Genealogie Bosma-Van der Voet » Bronnen » 1502-1519 Jan Willems Zwijnen

Bron beschrijving

Website Oscar den Uijl

http://www.den-uijl.nl/genealogy/6/121306.htm

Jan Zweynen Willems is de meest aktieve (zo lijkt het) zoon van Willem Otten. Hij vormt een zeer belangrijke schakel in de bewijsvoering van de familiebanden met zijn broers en komt meer dan honderd maal voor in de schepenboeken van Gorinchem. Hij woonde aan de 'gemeyne kae' (de tegenwoordige Zijlkade) 'int Leecheijndt van Middelcoop' (het zgn. Jan Zweynen weer, dat later via vererving in bezit komt van de familie Middach). Hij is heemraad en gezworene van Middelkoop, heeft land in Middelkoop, Leerbroek en Noordeloos en behoort tot de gegoede handelende boerenstand. In een paar akten komt naar voren dat hij contacten heeft met Antwerpen. Wijst dit op voorouders, die afkomstig zijn uit Vlaanderen? De naam Zweynen blijkt daar meer voor te komen. Al met al een interessant persoon.

De vroegst bekende vermelding van hem is op 14-4-1502 in verband met een transactie met zijn broers Jacop en Claes.

Op 18-4-1511 verkoopt Jacop Willem Ottens aan zijn broer Jan Zweynen Willemsen 4 mergen land gelegen op Middelkoop 'tussen die gemeijn kae ex uno ende Jan Willemsen ende sijnen medewerkende ex altero streckende van Jan Zweynen Willemsen land totter Hubertscher weteringe toe.' Jan moet daarvoor 300 scilden betalen binnen vier jaar. In die koop zit besloten een rentebrief die erfelijk en eeuwig betaald moet worden aan Jan Willemsen.

Tegelijkertijd geeft Jan Zweynen Willemsen aan zijn broer Claes Willemsen, die op 14-4-1502 samen met Jacop deze rentebrief aanging, '13 stilden ende 4 stuvers s jaers erffelic ende ewelic jaerlix up daten . ..' te betalen. Jan Zweynen Willemsen neemt hiervoor als onderpand zijn 'huis ende hofstat met 4 mergen lants tesamen gelegen in Middelcoop tussen die gemeine lants kae ex uno ende Jan Willemsen cum suis ex altero streckende vanden Lerbroecxe lant tot Jan Willemsen lant toe'. Hij belast hier dus zijn eigen huisweer.

Op 21-3-1512 wordt Jan Zweynen bestolen door Corst Petersen, die (volgens getuigenissen van o.a. Claes Willemsen en de schout van Leerbroek) zei, dat hij 'hout gehaelt hadde van Jan Zweynen wagen'; Jan Zweynen getuigde de volgende dag dat 'hem sien die strengen van sijnen wagen die ontstucken gesneden waeren ende beclaechden hem dies aen de scout'.

Op 27-4-1516 belooft zijn neef Jan Gerits uit Middelcoop hem nog 116 stilden te betalen. Een jaar later op 26-10-1517 krijgt Jan Zweynen uit de boedelverdeling van Jan Gerits (doordat zijn vrouw stierf) nog 176 stilden, welke Jan Zweynen van Mathijs Folpaerts ontvangen zal.

Op 9-8-1516 verklaart Henrick Geritsen (waarsman) samen met enkele schouten en gezworenen (waaronder Jan Zweynen als gezworene van Middelkoop) in een kwestie van het beroven van zekere penningen van de 'omslach vanden gemeyn lande' door ene Zeger (de klerk van de rentmeester).

Op 28-7-1518 komt Jan Zweynen in grote moeilijkheden. Immers hij wordt 'geordonneert by den heere ende gerechte' dat hij 'tusschen dit ende vrydach s avonts syn huys ende lant ruymen sall ende een inganck ende uutganck laten sall ende hem t selve goet nyet meer onder wynden' op de verbeurte van 50 gouden gulden. Volgens een akte van 9-8-1518 heeft hij enig uitstel gekregen, want hij belast op die dag zijn 'huys ende hoffstadt met acht mergen lands gelegen in Middelcoop by die hoell daer Jan voirs. nu tertyt op woent tusschen mijn Jonckers off gemeyne kae ex uno ende Jan Willemsen voirs. lant met sijnen medewerckers aen dander syde ende voirt op alle sijn andere goederen gelegen inde Scependom
van Gorinchem'. Tegelijkertijd vereffent hij enige schulden die kennelijk met deze zaak verband houden. Zo ook 'Rutger van Muylwijck bekende hem van Jan Willems Zweynen wel1 vernacht ende betaelt te wesen, eerst van alsulcke 119 Rijnse gulden 6 stuvers als hij verschoten ende betaelt heeft binnen der stadt van Antwerpen tot behoeff van zeker burger van Utrecht die mynheer van Brederode beschadicht hadde van hoir mercktgoet ende oick van . . . ende teeringe omme die voirs. zake gedaen ende betaelt. Noch de helft van 6 Rgl. verteert bij de schout ende scepenen binnen Gorichem doen sy sijn goet quamen schatten ende mede van wagenhuer. Noch de helft van 2; Rgl. die sy betaelt hebben van teeringe gedaen by den schouth ende gesworenen van Leerbroeck Nyenlant ende Middelcoop. Noch de helft van 25 stuvers die Roeloff Cornelissen gehadt heeft van arbeytsloon. Maeckt tesamen 123 Rgl. 12f stuvers'. 'Aecht Cornelis Willems . . . huysvrou bekende hair van Jan Willemssen wel vernoecht ende betaelt te wesen den eerste penninck mitten lesten van alsulcke 66 Rgl. 121 stuvers als hair man verschoten betaelt ende schade gehadt heeft als voirn. van die van Utrecht' enz.

Op 27-10-1518 belooft Joris dat hij Jan Willemsen (Zweynen) schadeloos zal houden van de renten, die hij aan het Gasthuis van Gorinchem en aan Neelken Jans schuldig is, met de hoofdsom van 112 Rijnse gulden en 6 stuvers. Zijn neef Adriaen Willemsen belooft hem daervan schadeloos te houden. De hoofdsom behelsde de kosten welke inhoudende de schade en de geleden eer 'heercomende vande arrestatie gedaen bij enigen van Utrecht aen sommige Poirtende van Gorinchem binnen Antwerpen, ter cause van de schade die den Heer van Brederode gedaen heeft de borgeren van Utrecht'. Ergo: hoort Jan Zweynen Willemsen bij de heer van Brederode?

Mogelijk is het zo, dat al had hij die gelden niet betaald aan Rutger van Muylwijck, Neelken Jans en het Gasthuis van Gorinchem, dan zouden de schepenen van Gorinchem hem een boete opgelegd hebben van 50 gouden gulden. Deze redenatie lijkt plausibel. Die 'seker burger van Utrecht' kan zijn broer Adriaen Willemsen zijn.

Want op 19-5-1519 neemt Jan Zweynen Willemsen de borgtocht over van Joris Geritsen, die borg stond voor Adriaen Willemsen en dit voor de staat van schade die de Utrechters enige van onze burgers gedaan hadden, enz. Dat dit een zaak van heel groot gewicht was blijkt ook uit het feit dat de raad (nye ende out) van Utrecht op 22-9-1518 zijn 'borgeren off ondersaten' schadeloos houdt van alle 'scaide oft hynder' die ze ondervonden hadden tegen de heer van Brederode. Dit werd bepaald in 'zegelen ende brieff, voer den Groeten Rait te Mechelen, inden saicken ende rechtvorderingen tegens den Heere van Brederode.' Zo werd ook bepaald dat de 'oude Rait den nyen die macht gegeven heeft hierinne ende oick int appoentement (beschikking) nu lest in Den Haige bij des Coninclicke Majestaets privaten Rait, tusschen onser Stadt (Utrecht) en den steden Dordrecht, Gorinchem ende Scoenhoven gepasseert, beruerende die contra-arresten' te besluiten op zondag nakomende, om te weten wat het beste is om te doen.

Op 22-7-1519 besluit de 'raide (out ende nye)' van Utrecht dat middels de 'wijnsijs' (wijnbelasting) en 'hoppensijs' (hopbelasting) 1200 Rijnse gulden 'current' (gangbaar geld) betaald moet worden aan de steden Dordrecht, Gorinchem en Schoonhoven
'van 't qhene hem bij den Hoegen Rait te Mechelen toe getaxeert is off werden sal voer tosten, scaeden ende interesten zij ende hoer poertere geleden hebben bij der arrestatien hem bij sekeren onsen borgeren tot Antwerpen gedaen ter cause van den scaide hem bij den heer van Brederode qedaen aen haer merctgoet' enz. De commissarissen van de Hoge Raad te Mechelen krijgen 650 Rijnse gulden.

Hoe het ook zij, toch zit Jan Zweynen Willemsen lelijk in het nauw. Hij moet nu wel zorgen dat hij zijn uitstaande gelden binnen krijgt en dat gaat blijkbaar niet anders dan via het gerecht. Zoals onder andere 100 Rql. van Jan Aertss en alle goederen van Adriaen Dammaessen. Nogmaals Jan Geritsen uit Middelcoop 215 stilden.

Op 15-3-1520 moet hij aan Claes Willem Ottens 26 stilden betalen.

Op 14-3-1525 neemt hij opnieuw een hypotheek op zijn huis en land. De schuldenaren verplichten zich wel te betalen, maar contanten ziet hij niet. Dat er bij al die narigheid wel eens verwensingen geuit zijn, is wel te begrijpen. Op 21-5-1519 moet hij zich verantwoorden, want 'Jan van Hoesden tuycht dat hy gestaen heeft een Donredach lastleden in de borchpoirt ende dat Jan Zweynen Willemsen by hem quam gegangen ende dat Jan van Hoesden deposant seyde, Jan hoe behaecht u die wille ende dair Jan Swynen op syede, ick woude well datse alle de pestilency hadde'.

Als buitenstaander krijgt men de indruk dat Jan Zweynen een querulant was, maar zijn collega's van het polderbestuur sturen hem op 29-7-1527 als afgevaardigde er op uit. En dat pleitin zijn voordeel, namelijk 'Anthoenis Vinck Goevertssen Schout, Adriaen Dircxsen Rentmeester, Heynrick Geritssen, Dirck Goevertssen, Gysbert Reynerssen, Thyman Janssen van wegen die van Nyenlant, Leerbroeck ende Middelcoop maken machtigh Jan Zweynen Willemsen' inzake een rechtskwestie 'beruerende die Renboemen' (sluitbomen). Al eerder op 20-3-1527 werd de drossaard mijnheer van Boekhoven gemachtigd voor een soortgelijke kwestie, nl. de renbomen van Dordrecht en de Alblasserwaard.

Op 5-2-1530 vervolgt hij niet minder dan vijf personen:
- Heinrick de Groot voor 10 Rgl.,
- Adriaen Gijsbertsen Hagen voor 2f Rgl.,
- Claes Willem Ottens voor drie brieven 'die hij alsoe lieff heeft als hondert stilden',
- Gijsbert Reyersen voor 3; Rgl.,
- Dirck Splintersen voor 35 stuvers, en ook spreekt Jan Zweynen aan Grietgen de vrouw van de rentmeester 'voir schade ende hynder die hij haer gedaen heeft van dat hij hem gedaecht heeft te recht tot Gorinchem ende insgelijcx omme brieff ende schijn te halen tot Utrecht die hij alsoe lieff heeft als 10 stilden'. Dit laatste zal wel verband houden met de zaak Antwerpen uit 1518.

Hij vervolgt nog meerdere personen, maar niettemin moet hij op 21-2-1530 zijn huis opnieuw bezwaren met 100 Kgl.

Op 25-10-1530 maken Jan Zweynen Willemsen en Adriaentgen Dircxdochter 'sijn geechte wijff' een wederzijds testament. De langstlevende houdt het 'huis en hoffstadt met een weer lants daer sij nu ter tijt op woont gelegen op Middelcoop met alle tgene dat daerin ende op is of wesen sall uitgenomende alleen peerden ende koeyen'.

Zoals bij zijn broer Adriaen Willems vermeld is, blijkt Jan Zweynen Willemsen diens erfgenaam te zijn in 1536.

Op 1-4-1536 blijkt Jan Zweynen Willemsen omtrent 66 jaren oud te zijn, inzake een getuigeverklaring voor de erfgenamen voor de verdeling van de Oude Claes Janssen zijn hofstad. Dus Jan is geboren rond 1470.

Op 21-5-1539 is Claes Dircx, de broer van zijn vrouw, overleden. Hij ontvangt dan al diens goederen.

Op 15-11-1539 bezwaart de familie Van Nesch (zeer bekend geslacht) een perceel land op Blocklant met 18 stilden per jaar ten gunste van Jan Zweynen. Het zit echter niet goed met de familie Van Nesch, want op 6-3-1540 vervolgt hij Willem van Nesch
voor de helft van 100 gouden gulden. Op 12-12-1541 heeft hij meer succes, Willem van Es (Nesch) Adriaenss (geb. ca. 1482) bezwaart dan een perceel land op Hoornaar met 7 stilden 'erffelic en jaerlic' ten gunste van Jan Zweynen. Jan 'quyt' Willem 'van alle actien die hy met hem vuytstaen hadde'.

Echter op 27-6-1557, 15 jaar na Jans overlijden, getuigt Sebastiaen Florissen op verzoek van Andries van Nesch Willemsen 'alias den boonschoof' dat hij ongeveer 18 of 19 jaar geleden zowel 'met de schuyt als met de ysslee geweest is in Middelcoop ten huyse van Jan Zweynen' en daar gehaald heeft 'seker quantiteyt van haver voor ca. 100 stilden'.

In een getuigenis op 12-3-1541 over de eerder genoemde 'oude Claes Janssen hoffstadt' staat genoemd 'Jan Zweynen Willemsen oudt omtrent 80 jaeren oock met goeden verstande'. Deze leeftijd lijkt mij niet juist; hij zou zo'n 70 of 71 jaar moeten zijn.

Op 3-4-1542 droeg Jan Zweynen Willemsen op aan Mr. Michiel Menninck priester kanunnik 'die brieff ende alle inqehoudt van die brieff.' Waarschijnlijk een rentebrief aan de kerk.

Tenslotte blijkt op 23-10-1542 Jan en zijn vrouw te zijn overleden; want 'Willem Zweynen ende Cornelis Zweynen gebroeders maeken machtiqh Cornelis Cornelissen ende Hendrik Florissen omme heurlieder schulden renten pachten ende andersinqs te innen'. Hun zwaqers mochten dus hun zaken regelen.


Informatie uit deze bron


Naar de lijst met bronnen