Al in 1925 noemde de Mexikaanse socioloog Jose Vasconcelos de mulat ôhet ras van de toekomstö. In een land zoals Brazilie, en dan zeker in de metropool Sao Paulo, is de smeltkroes van rassen en volkeren een feit. Wie er het telefoonboek op een willekeurige pagina openslaat, wordt geconfronteerd met namen die van het Japanse Ikeda, over het Hongaarse Micksik of het Italiaanse Brovelli tot het Libanese Maluf en het Vlaams-Portugese Dutra de hele wereld overlopen. Hoe groot deze mengeling in Sao Paulo ook mag zijn, het is opvallend dat de Paulistas maar al te graag een gesprek beginnen over hun ôherkomstö. Zo ook William Vriesman, die naar een - mede door Wij-lezers gesponsorde - cursus Nederlands aan de universiteit van Sao Paulo kwam en de achterkleinzoon is van Jan Vriesman, een van de stichters van Carambei.
Deze Jan Vriesman was in 1908 samen met een grote groep Nederlanders naar Brazilie uitgeweken. De Braziliaanse regering moedigde de immigratie toen sterk aan en ronselde zowat overal in Europa kandidaten. De meesten die samen met Vriesman hun vaderland verlieten, zonder goed te weten waar Brazilie precies lag, waren afgedankte havenarbeiders uit Rotterdam. Ze hadden elk een lapje grond toegewezen gekregen in Irati, in de zuidelijke staat Parana. De Braziliaanse droom werd voor de meesten een ware nachtmerrie, de havenarbeiders wisten niets van landbouw af en probeerden in hun wanhoop zelfs gekookte bonen te planten. Het weinige dat uit de grond kwam werd dan nog vernietigd door sprinkhanen, ratten of wilde zwijnen. Bijna allen repatrieerden. Slechts twee families gaven de moed niet op: Verschoor en Vriesman.
Ze gingen in op een aanbod van de Brazil Railway Company, die een spoorweg van Curitiba naar Ponta Grossa aan het aanleggen was en kost wat kost de uitgestrekte gebieden, die door haar waren opengelegd, in cultuur wou brengen. De bodem in Carambei was geen landbouwgrond, zodat ze hun geluk dit keer met veeteelt moesten proberen. Jan Verschoor vertrok daarop naar Nederland om er een vrouw te zoeken en bracht meteen ook een paar nieuwe families uit zijn geboortedorp ´s Gravendeel: de Geus, Harms en Voorsluijs.
Ze besloten zich toe te leggen op de productie van kaas. Jan de Geus, de enige die wat geld had, kocht een paar melkkoeien en Jacob Voorsluijs maakte kaas. De anderen zorgden voor het vee of verkochten de kaas in Ponta Grossa. De zaken voor de firma De Geus & Cia. gingen goed en ze slaagden er zelfs in om hun kaas tot in Sao Paulo te verkopen. Nieuwe kolonisten kwamen uit Nederland en Indonesie, maar ook Duitse emiranten uit Pommeren kwamen bij de Nederlanders werken. Voor Brazilianen was er in Carambei geen plaats, als strenge gereformeerden vermeden ze immers elk contact met katholieken. De taal bleef het Nederlands en men leefde er als op een Nederlands eiland midden in Brazilie.
In 1925 werd de firma in een cooperatie veranderd, vanaf toen heette het bedrijf Batavo. Langzaam maar zeker begon Batavo de Braziliaanse markt te veroveren. Hoe vreemd Nederland ondertussen al geworden was, bleek toen in 1940 de jonge mannen werden opgeroepen. De meesten waren in Brazilie geboren en kenden Nederland enkel van verhalen, maar moesten nu plots hun ôvaderlandö gaan verdedigen. De oorlog maakte de samenwerking tussen Duitsers en Nederlanders in Carambei zelf ook moeilijker. De Braziliaanse regering, die bang was voor te grote Nazi-sympathieen, maakte toen pas werk van een (gedwongen) integratie. Vooral de grote Duitse en Japanse emigratenkolonie werd geviseerd met de verplichting om alle officiele taalhandelingen voortaan in het Portugees te verrichten. Omdat Nederlands in Braziliaanse oren op Duits leek, kregen ook de Nederlanders problemen om hun kaas in Sao Paulo aan de man te brengen.
Na 1945 groeide Batava als nooit tevoren. Nog meer Nederlandse boeren trokken nu naar Brazilie. Dit keer waren het katholieken. Ze vestigden zich in de staat Sao Paulo, waar ze Holambra stichtten (Holland-Amerika-Brazilie) en, wegens het grote succes, enige tijd later ook Holambra II. In de buurt van Carambei kwamen eveneens nieuwe vestigingen: Arapoti, Tronco en Castrolanda. De groei van Carambei had evenwel ook andere gevolgen. De Nederlanders werden gedwongen om Braziliaanse arbeidskrachten aan te trekken en in de jaren vijftig leek de situatie even uit de hand te lopen toen er rond Carambei favelas leken te ontstaan van arme Brazilianen die hun sloppenwijk in Sao Paulo ruilden voor een kans op werk bij Batavo. De Nederlanders slaagden erin om de situatie onder controle te houden, maar wat ze niet konden vermijden was een integratie in de Braziliaanse maatschappij. Er kwamen steeds meer gemengde huwelijken en het Nederlands werd al gauw een minderheidstaal in Carambei.
Vandaag kent iedereen in Zuid-Brazilie het lachende Batavo-meisje dat op de verpakkingen van melk, boter, kaas en yoghurt staat. De firma zelf is ondertussen wel door de Italiaanse multinational Parmalat opgekocht, maar behield haar eigen merknaam. Hoe Braziliaans de afstammelingen van de Vriesmans en de Verschoors ook mogen geworden zijn, toch voelen ze zich nog een stukje Nederlander. Dat bewees William die een cursus Nederlands kwam volgen. Hoe handig het Nederlands - zelfs in Brazilie - soms zijn kan, bewees men in Holambra. Om te ontsnappen aan de belastingwet op veilingen, noemden ze hun bloemenveiling niet Leilao, maar gebruikten ze het Nederlandse woord Veiling en zolang de Braziliaanse belanstingscontroleurs geen Nederlands leren, betaalt op de veiling van Holambra niemand belastingen.
Jan VERSCHOOR | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1894 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rookje van SOLINGEN |