Hij is getrouwd met Trienje Onnes Vennema.
Zij zijn getrouwd op 3 augustus 1787, hij was toen 34 jaar oud.
Kind(eren):
In 1811 heeft de familie officieel de naam Knol aangenomen.
Historicus P. Noomen (momenteel als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan de Fryske Academie) voerde de talrijke luisteraars mee naar de eerste jaren van de geschiedenis van Winsum-Obergum tijdens de Hoge Middeleeuwen, de jaren rond 1000.
In zijn, met verhelderende sheets geïllustreerde lezing trachtte hij inzicht te geven in de aard, ligging, omvang en het beheer van het kerkelijke en koninklijke (nl. dat van de Duitse keizer/koning) grondbezit in onze regio. Uit een goederenregister van de, door St. Ludger gestichte Benediktijnerabdij te Werden (aan de Ruhr), dat dateert uit de jaren rond 1000, blijkt een groot aantal dorpen en buurtschappen hier tot het bezit van deze abdij te behoren: Winsum, Obergum, Valkum, Tijum, Ranum, Maarhuizen, etc.
Om een antwoord te geven op de achtergronden en betekenis van deze vroege schenkingen aan de Werdense abdij besprak Noomen achtereenvolgens de oudste gegevens over kerken en grootgrondbezitters te Garnwerd, Baflo en Winsum.
De twee oudste kerken in de provincie, waarschijnlijk reeds voor het jaar 800 gesticht, blijken die van Groningen en Usquert te zijn geweest.
De oerparochie Usquert moet zich in die tijd hebben uitgestrekt van de Waddenkust tot aan de stad Groningen.
Nog in de late Middeleeuwen blijkt de proost Usquert een leidende rol te spelen binnen de kerkelijke rechtspraak. Wat later (9e en 10e eeuw) ontstonden de kerken van Garnwerd (gewijd aan St. Ludger!) en van Baflo (gewijd aan St. Laurentius). Nadat aldus de oudste kerkelijke indeling was toegelicht, concentreerde Noomen zich op hetgeen uit deze vroege tijden bekend is met betrekking tot het grondbezit van diverse abdijen en wereldlijke groten in en rond de beide kerkelijke centra Garnwerd en Baflo.
Over grondbezit te Garnwerd zijn reeds zeer vroege gegevens bekend. In het jaar 820 schenkt een zekere graaf Diederick land, o.a. te Antum, Feerwerd en Krassum, aan de door St. Bonifatius gestichte abdij Fulda. In 855 schenkt een zekere Folker, naar alle waarschijnlijkheid familie van de genoemde Diederick, landerijen, eveneens o.a. te Feerwerd, Antum en Krassum, aan de abdij Werden. De kerk van Garnwerd behoorde, evenals die van Winsum, toe aan de abdij Werden. Uit de patroonkeuze van de kerk van Garnwerd, St. Ludger, blijkt uiteraard de nauwe band met de abdij Werden. De pastoors van Garnwerd en Winsum fungeerden in die tijd als een soort rentmeesters, die de inkomsten uit de omliggende abdijgoederen inden voor de Werdense abt. Tevens hadden zij de plicht de abt en zijn gevolg onderdak en voedsel te verschaffen, wanneer deze op bezoek kwam.
Uit het jaar 950 is een oorkonde bewaard met betrekking tot grondbezit te Baflo. In dat jaar namelijk schenkt de Duitse koning Otto 1 koningsgoed, o.a. te Baflo, Rasquert, Schilligeham, Lutke Saaxum en Ernstheem, aan het klooster Pöhlde in de Harz. Naar alle waarschijnlijkheid bezat Otto dit goed in en rond Baflo uit de nalatenschap van zijn grootmoeder (van moederszijde), Reginhilda, die van Deens-Friese afkomst was.
Koning Hendrik III zal later de kerk te Baflo overdragen aan de bisschop van Münster. De oorspronkelijke kerktienden van Baflo werden in 1042 geschonken aan de abdij Ueberwasser te Münster.
Baflo kende naast koningsgoed dus ook een bisschoppelijk (Münsterse) hof, waartoe land behoorde onder o.a. Lutke Saaxum, Ernstheem en Schilligeham. De patroon van de Bafloër kerk, St. Laurentius, was bij de Ottonen zeer geliefd.
Naast het koningsgoed en de goederen van de abdijen te Fulda, Pöhlde, Werden en Münster in onze regio is ook nog een schenking bekend, die in 970 gedaan werd door een zekere (graaf) Wichman van Hameland aan het door hemzelf gestichte vrouwenklooster van St. Vitus op de Elterberg bij Elten.
Deze schenkt dan met toestemming van Otto 1 al datgene wat hij in Marne, Hunsingo, Fivelgo en Middag in bezit of van de koning in leen had. Mede op grond van de patroon van de kerk te Kantens, eveneens St.Vitus, kwam Noomen tot de voorzichtige hypothese dat dit Eltense goed wellicht in en rond Kantens, Middelstum en Stitswerd gezocht moet worden. De tienden van dit deel van de oude parochie Baflo waren later in bezit van de abdij Ueberwasser te Münster. Ook hier zou het dan kunnen gaan om oorspronkelijk koningsgoed.
Tenslotte lichtte Noomen de Middeleeuwse situatie te Winsum nader toe. Globaal blijkt grondbezit, dat later bij de oostelijke Ripperdaborg behoorde, reeds omstreeks 1000 bezit te zijn geweest van de abdij te Werden.
De kerk van Winsum en het omliggende terrein vormden samen met dit goederencomplex één geheel (Wie zou toch de patroon van de Winsumer kerk zijn geweest?). Het door koning Hendrik IV in 1057 aan Winsum verleende markt-, tol- en muntrecht lag in ieder geval buiten dit Werdense eigendom. Wellicht moet dit grafelijke domein, dat in die jaren beheerd werd door graaf Ecbertus van Brunswijk, gezocht worden aan de westzijde van de Hoofdstraat, op het terrein van de latere westelijke Ripperdaborg. Oorspronkelijk zou hier dan ook sprake geweest kunnen zijn van koninklijk bezit, wellicht ook uit de nalatenschap van de Ottonen.
Jakob Derks Knol | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1787 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trienje Onnes Vennema |