58. Het huis ten Velde met 43 morgen land tussen de Gaweg en de Maze met alle huizener op, 8 morgen land hiervan liggen tussen de Gaweg en de watering; 2 hofsteden met de erop staande huizen bij de Maeslander kerk en de molen.
29-4-1267: Floris van den Velde, de 8 morgen land en de 2 hofsteden, met de last van een uitpad, te versterven op zijn jongste zoon (L.H. 90, fol. 71). Het leen 58 gesplitst in 58A en 58B.
58A. (1360: Het huis ten Velde met 35 morgen land en het recht van uitpad over 8 morgen land).
..-.-1...: Florens van den Velde (L.H. 90, fol. 20v). (nb Dit lijkt te gaan om de vader van de hieronder vermelde - jongste zoon - Florens en Bouden bij 58 B)
7-1-1338: Florens van den Velde tocht zijn vrouw Clementie (L.H. 90, fol. 71).
21-5-1354: Gheraerd van den Velde tocht zijn vrouw Haedwi; Clementie, de weduwe van Florens van den Velde ontvangt 17 lb hollands per jaar uit het leen; een en ander met toestemming van Kateline Florensdochter van den Velde en van Jan Jonaesz. als voogd van zijn kinderen (L.H. 90, fol. 71v).
9-7-1360: Jan van Heenvliet, neef van vrouwe Mechtild, vrouwe van Valkenburgh etc., na overdracht door Gherard van den Velde, te versterven op zijn jongste zoon (L.H.90, fol. 57).
58B. 8 morgen land tussen de Zantscherwatering en de Gaweg; 2 hofsteden bij de Maeslander kerk en de molen.
6-1-1338: Bouden van den Velde, te versterven op zijn kinderen gewonnen bij Erkenraede Engebrecht Filpszoonsdochter, behoudens het recht van uitpad voor Florens van den Velde (L.H. 90, fol. 72).
..-.-1...: Erkenraet, de moeder van Boudijn van den Velde, heeft haar lijftocht aan de helft van het leen (L.H. 90, fol. 72).
..-.-1...: De vrouwe van Voirne bepaalt dat Boudijn van den Velde jaarlijks 10 lb hollands moet uitkeren aan jonkvrouwe Margriet Danielsdochter van den Velde, gehuwd met IJsbrant (L.H. 90, fol. 97v).
..-.-1390: Machtelt van den Velde Boudijnsdochter met ledige hand (L.H. 422, fol. 50).
20-3-1419: Vrijese Willem Heyenz. na overdracht door zijn moeder Machteld Boudijnsdochter en tocht zijn vrouw Geertruyt Jansdochter (L.H. 62, fol. 172v).