Genealogie Bosma-Van der Voet » Bronnen » 1502-1540 Claas Willem Ottoz

Bron beschrijving

Website Oscar den Uijl

http://www.den-uijl.nl/genealogy/2/121249.htm

Hij krijgt een kind van Cornelia Cornelisdr. 'tjonge wijff' (dienstbode), nl. Adriaen Claesz.

Op 22-5-1502 belooft Claes Willemsen als goed heemraad elk jaar '57; stilt ende een ort' pacht te betalen aan Dirck Goverts (ook een heemraad van Middelkoop) voor 21 mergen land gelegen op Middelkoop. Als hij na 16 jaar de 21 mergen niet meer in huur neemt, dan krijgt hij van Dirck Goverts een vergoeding voor het vergroten en de verbetering van de 'betimmeringhe' van de hofstede.

Hij huwt 1e op huwelijkse voorwaarden 9-3-1504 met Mary Henricxsdr., bloedverwanten of vrienden van Claes waren Gherit Ottens en Bernt Everitsen en van Mary waren dat Jan Thimansen en Dirck Janssen; hij bracht in:
- 7 hond land in 'den Lande van de Lede';
- 6 mergen land in 'den Lande van de Lede 'in dat laen noot?' (zijn 'bastaard' zoon Ariaen krijgt later deze 6 mergen);
- 100 stilden en de renten op die 6 mergen;
verder werd bepaald dat als ze geen kinderen zouden krijgen, het erfgoed in de familie blijft.
Zij bracht in:
- een hofstad met griend gelegen in 't Kerckweer tussen Aef Henricxsdr. weduwe en 'dat pastoers lant van Leerbroek tot Jan Royens lant toe en tot aenden Middelcoopschen lande toe';
- 3 koeien;
- een bed met toebehoren;
verder geven haar broers Gherit, Peter, Ghijsbert en Jan Henricxs haar de uitzet mee.

Vanaf 3-11-1506 moet Ot Willems aan Claes Willemsen elk jaar 'erfelick ende ewelic' 3 stilden betalen (waarschijnlijk is dit Claes Willem Ottens) te nemen op de helft van 12 mergen onverdeeld met Aernt Willemsen gelegen op Langnulant.

Op 29-10-1507 laat Claes Willem Otten 14 ellen linnen lakens taxeren, dat blijkt 2 Wilhelmus tuin (een kleine pasmunt) waard te zijn, vervolgens een 'hexken' voor 6 stuvers en een ketel voor 1 Philips gulden. Waarom deze ongebruikelijke taxatie plaats moest vinden bij het gerecht, is volstrekt onduidelijk.

Op 14-4-1502 geeft Jacop.Willemsen aan Willem Roelofsdochter een rentebrief van 4 stilden en 14 stuvers 'erffelic ende ewelic jaerlix up daten desen' met als onderpand 4 mergen land in 't Leecheijndt van Middelkoop aan de Gemyen kae. Jacop belooft dit te doen samen met zijn broer Claes Willemsen.

Op 18-4-1511 verkopen Jacop en Claes dit land aan hun broer Jan Zweynen Willemsen, die dan de rentebrief schuldig is aan Jan Willemsen.

Het eerste huwelijk is van korte duur, want Mary Henricxsen overlijdt voor 4-8-1511 en Claes blijft achter met drie onmondige kinderen. Bij de boedelverdeling treedt een zekere Claes Voss op als voogd voor deze kinderen. Er wordt bepaald dat Claes alle roerende goederen behoudt en alle schulden zal betalen: ook het erf zal hebben 'staende in Middelcoop', waar hij op woont met de pacht van de hofstad; de helft krijgt 'in alle die erffenisse ende landerije die hij heeft, soe wair die landen gelegen mogen sijn' (behalve dat Claes zijn bastaardzoon 2 merqen land uit 'dat Lancweer' moetgeven). De drie onmondige kinderen zullen de andere helft van de landerijen hebben, maar Claes moet de kinderen eten, drank, kleding, geld en (???) geven totdat ze mondig zijn; wanneer een kind mondig wordt, dan moet Claes het 100 stilden uitreiken.

Er was echter nog steeds oorlog en daarom werd ook bepaald dat 'als bij ongeval van oorloge Claes Willems tussen daten ende Sinte Peter' enige schade lijdt, dan mag hij dat bekostigen uit het erfdeel van de kinderen na goedkeuring 'der VII vrinden ende magen'.

Op 21-11-1515 komt Claes Willemsen voor de helft in het bezit van de later zo belangrijke 21 mergen land in 't Leecheijndt van Middelkoop, met aan de ene zijde Alardts weer en aan de andere zijde het zgn. Vijffvierdel, strekkende van de Leerbroecksen lande tot de Hubertse wetering toe. Hij koopt ze van Joost
Aelbertsen en Dirck Tyn Willemsen voor 1000 stilden en een braspenning. Hij heeft al 350 stilden betaald, maar de rest moet hij binnen een jaar voldoen. Te weten, aan Joost elk jaar 121 scild en aan Dirck 500 stilden. Voordat hij de andere helft in zijn
bezit krijgt, zijn er kennelijk nog wat moeilijkheden te overwinnen, want op 5-3-1519 getuigen Gijsbert Allaertsen, oud omtrent 70 jaren, en Heynrick Petersen, ook oud omtrent 70 jaren, beiden uit Middelkoop, 'dat sij noeyt qehoirt hebben off geweten
hebben dat alsulcke XXI mergen lants toebehoorende Dirck Tynne ende Joest Aelbertssen weduwe gelegen int Leecheijndt van Middeltoep tusschen Herman Geritssen mit synen medewerckenden erve ex uno, ende Adriaen Engbertsen ende Ot Pollen erfgenamen ex altero, dat tselve lant leenqoet wesen soude'. Het land wordt kennelijk door de jonker van Heukelum beschouwd als leengoed, zoals uit de
volgende akten blijkt.

De andere helft pacht hij weer op 28-5-1519 van Dirck Tynne en zijn trawanten. Maar wederom blijkt weer iets nog niet goed te zitten, want Claes moet procederen tegen 'Mijn Joncker van Hoickelem' (mogelijk jonker Geryt van Arckel, Heer tot
Heuckelem). Een dag later wordt Dirck Tynne van Scoonhoven door Claes Willem Ottensen machtig gemaakt om de zaken te regelen, die Claes 'uut staende heeft ende hangende voor den Raiden in Hollant tegen den Joncker van Hoickelem'.

Een halve maand later (op 18-6-1519) blijkt Claes Willem Ottensen de zaak gewonnen te hebben, want hij wordt 'inden rechten gewesen tegen Mijn Joncker van Hoeckelem van seker lant ten wair'. Jan Snoeck Jacopsen (een oud tresorier) staat borg voor hem en belooft hem schadeloos te stellen.

In een akte van 26-1-1524 staat, dat op verzoek van Claes Willem Ottens door Vinck Lambertssen de gezworen landmeter van de stad Gorinchem in de herfst van 1523 een weer land in Middelkoop (waar Claes op woont) gemeten is, welk dan 20 merqen 1 hond en 25 roeden (eer min dan meer) groot blijkt te zijn. Het land ligt
tussen de Leerbroeksche lande en de Hubertsche weterinqe.

Op 9-7-1527 geeft Jan Jacopsen vanden Goude aan Claes Willem Ottensen 12 gouden Karolus guldens per jaar 'erffelick ende ewelicx'. Indien Jan niet betaalt dan maq hij dat nemen op 5 merqen lf hond land in Middelkoop in een hoef van 21 merqen, waar Claes op woont 'gemeyn ende onverdeylt' met Claes en Govert
Tynne. Jan had dus dit gedeelte van de 21 mergen in eigendom. Maar waarom deze jaarlijkse betaling? Er is nog een bepaling in de akte die zegt, dat Jan Jacopse pas
mag aflossen als Claes het land niet meer gebruikt en niet eerder. Ook wordt bepaald, dat er afgelost wordt in allerlei muntsoorten, nl.:
- 'eerste mit 40 gouden Philips gulden,
- noch mit 8 gouden Rooss nobellen,
- noch mit 8 gouden royalen,
- noch mit 8 16 halve gouden royalen nu nyen gemunt bijden Keysser,
- noch mit 14 gouden franse croonen metten . . . .
- noch mit 10 gouden angeloten,
- ende mit 6 gouden leeuwen.'

Ze lieten wel zien dat ze veel verschillende munten gebruikten. De akte is niet geheel duidelijk, maar waarschijnlijk moeten wij het zo interpreteren, dat Claes tegen een jaarlijkse betaling van 12 gouden Kgl. dit vierde deel van de 21 mergen in eeuwige erfpacht heeft gekregen van Jan Jacopsen.

Later procedeert Willem (de jonge), zoon van Claes, met de erfgenamen over dit gedeelte van de 21 mergen. Het andere vierde gedeelte koopt Claes van Govert Dircxsen Tynne; want op 19-7-1529 geeft Govert het vierde deel van 21 mergen
gelegen in Middelkoop aan Claes. Komt Govert dit niet na, dan mag Claes dit verhalen op de helft van 12 morgen van de vader van Govert, nl. Dirck Tynne, gelegen tot Meerkerk. Claes belooft Govert 620 Kgl. te betalen binnen drie jaar.

Op 12-9-1530 geeft Claes aan Govert Tynne Dirxsen een rentebrief van 12 Kgl. Govert mag dat nemen op de rest van het land als Claes zijn betalingen niet nakomt. Maar Claes moet de hoofdsom van 600 Kgl. met de pacht betalen volgens de afgesproken datum. Doet hij dit niet, dan moet hij 14 dagen na die afgesproken datum
elke dag 12 stuivers boete betalen; de helft aan de drossaart van Gorinchem en de andere helft aan Govert.

Hij huwt 2e op huwelijkse voorwaarden 1-12-1516 met Margriet Cornelisdr. van Aefferen, zij overlijdt voor 3-2-1540. Haar vader is Cornelis Jansen van Aefferen (er ligt een plaatsje Afferden aan de Waal bij Druten in Gelderland). Bloedverwanten of vrienden van Claes zijn nu Henrics Gerits en Thonis Govertsen, Margriets 'hylycxluijden' zijn Heinrick Cornelissen en Aert Jansen van Aefferen. Claes bracht nu in de helft van 16 mergen ongedeeld met zijn voorkinderen gelegen in het land van der Leede, terwijl de voorkinderen 900 stilden van hun moeder krijgen. Margriet bracht 100 stilden van 'X1111 stuvers tstuck' in. Van de rest van de goederen zullen ze elk de helft hebben. Op het niet nakomen van deze huwelijkse voorwaarden
staat een boete van 100 gouden leeuw, nl. een derde aan mijnheer van Brederode, een derde aan de 'heyliger kercke van Heycoep' en een derde deel aan de scheidsrechters, die dit zouden moeten regelen.

Margriet Cornelisdr. overlijdt echter voor 20-9-1532. Want dan volgt ook de verdeling van de goederen van Margriet Cornelisdr., de tweede vrouw van Claes onder het goedvinden van de ooms van hun kinderen, nl. Jan Cornelissen van Aefferen en Wijnant Cornelissen van Aefferen. Deze kinderen zijn Anthoenis Claessen en de nog onmondige kinderen Willem, Sebastiaen, Adriaen, Mary en Cornelia.
Deze verdeling is als volgt:
- Claes behoudt alle roerende en onroerende goederen, behalve zeker land waar zijn kinderen in 'bedeylt syn'; hij behoudt ook alle in- en uitschulden; Claes belooft aan de kinderen, dat hij ze 'eeten, dranck, cledet, schoen ende ter Schele houden gaan redelick ende mogelick nae synen betamen tot datter joncqste kynt mondich sall wesen', of tot de huwelijkse staat zal zijn gekomen; hij moet voorts elk kind 42 Kql. geven, dat hij moet uitbetalen als het jongste kind mondig zal zijn.
- de kinderen zullen hebben 15 morgen land gelegen in de lande van Arkel, in de lande van der Leede en in de lande van Vianen 'gemeyn ende onverdeylt met Claes'.
Als bepaling vooraf op het eventuele overlijden van Claes, wordt gesteld dat elk kind, ook de kinderen uit het eerste huwelijk 'even ryck sullen wesen van hoirs vaders afterqelaten goederen'.

Dat de tijd roerig was blijkt uit de geschiedenis. Claes Willem Ottens heeft daar de gevolgen ook van gekend. Op 30-1-1520 wordt een fraaie qetuiqenis qedaan:
'Thyman Janssen-tuycht dat-nyet;
Claes Willem Ottensen tuycht nyet;
Heynrick Janssen die Groot tuycht dat hij qesien heeft dat Meeus Wigqertsen sloech nae Gherit Petersen met eenen deqhen omme dat hij hem geen bescheyt doen [dronk uitbrengen] en woude te drincken een halff bier;
Jacop Willem Ottensen tuycht nyet;
Adriaen Dircksen (de Rentmeester) tuycht nyet;
Cornelis Berntsen tuycht nyet;
Dirck Dircxsen tuycht als Heynrick Janssen die Groot qetuycht heeft;
Cornelis Eliassen tuycht als voiren;
Kors Dircxsen tuycht als voiren.'
Kennelijk zaten de heemraden, de waarsman, de rentmeester en enkele gezworenen bij elkaar en brachten een toost uit op ??, ja, op wie? In elk geval wilde Gherit Petersen niet mee toosten. Zodoende trok Meeus Wiqqertsen zijn degen.

Evenzo op 10-9-1526 als Huych Willemsen, Dirck Gheritsen, Dirck Govertsen, Claes Willemsen, Thyman Jansen en Ghysbert Reyersen getuigen dat zij 'de naeste drie off vier jaren herwaerts geweest sijn qesworen van Leerbroeck ende Middelcoop' en dat ze op generlei wijze een bevel of opdracht gegeven hebben aan de Heer
Jan Jacopsen 'Vicarius off oude priester' in Leerbroek, om 'voir de voirschreven dorpe te verdingen [plunderen] oft verbrandschatten aenden Gelderschen off enige penningen dairvoir te loven in qeinehand manieren.'

Op 17-3-1528 (de oorlog met de Geldersen schijnt afgelopen te zijn) moeten de notabelen van de stad en landen van Arkel 1550 gouden gulden betalen aan Mijnheer van Bockhoven (drossaard van Gorinchem). Dit is waarschijnlijk een bedrag geweest die men de Heer van Bockhoven gegeven heeft voor de oorlogvoering tegen de Geldersen. De notabelen waren: Jan van den Haer Janssen (schepen en later burgemeester van Gorinchem), Jan van Strijn Janssen (tresorier van Gorinchem), Jan Wouter Knobbensen, Anthoenis Govertsen (Vinck) (schout van Nuland), Adriaen Dircxsen (rentmeester), Dirck Govertsen, Thyman Janssen, Claes Willem Ottensen, Andries Aertssen, Rob Roeloffsen, Heynderick Geritsen en Jan Heynricksen. Zij moeten allen persoonlijk proberen, of samen met de andere stads- en plattelandsbewoners, het geld voor de heer van Bockhoven bijeen te brengen. Maar dat mag niet op de wijze van 'verdingen' (plunderend of brandschattend).

Op 28-1-1534 hebben Thyman Janssen als waarsman en Claes Willem Ottensen als gezworenen van Middelkoop 'voir recht aengesprocken Scalck Jansen voir schade ende interest die t gemeine lant van Middelcoop' zou krijgen betreffende 't arrest dat hij gedaen heeft aan de Souwe van een selve kae die tselve gemeijn lant leggende heeft in t gerecht van der Leede' waar Scalck borg was voor een bedrag van 100 Karolus gulden.

Op 9-2-1520 geeft Jan Adriaensen aan Thyman Janssen 5 mergen land en aan Heynrick die Groot Janssen 6 mergen land, gelegen in het Vijffvierdell in een weer land van 17; mergen groot, 'onderdeylt met de Heyligen Geest in Leerbroek ende Thyman Janssen cum socys tusschen Claes Willem Ottensen cum socys ex uno ende den Heeren van den Cappittell van Gorinchem cum socys ex altero, streckende van de Leerbroecksche lande totter Hubertsche weteringe toe.' Dit
land kost 1025 stilden en die worden betaald door Claes Willem Ottensen en Jan Willem Janssen. Waarom moeten zij dat betalen?

Op 15-2-1520 geeft Jacop Willem Ottensen aan Claes Willem Ottensen 25 stilden. En op 5-3-1520 geeft Jan Zweynen Willemsen 26 stilden aan Claes. Waarom zouden zijn twee broers dit doen?

Op 15-6-1520 laten Claes en Jan de vier kampen land 'gelegen up Middelcoop genoemt den Vijffvierdell meten door Vinck Lambertsen als gesworene meter' en dan blijkt dat hetzelfde land 16 mergen en 28 roeyen groot is.

Op 29-5-1523 wordt er door verscheidene personen geld geleend, kennelijk voor de polderzaken. Deze personen zijn Thyman Janssen, Ghijsbert Reyersen en Anthoenis Goevertsen. Te zamen lenen zij 221 Rijnse gulden, borg staan Gijsbert Hagen, Dirck Goevertsen, Huych Willem Janssen, Heynrick Geritssen, Dirck Geritsen en Adriaen Dircxsen den Rentmeester. Waarom deze geldlening nodig was, weet ik niet. Maar meerdere leningen zijn noodzakelijk.Andere personen gaan eenzelfde transactie aan.

Op 23-11-1523 belooft Jan Zweynen Willemsen aan zijn broer Claes Willemsen te betalen '28 Rijnse guldens solidos Sinte Jansmisse proxima ende dat met gouden Nyen tronen 't stuck voir 2 Rijns guldens, den Karolus gulden voir 22 stuvers, den Philips gulden voir 27 stuvers, den gouden gulden voir 30 stuvers.' Ze waren
goed thuis in alle muntsoorten, die hier onderling gewaardeerd worden.

Op 5-2-1530 vervolgt Jan Zweynen zijn broer Claes Willem Ottens voor drie brieven, die hij 'alsoe lief' heeft als 100 stilden.

Op 23-10-1536 blijkt dat Claes Willem Ottensen van Daem Janssen een 'hoech lants van omtrent 2 mergen off 13 hont gelegen int
hoocheijndt van Middelcoop up Leerdam' gehuurd heeft voor de tijd van acht jaar voor 25 stilden per jaar.

Claes is voor 3-2-1540 overleden, want dan wordt de boedel verdeeld. De akte hierover straalt enige allure uit. Claes blijkt ook op het eind van zijn leven gewoond te hebben in het huis, dat staat op het land van 21 mergen groot, gelegen op het Leecheijndt van Middelkoop tegen de Leerbroekse Lande. Nu blijkt dat het nog voor eenvierde onverdeeld is met Jan Jacobs Gerits, baljuw van Oudewater. Claes' zoon, Willem Claes die jonge (of ook Willem Claessen alias Wyntgen van Deventer) procedeert later over dit land met de erfgenamen van Jan Jacobs. Claes blijkt bij zijn overlijden zo'n 50 mergen land te hebben, verdeeld over 't Leecheijndt van Middelkoop, Hoocheijndt van Middelkoop, Recht van der Leede, Leerbroek en op Heicop. In de boedelverdeling staat vermeld dat de kinderen Sebastiaen, Adriaen
en Cornelia (kennelijk de drie jongsten) te zamen 325 karolus gulden krijgen en wel van drie partijen, te weten:
- 125 Kgl. van Adriaen Hagen;
- 100 Kgl. van Jacop Willem Ottensen (hun oom);
- 100 Kgl. van Beernt Jansen.
Ook wordt met betrekking tot alle broers en zusters vastgelegd dat Anthonis Claessen (het oudste kind uit het tweede huwelijk) 'ende sijn erven off naecomelingen gehouden sullen wesen alle jaer opt jaergetijde van Claes Willem Ottensen hun vaeder met beyde syn voirs. huysvrouwen in te leggen een ton biers metten toste ende daernae omme dat metten broedere, Susteren ende vrienden dair jairlix met malkanderen te drincken ende eeten erffelick ende ewelick gedurende. Ende inden daertoe ter eniger tyt gebreck inne gevyclle, dat sy inden gevallen sullen mogen teeren in een herberge tot tosten van Anthoenis Claessen sijnen erven ende naecomelingen.' Overigens een naar mijn mening vreemde bepaling, want zo kan er iemand arm gegeten en gedronken worden. Welk gebruik is dit?

Claes Willem Ottensen is al met al iemand die het niet bepaald arm heeft gehad.


Informatie uit deze bron


Naar de lijst met bronnen