ORA Naaldwijk [fol. 198v.] 26-5-1560: Deersame mr. Jan van Hoijkesloet baeliju en(de) shcout van Naeldwijck, Adriaen Jansz. timmerman oudt ontrent LXVIII jaren ende Joris Lambrechtsz. oudt ontrent LXIII jaren rechtel(icken) daer toe gedaecht wesende ten versoucke van Adriaen Wouterz. wonen(de) tot Monster soe hebben die voirn. comparanten verclaert … inden eersten soe seijde Joris Lambrechtsz. dat hij wel eertijts gekent heeft drie personen den eenen genaempt Willem Pietersz. den anderen Wouter Pietersz. en(de) den derden Huijbrecht Pietersz. Ende desen deposant gevraecht wesende off dit gebroeders waren seijde dat zij alle drie gebroeders waren van eene vader. Seijdt noch dat hij wel hoeren seggen heeft dat die voirn. Huijbrecht Pietersz. hier tot Naeldwijck inde baelijuijs vierschaer geseten heeft. Mr. Jan van Hoijkesloet seijdt dat hij wel twintich jaren baeliju van Naeldwijck geweest es en(de) die voirs. drie personen wel gekent heeft ende dat Hubrecht Pietersz. veeltijts inde baeljuijs vierschaer tot Naeldwijck als welboren schiltboertich man geseten heeft. Ende seijde dat zij noch een broeder hadden genaempt Cornelis Pietersz. alias Neleman.
ORA Naaldwijk [fol. 1] 28-2-1581: Pieter Huijbrechtsz. onsen buijerman ons verthonen(de) zeeckere vijer grontbrijeven luijdende ende bezegelt als hijer nae volcht, verclarende hoe dat hij comparant de selve inde voirleeden trouble jaeren deur vrese dat hem de selve bij brandt ofte plunderinge van ruijteren en(de) knechten mochte affhandich gemaect gewerden hebben verburgen en(de) bedolven hadde all waer de selve duer vuchticheijt vande plaetsche daer se gestaen hadden eenige duijsterheijt hadden vercreegen en(de) dagelix eer langer noch meerder verduijsterden en(de) scheenen te vergaen, beducht zijnde dat de selve bij voortgang van tijden onleesbaer souden werden alle twelcke oock evidentelicken scheen ende bleeck. Versouckende daeromme dat wij de selve ter wijle die noch leesbaer ende in esse* waren souden willen van woorde tot woorde in dese onse letteren insereren ende oversetten … Luijdende den ondersten der voirs. grontbrijeffen aldus:
...
Den vijerden brijeff was luijdende aldus: ‘Up huijden datum van desen compareerde Wijnaert Zijmonsz. bekennen(de) ende belijdende als voocht van die weduwe van wijlen Sijmon Claesz. die moeder van hem comparant wel wettelicken vercoft te hebben Huibrecht Pietersz. anderhalff mergen vrij eijgen lants leggen(de) inden ban van Naeldwijck. Soe hebben wij gebeden den eersamen meester Jan van Heijcquesloot bailiuw en(de) scoudt tot Naeldwijck dat hij desen brijeff wthangen(de) doer andere getransfixeert over ons met zijnen zegel bezegelt heeft gedaen a° vijftijen hondert vijff en veertich den vijerentwintichsten dach augusti.’
*) esse = in goede staat
Kind(eren):