Hij was t.t.v. overlijden woonachtig in Hamburg en overleed "in de kost" bij zijn nicht Mincke Cornelis Kat in Hollum in het huis gemerkt no. 76.
Hij is getrouwd met Jantjen Jansz Ney.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1775 te Ameland, hij was toen 27 jaar oud.
Kind(eren):
http://www.dodenakkers.nl/beroemd/kat.html
In 1818, Kat is dan inmiddels 70 jaar, verschijnt zijn dagboek in druk onder de titel 'Dagboek eener reize ter walvisch- en robben-vangst gedaan in de jaren 1777 en 1778, door den Kommandeur Hidde Dirks Kat'.
Kat overlijdt in 1824 en wordt begraven bij de Nederlands Hervormde Kerk in Hollum. Zijn eenvoudige grafsteen is nog steeds te bezichtigen. In het dorp Hollum staat ook een beeld van de beroemde commandeur.
Meer informatie is te vinden op de website van de Leidse Stichting Nederlandse Historische Expedities en in het dagboek van Kat dat in de jaren zeventig in facsimile is verschenen en soms nog antiquarisch is te verkrijgen.
http://www.vvvameland.nl/
In 1777 vergaat de brik Juffrouw Klara van de Amelander commandeur (een commandeur is een kapitein van een walvisvaarder) Hidde Dirks Kat. Zijn schip wordt door het ijs verpletterd en een deel van de bemanning komt om. Ook commandeur Kat weet zich maar ternauwernood te redden. Als de overlevenden na een epische overlevingsstrijd via het zeeijs de zuidkaap van Groenland bereiken (Statenhoek, het huidige Kap Farvell) zijn ze ten einde raad. Ze hebben geen eten meer en geen onderdak. In dit lege en koude land zouden zij allen jammerlijk zijn omgekomen, als niet een aantal Inuit de schipbreukelingen had gered.
Uit het dagboek van Commandeur Kat: Ik plaatste mij des middags ten 12 ure, achter één der Wilden op een schuitje, hetwelk zij vooraf op zijde van een ander vastgebonden hadden, en zoo roeide de Wilde met mij voort, hebbende een riemspaan in de hand, welks beide einden met een blad voorzien waren. Op deze wijze bragten zij mij een vierde mijl voorbij het steil gebergte, daar wij wegens de diepte niet om heen konden komen. Het schuitje, waarop ik mij bevond, kan, van den voor- tot den achtersteven, lang geweest zijn ongeveer 20 voeten en iets breeder dan de dikte van een gewoon mensch. De Wilde zit in een rond gat in het midden op den bodem neder, met de voeten voorwaarts onder het dek. Zijn ligchaam steekt dan, van de lendenen af gerekend, boven het dek uit. Hij zit in een kleed (of rok) van leder, dat aan het schuitje vastgehecht is, zoo dat er geen water aan zijn lijf of in het schuitje kan komen. Zijne handen en gezigt alleen zijn bloot. De uiteinden van dit schuitje loopen van het midden af spits toe. Wanneer de Wilde er in zit, ligt het schuitje in het midden van het dek ongeveer 4 duim boven water. Het geheel is van Robben-vellen en de inhouten van zeer dun en taai hout, dat daar te lande groeit, gemaakt. De Wilde zette mij op de voorgeschreven plaats, doornat aan land.
Commandeur Kat is met dat wonder van de arctische Inuit-technologie, de kajak, gered. Alle schipbreukelingen worden liefdevol opgenomen in de huizen van de Inuit. Geen iglo maar een huis half onder de grond, bedekt met plaggen. Commandeur Kat vermeldt in zijn spannende dagboek steeds weer de gastvrijheid en behulpzaamheid van de Inuit.
De overgroote liefde dier wilde menschen, welke waarlijk die van vele Christenen te boven gaat, maakte van onze harten weemoedig en dankbaar tot God. Het schreien van kinderen te mogen hooren bevredigde ons met ons lot. Het scheen ons, als of wij in ons eigen huis waren. Zij verkwikten ons met eene soort van soep van Zeehonden of Robbevleesch met water gekookt.
Commandeur Kat en zijn bemanning weten met hulp van de Inuit de winter door te komen. In 1778 keert hij, dankzij de Inuit, weer terug op zijn geliefde Ameland. De laatste redding van door het ijs van hun schip verweesde Nederlandse walvisvaarders vindt plaats in 1826. Dan wordt in Straat Davis de walvisvaarder Harlingen (onder bevel van Commandeur Klaas Hoekstra) door ijsschotsen verbrijzeld. Hoekstra en zijn mannen worden door de Inuit in plaatsje Ummannaq ondergebracht. Ze brengen er de tijd door met sledetochten. Ook die walvisvaarders keren het volgende jaar behouden terug naar Nederland. Het lijkt erop of Nederland die hulp van de Inuit nooit naar waarde heeft kunnen schatten. Op het einde van de 20e eeuw werden restanten van een Groenlandse Inuit nog steeds op rariteitenkabinetten als de tentoonstelling 'Botje bij Botje ' in de Kunsthal in Rotterdam aan het volk getoond. Sinds 1566 lijkt er weinig veranderd te zijn. Een eenzijdige vriendschap is het in de loop der historie altijd geweest.
Dagboek eener reize ter walvisch- en robben-vangst gedaan in de jaren 1777 en 1778 door den Kommandeur Hidde Dirks Kat - Haarlem Wed. A. Loosjes
Ton Biesemaat
Stichting Nederlandse Historische Expedities
email: (XXXXX@XXXX.XXX)
Hidde Dirks Kat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1775 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jantjen Jansz Ney |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.